© Ambo|Anthos

Welk boek ligt naast uw bed?
Goodbye to All That van Robert Graves, een biografie die deels gaat over zijn tijd in de Eerste Wereldoorlog. Het boek heeft een Britse, misschien begin-twintigste-eeuwse humor die ik erg leuk vind. Zelfs wanneer hij schrijft over moeilijke dingen is hij heel rap en vermakelijk. Het is heel aangenaam om iets zo geruststellends te lezen, om een stem te lezen van iemand die door moeilijke dingen is gegaan. Ik wist altijd al dat Robert Graves bestond, maar ik heb nooit een kans gehad om zijn boek te lezen, tot nu. Ik ben op een moment in mijn leven waarop ik besef dat ik misschien niet lang genoeg leef om alles gelezen te krijgen. Ik ben 51, de tijd is snel gegaan. Als God het wil is er nog steeds veel tijd om te lezen, maar ik ga niet alles kunnen lezen.

Als u iets zou kunnen veranderen aan wat u heeft geschreven door de jaren heen, wat zou dat zijn?
Ik lees nooit iets terug van wat ik heb geschreven. Als ik ergens spijt van heb, dan is het meer van de dingen die ik niet heb geschreven. Ik zou willen dat ik vrijer was geweest. Als ik terugkijk naar mijn jongere ik, dan merk ik dat ik veel twijfelde. Nu geef ik fulltime les, ik heb moeite met de tijd vinden voor mijn eigen werk. Toen ik de tijd had, rond mijn twintigste, wat was ik aan het doen? Lezen, denk ik. Aan de andere kant: Meisje in brand had ik alleen nu kunnen schrijven, op dit moment in mijn leven. Het gaat over hoe we projectie en verbeelding gebruiken, hoe we verhalen bedenken om elkaar te begrijpen. Er zijn nogal wat vaststaande verhalen in de hedendaagse Amerikaanse cultuur over wat het betekent om een jonge vrouw te zijn, en dat zijn niet echt gezonde verhalen. Ik zag mijn kinderen en mijn nichtjes en neefjes opgroeien, en werd bezocht door herinneringen aan hoe het voor mij toen was. En hoe anders het nu is. Het was een wedergeboorte voor mij om verleden en heden samen te brengen. Als het alleen het verleden was geweest, dan was het een heel ander boek geworden.

Wie van uw tijdgenoten wordt over honderd jaar nog steeds gelezen?
Jenny Erpenbeck, de Duitse schrijfster die opgroeide in de DDR. Zij lijkt mij iemand wier werk zal meegaan. Ze schrijft over grote dingen, maar niet op een luide wijze. Je wil niet iemand hebben die op drums slaat en zegt: dit is een belangrijk boek! Als iemand iets groots schrijft zonder dat er zelf bij te zeggen, is dat fijn.

Wie zijn uw favoriete dichters?
Er zijn er een aantal, maar een van mijn favoriete, nog levende dichters is een Amerikaanse dichteres: Louise Glück. Ze is waarschijnlijk zeventig, maar ik wil haar niet oud doen voorkomen. Ze is al sinds de vroege jaren zeventig aan het werk.

Welke schrijver is naar uw idee het meest overschat?
Onderschat is makkelijker. Ik vertel iedereen dat ze Willa Cather moeten lezen. Ze is een prachtige, zeer Amerikaanse, schrijver. Ons begrip van twintigste-eeuwse moderniteit is dat die macho-achtig was en op Europa gericht. Maar zij schreef ook in die tijd en ze schreef over West-Amerika. Ze deed dat niet op een Little-House-on-the-Prairie-manier, niet op een naïeve wijze. Mijn favoriete boek van haar is Death Comes for the Archbishop. Op een bepaalde manier is het vredig, de plot is kalm.

Wat betreft overschat: ik zou bepaalde antwoorden kunnen geven, die ik niet zal geven. Tom Wolfe. Hij is zojuist gestorven en ik stond versteld van de ruimte en aandacht die aan hem gegeven werd. Hij was niet een heel goede romanschrijver, hij was meer interessant als journalist. Zijn fictie was voor de hand liggend. Als het een schilderij zou zijn, dan zou het in primaire kleuren geschilderd zijn, het is basic. Het maakt het makkelijk te verteren, maar ik word moe van makkelijke fictie.

Heeft een recensent ooit iets kritisch over u geschreven waarvan u dacht: hij heeft een punt?
Ja! Ik herinner me dat een recensent ooit zei over een scène in De kinderen van de keizer, een scène met een huishoudster, dat het niet in het boek thuis hoorde. Ik begreep dat wel, had er al over getwijfeld. Ik wilde dat hij erin zat, het was namelijk de enige stem die niet van een white-men’s-problems-wereld kwam. Ik lees recensies wel, het idee dat anderen weten wat er in de recensie staat en jij niet staat me niet aan. Zelfs als een recensie slecht is, is het niet zo slecht als in mijn verbeelding.

