Het uitzicht vanuit uw appartement is op dezelfde haven waar u ooit als tiener voor het eerst Amsterdam binnenvoer. Wat voelt u bij dit uitzicht?
‘Dit uitzicht is troostrijk en zeldzaam mooi, zelfs op zo’n grijsgrauwe dag als vandaag. Ik bof met dit uitzicht.’

Wat is nu uw band met Suriname?
‘Ik wou dat ik kon zeggen dat ik geen band met Suriname had, maar het stemt triest, de armoede en ellende die daar heerst, corruptie, vriendjespolitiek. En dat het een hele raciale samenleving is. Ik word regelmatig gebeld, en Surinamers drukken zich vaak uit op paradoxale, indirecte wijze. “Mevrouw Ellen, hoe gaat het? Bij ons met Gods wil goed, ziet u die tv-beelden uit Su? Het is verschrikkelijk, mevrouw Ellen, ik wou dat u hier was. We zijn verlaten, mevrouw Ellen, ze hebben ons alleen gelaten."’

© Duy Quoc Vo

Last gaat over Lot, die op zoek is naar een thuis. In een land dat nog niet van haar is, maar ook in een land dat niet meer van haar is, en bij een man die eigenlijk niet goed voor haar is. Wat betekent het voor u om ergens thuis te zijn?
‘Ik ben thuis waar ik zelf ben. Dit appartement, waar ik nu alweer zes jaar woon, is mijn thuis. Datzelfde gevoel had ik in Paramaribo met een schitterend uitzicht over de Surinamerivier. Thuis is een uitzicht zonder al te veel belemmeringen. Ik vind het heerlijk om alleen te wonen. Dat niemand aan mijn spullen zit of aandacht afdwingt. Ik kan niet meer tegen de horigheid van echtparen.’

Waarom deze titel, Last?
‘Het gebukt gaan onder iets is dubbelzinnig. Ook een lading goud kan loodzwaar zijn. Ik ben bevoorrecht door mijn Surinaamse achtergrond en ervoer als kind een fikse voorsprong toen ik in Nederland op school kwam. De mulo die ik bezocht was een bezoeking. Ik was belast met al die kennis uit Suriname – ik wist te veel.’

Het motto van het boek is een citaat van Arthur Schnitzler, dat begint met: ‘De hemel beware ons voor het begrijpen.’ Wat betekent dat voor u?
‘Soms zie je op televisie lui die etaleren de wereld te begrijpen. Die nemen dan plaats aan een ronde tafel, hun gezichtsexpressies nu eens vol begrip, dan weer treurig of vrolijk. Ik ben een beetje bang voor mensen die overal verstand van hebben en overlopen van gevoel. Ze ventileren hun beste bedoelingen, en sleuren de kijker mee op hun niveau.’

Mengt u zich dan niet graag in het publieke debat?
‘Ha… nee. Nee, dat durf ik eerlijk gezegd niet. En wellicht heeft dat ook met andere dingen te maken, toen ik in Nederland aankwam waren er vrij weinig gekleurde mensen en er werd gauw van alles toegeschreven aan je uiterlijk. Je zelfbeeld wordt mede bepaald door hoe anderen naar je kijken. Neem bijvoorbeeld mensen die heel zwaar zijn, daar wordt van alles en nog wat over en voor bedacht. Goede bedoelingen: zou je niet wat minder suiker nemen? Op het ogenblik is er een jonge vrouw die heet… ik ben haar naam even kwijt, een Amerikaanse zangeres die enorm is…’

Lizzo?
‘Lizzo, precies. De manier waarop zij beweegt, en wat ze uitdraagt. Ze rekent af met iedereen die neerkijkt op of goede bedoelingen heeft met zware mensen.

Welke scène was er het eerst, van Last?
‘Het begon met dat gedicht van Rellum, Negerschap, omdat het zo veelomvattend is. Het maakte grote indruk op me als klein kind, die bloeiende vanille, ik vond het zo mooi klinken. Ik heb het wel eens voorgedragen toen ik een jaar of zes was, in het Surinaamse radioprogramma Kom maar naar voren. Ik trad daar op met versjes die ik nu nog uit het hoofd ken.’

Negerschap
is als bloeiende vanille
hoog in de bomen van het bos;
in wijde omtrek
laat de geur niemand los,
hij dwingt een ieder
om naar hem,
omhoog te kijken;

mij wikkelt het
in geur'ge, warme dekens,
mij smaakt het beter
dan ‘t lekkerste gourmet-banket;

’t is mij een bron
van trots:
mijn vlag,
mijn vuist,
mijn zon.

Eugene W. Rellum - Negerschap
Uit: Wortoe d'e tan abra: Bloemlezing uit de Surinaamse poëzie vanaf 1957 (1970)

Bijvoorbeeld?
‘Hendricus was eerst kerngezond/ Een dikke jongen, kogelrond/ Zijn hoofd was net een rooie bol/ op lekker eten was hij dol. Los van alle bagage, alle last die je met je meedraagt van voorouders enzovoort, wat onvermijdbaar is, is de Nederlandse taal voor mij van groot belang. Overigens is het versje uit het Duits vertaald.’

