El lamento de las imágenes, regie Paula Rodríguez © World Cinema Amsterdam

¿Es usted feliz? Bent u gelukkig? Dat is de vraag die Alfredo Jaar eind jaren zeventig de straten van Santiago de Chile in slingerde. De vraag verscheen in zwarte letters op witte borden op een kiosk, onder een klok, bij een prullenbak, in een bushokje. Mensen konden hem soms beantwoorden door een simpele ‘ja’ of ‘nee’ in een doos achter te laten, maar om de antwoorden was het de kunstenaar van Studies on Happiness (1979-81) uiteindelijk niet te doen. Al snel verhuisde hij van Santiago naar New York.

De documentaire El lamento de las imágenes (2017), het klaaglied van de afbeeldingen, is een productie van Paula Rodríguez, een Chileense regisseur die eerder een film maakte over Isabel Allende, familie van president Salvador Allende die stierf op de dag van de staatsgreep door Pinochet, en de documentaire Pinochets kinderen, over opgroeien onder revolutie en leven in de maatschappij die dat bracht. Met de productie over Alfredo Jaar staat Rodríguez opnieuw midden in die Chileense geschiedenis, want ook het kunstenaarschap van Jaar, geboren in 1956, is naar de revolutie terug te leiden. En wel naar een specifiek moment, door de kunstenaar in zijn werk verbeeld als een reeks cijfers: 11.09.1973.12.10. Dat staat voor 11 september 1973, de dag van de militaire coup, en 12.10 voor het tijdstip waarop de eerste bom neerkwam op het presidentiële paleis in Santiago de Chile. De beelden van de verwoesting kwamen terecht in Jaars vroege kunstwerken.

El lamento de las imágenes is tevens de titel van een kunstwerk van Jaar dat bestaat uit twee identieke tafels met als tafelblad een lichtbak, de een met vier poten op de grond, de ander daar recht boven, op zijn kop, met vier poten vanaf het plafond. Het zijn typische werktafels voor een fotograaf, maar in dit kunstwerk is geen foto te zien, alleen het licht dat schijnt tussen de twee werkbladen, heen en weer, in een weeklacht om het beeld.

Kunst bij uitstek kan schoonheid inzetten om horror te communiceren

Het is een van de zeldzame kunstwerken van Jaar waar geen afbeelding in voorkomt. Zijn oeuvre is ervan vergeven, net als zijn studio in New York, laat deze documentaire zien. Foto’s, krantenknipsels en tekeningen liggen er opgeborgen in archiefkasten en tussen stapels vloeipapier. ‘Ik ben een kunstenaar omdat ik de wereld niet begrijp, maar wel zou willen begrijpen’, vertelt Jaar in de film. ‘Ik moet de wereld begrijpen. Wanneer ik daartoe in staat ben, kom ik in actie.’ Dan maakt hij zijn kunst, die hij omschrijft als een combinatie van informatie en poëzie.

Rodríguez brengt de balans tussen die twee prachtig in beeld: het vergaren van de feiten en het ontstaan van de poëzie met de presentatie van het uiteindelijke werk. Jaar opereert voortdurend in gaten, tussen geschiedenissen, tussen continenten, tussen twee tafels. Bijvoorbeeld door een witte wolk vol ballonnen los te laten op de grens tussen Mexico en de Verenigde Staten. Door in de leegte te duiken tussen de slachtoffers van de genocide in Rwanda en wat hij noemt de ‘criminele onverschilligheid’ van de media. Door in de stilte te wroeten die viel tussen de Afrikaanse boer die bereid was afval op zijn land te stallen en de Europese bedrijven die hem daarmee vergiftigden.

Maar ook door tussen twee Amerika’s in te gaan staan. Midden op Times Square presenteerde hij de korte film A Logo for America. Op een beeldscherm tussen alle beeldschermen op het plein verscheen zijn boodschap ‘This is not America’, gevolgd door een logo dat beide Amerika’s belichaamt, Noord én Zuid. Jaar: ‘Ik bewandel de dunne lijn tussen binnen en buiten, omdat ik het gevoel heb op hetzelfde moment aan beide kanten te staan.’ Mensen die hem vragen waarom zijn werk misstanden in verre landen aankaart, hebben er niets van begrepen: het werk gaat over hemzelf, over onze gedeelde wereld.

Jaar vertelt hoe hij in de jaren tachtig als nog onbekende kunstenaar in een (speciaal gehuurd) vliegtuigje naar een goudmijn in Brazilië stapte om de misstanden daar met eigen ogen te aanschouwen. De beelden die hij er schoot – een danse macabre van jonge mannen met zakken op hoofd en schouders, hun voeten klompen modder, hun verweerde huid met een gouden gloed – bracht hij mee terug naar New York. Hij toonde ze in het ondergrondse metrostation Spring Street, de laatste stop voor Wall Street, waar beurshandelaren in pak met schone handen speculeren over de hoofden van deze jongens, veilig ver weg. Hij vertelt hoe hij op eigen gelegenheid naar Rwanda reisde toen de berichtgeving over de genocide tekortschoot. Steeds laat hij zien hoe de wereld vergeven is van beelden; ogenschijnlijk van alle kanten verbonden, maar in werkelijkheid bestaand uit harde scheidslijnen. Om iets te zien, moet je kijken. En kunst bij uitstek kan schoonheid inzetten om horror te communiceren.

In de documentaire volgen we Jaar door de wereld, niet naar Rwanda en Brazilië maar naar Turijn, Berlijn, Venetië en Santiago. Langzaam dringt zich het beeld op van het gat tussen kunstwereld en de wereld die schuilgaat achter de kunst. Soms is dat een kloof, soms een ravijn. ‘Cultuur is ons waardevolste kapitaal’, zegt Jaar in een speech bij de opening van zijn show in een white cube in Helsinki. De ruimtes waar kunst wordt getoond noemt hij de laatste plekken voor vrijheid. Hij is als kunstenaar de uitverkorene die zich daarin mag bewegen.


Alfredo Jaar, El lamento de las imágenes,worldcinemaamsterdam.nl. Tevens heeft Jaar van 26 januari t/m 12 mei 2019 een tentoonstelling in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam; nederlandsfotomuseum.nl