Welk personage uit de wereldliteratuur zou u voor een diner uitnodigen?
Als ik een personage zou moeten kiezen, zou het Marcel zijn van Proust. Hij is geïnteresseerd in muziek, kunst, literatuur, geschiedenis en volgens mij ook in mensen, in de psychologie en geschiedenis van mensen. Proust zelf was zeer ziekelijk, en zou misschien genotzuchtig kunnen zijn of egocentrisch op een bepaalde manier. Marcel in het boek is dat niet. Ik hou van taal, en de muzikaliteit van taal, van metaforen en beschrijven enzovoort, maar uiteindelijk gaat het mij om de mensen. Elke keer als ik Proust weer oppak, ben ik dol op de kleine terzijdes over menselijke ervaringen: dingen die je voor jezelf houdt, maar hij heeft opgeschreven. Hij schrijft bijvoorbeeld over een gevoel dat je hebt wanneer je goed nieuws hebt gekregen, maar nog geen tijd hebt om erbij stil te staan. En het is bijna alsof je het samenvouwt en dicht bij je hart stopt. Om de zoveel tijd vraag je je af waarom je zo gelukkig bent, en herinner je je: o, het is vanwege dat. Proust beschrijft deze kleine menselijke dingen.

Wat is qua lezen uw ‘guilty pleasure’? En daarbuiten?
Een goed politiedrama op tv. Wat betreft lezen ben ik op een punt gekomen dat enkel iets lezen voor mezelf en niet voor colleges als een gestolen moment voelt.

Met welk van uw boeken heeft u de diepste band?
Een lange tijd zou ik mijn tweede boek, The Last Life, gezegd hebben. Maar nu zeg ik The Woman Upstairs, dat gaat over de vraag wat het betekent om vrouw en kunstenaar te zijn. Het idee van het autistische genie, dat enkel één ding doet, is een zeer mannelijk idee. Een vrouw die zo is, is een probleem. Ik zag het gebeuren toen ik kleine kinderen had, op de kleuterschool. De jongens gaan naar hun hoekje om een lego-kasteel te bouwen. De meisjes gaan met z’n allen aan een tafel zitten om te tekenen en te praten met elkaar, om elkaar te bekritiseren: het is een groepsactiviteit. Om jezelf dan te distantiëren, om te zeggen ik wil mijn eigen project doen, zorgt voor gedoe. De positie van een kunstenaar is die van een buitenstaander, de positie is zeggen ‘ik verwijder mezelf van de groep, ik kijk, observeer en schrijf er namelijk over’. En er zijn zoveel redenen waarom dit problematisch is voor het sociale weefsel. De schrijver Alice Munro deed alsof ze ziek was om zich terug te trekken en te kunnen schrijven. Het was beter zelfs om ziek te zijn dan te zeggen: ik schrijf.

Heeft u verborgen talenten?
Ik ben een goede imitator, mijn man, James [Wood, literair criticus en schrijver – ab], ook. We doen vaak acts.

Welk boek zou iedereen op zijn achttiende gelezen moeten hebben?
Iedereen in de hele wereld? Een van mijn studenten, Michelle Kuo, heeft een boek geschreven dat Reading with Patrick heet. Het gaat over het jaar dat ze doorbracht met een gevangene, waarin ze hem leerde lezen en schrijven. Het gaat over de macht van taal, over de vrijheid die je hebt wanneer je kunt zeggen wat je bedoelt. Ieder schoolkind dat denkt: waarom zou ik mijn huiswerk moeten doen? zou dit boek moeten lezen.

Wat is het interessantste dat u onlangs van een boek geleerd heeft?
Ik weet niet meer hoe het boek heette, of wie de auteur was. Het ging over het oog en het brein, en dat ons brein enkel dertig procent registreert van wat we zien en de rest aanvult met de kennis die we al hebben. Ik heb dit veel gebruikt voor Meisje in brand.

Paolo Sorrentino of Wes Anderson: Wes Anderson

Zadie Smith of Joan Didion: I am generationally split, Joan Didion

Jane Austen of Virginia Woolf: Woolf

Camus of Sartre: Camus

Houellebecq of Roth: Roth

Ferrante of Knausgard: Ferrante

Hockney of Warhol: Hockney

Tolstoj of Dostojevski: Tolstoj. Ooit zou ik Dostojevski gezegd hebben, this is midlife for you…

Tsjechov of Alice Munro: Dit is niet eerlijk! Alice Munro