Het komt vreselijk traag op gang, het is in een karige taal gesteld, het is vijftig bladzijden te lang en toch is What is the What van Dave Eggers (2006) een sleutelwerk van de jaren nul. Waarom? Omdat Eggers de grenzen van de literaire non-fictie heeft verlegd. In een tijd dat het genre aan het verwateren was tot een verteltruc waarin een dunne autobiografische lijn als wasdraad begon te dienen om allerlei wetenswaardigheden aan op te hangen, heeft hij zichzelf radicaal buiten beeld gemanoeuvreerd. Bij Eggers geen verslag over zijn ongetwijfeld ontroerende ontmoeting met Valentino Achak Deng, geen spannend reisverhaal over zijn trip naar Soedan, geen mijmeringen over de, ja, toch wel heel trieste toestand in Darfoer terwijl hij in een restaurantje in Kartoem een pittig streekgerecht tot zich neemt, nee. Dat soort ijdelheden waar zoveel literaire non-fictie de laatste jaren onder gebukt ging, heeft hij radicaal verbannen.
What is the What is het resultaat van vele uren praten met een Soedanese vluchteling die in de Verenigde Staten is beland na een erg beproevende vlucht uit zijn vaderland. Zijn familie is versplinterd, Arabische milities teisteren zijn streek, te voet gaat de tocht naar een vluchtelingenkamp in Ethiopië. Maar Eggers laat zijn informant aan het woord als schreef hij diens autobiografie. Hij is letterlijk zijn ghostwriter: hij schrijft voor hem over hem, maar zonder zichzelf. Hij is in deze tekst enkel aanwezig als geest.
Ik zeg niet: hij is afwezig in zijn tekst. Nee, elke bladzijde, elke zin, elk woord is door en door Eggers. Als auteur is hij uitdrukkelijk aanwezig in elk aspect van het boek. Dit werk is een creatieve daad van de auteur Dave Eggers. Hij is het die uit de veelheid aan herinneringen en verhalen dit ene, grote levensverhaal heeft gedistilleerd. Hij heeft het expliciet ‘a novel’ genoemd, om aan te geven dat het werk in lichte mate gefictionaliseerd is. Dat was niet nodig, maar het verhelderde wel veel: hier heeft iemand wel degelijk gesleuteld met materiaal.
Dave Eggers heeft de durf en de bescheidenheid gehad om het materiaal groter te laten zijn dan zijn auteurschap. In de zoektocht naar een relevant vertelperspectief heeft hij zich kleiner en kleiner gemaakt om dat materiaal tot volle recht te laten komen. In het Nederlandse taalgebied ondernam Lieve Joris iets gelijksoortigs in Het uur van de rebellen, dat in hetzelfde jaar verscheen als What is the What. Dat werk is zonder meer het moedigste maar tragisch genoeg ook het meest miskende van haar drie grote boeken over Congo, allicht ook het taaiste. In feite ging zij daarin nog een stap verder dan Eggers, door niet te kiezen voor zomaar een slachtoffer van een van die vele smerige burgeroorlogen waar Afrika een patent op heeft, maar jarenlang op pad te gaan met iemand die zowel dader als slachtoffer was, iemand die het van rebel tot generaal had geschopt.
Dat soort non-fictie maakt de droom van het aloude New Journalism weer helemaal waar: dat de werkelijkheid zich soms beter laat ontvouwen in een licht gefictionaliseerd boek dan in de dagelijkse verslaggeving over het vliedende heden.