
In uw boeken vermengt u vaak fictie met non-fictie, zo ook in De revolutie van Pelle. In het gedeelte over uw jeugd vertelt u dat u uw verhalen altijd al graag met fantasie aanvulde. Uw vriendin Nadette vond dat niet zo erg. Het kón waar zijn, dat was goed genoeg. Denkt u ook zo over uw boeken?
Nou, nee hoor. Ik ben wel wat kritischer wat dat betreft. Kijk, ik kon natuurlijk nooit weten wat mijn oma allemaal gedacht of gedaan heeft. Of dat precies klopt, doet er verder ook niet zoveel toe. Maar ik schrijf ook de geschiedenis van de omgeving waarbinnen mijn oma gefunctioneerd heeft. Ik heb ervoor gezorgd dat die zo correct mogelijk is. Dat heb ik gedaan op basis van oude kranten, zoals Recht voor Allen van socialist Domela Nieuwenhuis. Die bleek een schat aan informatie te bevatten, dat helemaal nergens is vastgelegd. Nergens! We moeten de geschiedenis ook een beetje terughalen. Die wordt nu toch verteld zoals de heersende klasse dat graag ziet.
Wat was het leukste moment tijdens het schrijven van De revolutie van Pelle?
De eerste keer dat ik een Recht voor Allen vond. Daarin werd verslag gedaan van een toespraak van Domela Nieuwenhuis op De Heide, vlak bij IJmuiden. De hele zaal zat vol. Ter afsluiting werd de Marseillaise gezongen, het lied van de vrijheid, het verlangen naar gelijkheid. Ik zat gewoon te huilen toen ik het las. Ik vond het zo aangrijpend. Die nacht heb ik nauwelijks kunnen slapen, ik was zo opgewonden. Potverdikkie, dacht ik, dit kan iets heel bijzonders worden.
Wat heeft u het meest verbaasd tijdens het onderzoek voor uw nieuwste boek?
Dat er zo’n enorme sociale beweging is geweest hier in IJmuiden. Er werden bijeenkomsten gehouden in schuren, met wel zes- tot achthonderd mensen. Dat waren ongeschoolde, doodarme mensen, die samenkwamen om te leren. Er werd voorgelezen uit Max Havelaar. Er waren toneelgezelschappen, zangverenigingen, alles wat ik mooi vind aan een gemeenschap. Dat is hier geweest, maar het is zwaar onderdrukt, met geweld verbannen uit de herinnering. Ik heb met open mond die geschiedenis zitten lezen. Toen ik er een totaalbeeld van had, wist ik dat het misdadig zou zijn als ik er niet een mooi verhaal van wist te maken.
Zou u willen dat uw boek de mensen in IJmuiden weer wat inspireert?
Natuurlijk! Ik zou willen dat ze wat zelfbewuster zouden zijn, wat hun eigen achtergrond betreft. Ik schrijf over hun overgrootouders, zo lang is het niet geleden. Ik zou willen dat ze weer een wat beter klassengevoel zouden krijgen. In dit gebied heb je veel mensen die PVV of FvD stemmen. Die vreemdelingenhaat, dat vind ik verschrikkelijk. IJmuiden bestaat nog maar heel kort, sinds 1872. Iedereen die hier is komen wonen, was op een bepaalde manier een gelukszoeker. Ik zou willen dat mensen zouden nadenken over waar ze zelf vandaan komen, over hoe de geschiedenis in elkaar steekt. Zo ben ik nog wel, een echte activist.
Ziet u het schrijven van uw boeken als een daad van activisme?
Ja, zeker. Anders zou ik het ook niet volhouden. Het is een lang proces, soms is het echt afzien, vooral in de laatste fase. Dan is het fijn om een missie te hebben.
U doet het ergens voor.
Ik doe het beslist ergens voor. Ik weet ook dat mijn boeken in de bibliotheken blijven staan. Elk jaar worden ze weer veel uitgeleend. De bibliotheek hier in IJmuiden schaft wel tien exemplaren aan, omdat de wachtlijsten anders te lang zijn. Mijn nieuwste boek is duur, dus veel van mijn lezers zullen wachten tot het in de bibliotheek komt. Dat vind ik verder prima, ik hoef er niet rijk van te worden. Ik wil dat het gelezen wordt!
In De revolutie van Pelle schrijft u over uw oma, uw moeder en uzelf. In uw zucht naar revolutie lijkt u vooral door uw oma geïnspireerd. Hoe inspireerde zij u?
Over mijn oma werd gezegd dat ze eigenwijs was, ‘een rooie’. Ze liet zich door niemand iets vertellen en was voor niemand bang. Dat was precies wat mij aansprak. Dat had ik nodig om te kunnen ontsnappen aan die akelige, burgerlijke, benauwende periode van de jaren vijftig en zestig. Als kind wilde ik tekenen, toneelstukken schrijven, ik schreef zelfs een opera! Dat werd puur negatief beoordeeld. Alles. Ik kreeg het gevoel alsof ik abnormaal was. Ik keerde helemaal naar binnen. Het enige wat ik nog kon doen, was een eigen wereld creëren.
Hoe deed u dat?
Ik tekende stripverhalen, speelde marionettentheater. Daar heb ik nog echt plannen mee, trouwens. Mijn hele leven heb ik al een groot marionettentheater willen maken, maar het is er nooit van gekomen. Ik ben zo in de anti-apartheidsbeweging verzeild geraakt en toen ben ik gaan schrijven. Maar nu ga ik het doen. Nu ben ik 75. Niets en niemand kan mij meer tegenhouden!
Als u geen schrijver zou zijn, wat zou u dan zijn?
Striptekenaar, of marionettenspeelster, of actrice, of toneelschrijfster… Zeker iets in de creatieve hoek. Ik ben ook een heel goede organisator. Een vriendin van mij zei een keer: jij zou enorm goed floreren in de misdaad. Maar niet in de politiek, hoor. Toen ik ophield met de anti-apartheidsbeweging is mij wel eens gevraagd of ik dat niet wilde. Maar daar heb ik helemaal het geduld niet voor. Ik ben ook niet zo’n enorme democraat. In het activisme werkt dat ook anders. Dan wordt er iets besloten en moet het ook zo uitgewerkt worden. Zo zit ik ook in elkaar.
Heeft een recensent ooit iets kritisch over u geschreven waarvan u dacht: hij heeft een punt?
Jawel, zeker. Vooral in het begin natuurlijk. Dat ik een bepaald karakter niet had uitgewerkt, of zo. Dat snijdt dan door je ziel. Je bent woedend! Denkt over die persoon: me dood! Ik hoop dat-ie onder een auto komt! Allemaal vreselijke gedachten. Maar ondertussen weet je dat er iets in zit. Het blijft dan wel een tijdje bij je.
Doet u daar dan wat mee?
Natuurlijk! Je moet jezelf blijven ontwikkelen. Als je weigert te accepteren dat je in ontwikkeling bent, dan kun je beter helemaal nergens aan beginnen.
Wat is belangrijker, taal of de verhaallijn?
Het een kan niet zonder het ander. Je kunt wel een hele sterke verhaallijn hebben, maar met een krakkemikkige taalbeheersing wordt het niets. Ik zoek altijd naar een hele simpele, eenvoudige taal, omdat ik een toegankelijk boek wil schrijven. Een boek dat gelezen kan worden, ook door de slager in IJmuiden.
Welk boek ligt er naast uw bed?
Op dit moment geen enkel, eerlijk gezegd. Voor luxe-lezen heb ik vaak geen tijd meer. Na een hele dag met taal bezig zijn achter mijn laptop, vind ik het ’s avonds wel erg fijn om een lekker Netflix-filmpje te kijken. Ik ben een grote filmfan. Morgen wordt er weer een nieuwe dvd bezorgd, Triangle of Sadness. Die heeft mijn dochter me aangeraden. Het geld haal ik er wel uit, want een goede film zie ik wel vier of vijf keer.
Wat is uw favoriete film?
The Grand Budapest Hotel. Sowieso van die filmmaker, Wes Anderson. The French Dispatch vond ik ook heel mooi.
Wat vond u het mooiste aan The Grand Budapest Hotel?
De ontzettend liefdevolle manier waarop het verhaal verteld wordt. Het is zo mooi, zo zacht. Al zitten er natuurlijk ook hele afschuwelijke figuren in. En het spelen met de tijd.
Als u een schrijver zou kunnen zijn waar en wanneer dan ook, waar en wanneer zou dat dan zijn?
Oef… Ik denk in tsaristisch Rusland. Dat heeft zo veel mooie literatuur opgeleverd, dus dat moet wel iets geweest zijn.
En dan wordt u ook gelijk revolutionair?
Ik denk het wel ja! Haha. Ja, zeker!
Welk boek zou iedereen op zijn achttiende gelezen moeten hebben?
Das Kapital van Karl Marx.
Heeft u dat op uw achttiende gelezen?
Niet op mijn achttiende, wel op mijn tweeëntwintigste. Ik was toen redactiesecretaresse bij Trouw. Daar was een redacteur, een baldadig type, die mij aanmoedigde Lenin en Marx te lezen. Dat ben ik dus prompt gaan doen. Hij overhoorde me toen ook, we hadden er hele discussies over. Dat is fantastisch geweest, fantastisch! In één keer viel een hele hoop op zijn plek.
Adriaan van Dis of Breyten Breytenbach?
Nou ja, hoe kom je dáárbij! Adriaan natuurlijk, omdat het een hele goede vriend is. Breyten, omdat ik het onlangs weer met hem heb goedgemaakt, na vijftig jaar ruzie. Daar valt eigenlijk niet tussen te kiezen. Breyten is heel begaafd, een taalkunstenaar. Adriaan ook. Goed, Adriaan. Honderd procent.
Nelson Mandela of Domela Nieuwenhuis?
O, wat gemeen! Daar kun je niet tussen kiezen, natuurlijk. Maar als ik zou moeten kiezen, dan gek genoeg toch Domela Nieuwenhuis. Hij heeft over een hele lange periode, onder zeer moeilijke omstandigheden, leiding gegeven aan de socialistische beweging. Hij heeft toch harder moeten strijden dan Mandela, die vooral lang in de gevangenis heeft gezeten. Hoewel ik het een oneerlijke vraag vind, is mijn bewondering voor Domela Nieuwenhuis dan toch groter.