Wat was een sleutelmoment tijdens het schrijven van Last?
‘Er was een overgang. Het begon als een historisch werk, maar op een bepaald moment kwam ik erachter dat veel van de informatie nep was, met alle twijfel van dien. Als klein kind was ik in de ban van de bijbel omdat ik het zo'n eng boek vond, ik was een heilig boontje zodat ik in elk geval niet in het vagevuur zou belanden. Wij leerden dat Sefardische joden de inquisitie waren ontvlucht, dat ze het Jeruzalem van hun dromen aan de Surinamerivier vonden – Jodensavanne. Dat heb ik een hele tijd geloofd, ook toen ik volwassen was, want dat las je overal. Totdat ik er al schrijvende achter kwam dat het niet waar was. Toen stortte al mijn voorkennis in. Het was een moeilijk moment.’

Dus toen besloot u om fictie en non-fictie te verweven?
‘Ja, het is meer wat ze dan tegenwoordig een hybride vorm noemen. Een creolisering van literatuur, een mengsel van verschillende literaire genres. Het is een bevrijding geweest. Het eindigt ook op een journalistieke manier, met het broertje van meneer Nassy. Sefardische Portugese joden kwamen in 1935 in Suriname om jonge joodse wezen mee te nemen naar Nederland, en ze te laten omvormen tot “wezenlijke” joden. De identiteitspolitie van toen en nu. Het jongetje Leo Nassy reist per schip naar Amsterdam met zijn godsdienstleraar en komt terecht in een kindertehuis aan de Plantage Middenlaan. De Neurenberger rassenwetten werden tezelfdertijd in Duitsland ingevoerd. De jongen om wie dit gaat heeft mij jaren in de ban gehouden, ik was verlamd door het besef dat dit mogelijk was, wist niet hoe ik dit weerzinwekkends in Last moest verwerken. Wat was, wat is een jood? Leo Jacob Nassy werd in 1943 in Sobibor vermoord.’

Is dat ook wat zo interessant is aan Erwin Nassy, de man die u aan het einde van Last uitgebreid interviewt? Dat dit zijn broer is overkomen?
‘Niet zo zeer interessant, eerder diep treurig. Erwin Nassy woonde in Suriname en noemde zich een djadja srananman, een echte Surinamer. Zo aangeslagen door alles wat hem overkomen was, en ook door wat gebeurd was met z’n broertje. Hij kon het vooral niet verwerken dat hijzelf de dans ontsprongen was.’

Lots vader is een obsessieve verzamelaar van informatie over de Sefarden en de zwarte mensen op Jodensavanne. Zie ik iets van die obsessie bij u terug?
‘In zekere zin. Ik wil alles lezen, weten, achter dingen komen. Ik heb de mogelijkheid om boeken te kopen of naar bibliotheken te gaan en de mogelijkheid om te reizen, soms. Dat is voor mij van levensbelang, om zoveel mogelijk informatie op te doen in de korte tijd dat ik hier op aarde ben.’

Wat vindt u van Lot als mens, heeft u sympathie voor haar?
‘Zeker, hoewel ik dat soms niet zou willen. Zij is behoorlijk getormenteerd, waardoor ze niet genoeg geniet van zaken, altijd maar bezig is met hoe, wat, waarom. Ik zou willen dat ze wat meer zonder zorgen kon leven en net als ik achter een hoog raam kon zitten en uitkijken over het water.’

Was u ergens bang voor bij het publiceren van dit boek?
‘O, zeker. Om eens wat te noemen, dat woord ‘negerschap’. Sommige mensen hebben het over het n-woord, of de zwarte zaak. Ze hebben het liefst dat je kritiekloos mensen met een donkere huidskleur beschermt in naam van het zwartisme. Voor hen was ik bang. En ook van de joodse kant vreesde ik dat ze zouden zeggen: kan het niet een beetje minder?’

Is uw schrijven veranderd in dertig jaar schrijverschap?
‘Ja. Ik houd nog minder van breedsprakige schrijvers. Het moet echt to the point zijn, compact. Daar ben ik beter in geworden.’

Welk boek, geschreven door iemand anders, zou u zelf geschreven willen hebben?
‘De donkere kamer van Damokles, van Willem Hermans.’

Welke van uw tijdgenoten wordt over honderd jaar nog steeds gelezen?
‘Anil Ramdas, eeuwig zonde dat hij dood is. Het was iemand die veel te vertellen had en het bepaald niet makkelijk had.’

Welk boek ligt er naast uw bed?
‘Naast mijn bed ligt Boze brieven van Bijkaart. Ook Hermans dus. Ik heb last van slapeloosheid, en als ik die korte stukjes lees word ik zo blij dat ik soms rustig inslaap. En Hanny Michaelis ligt naast mijn bed, een vrouw die ik enorm waardeer. Ze is geen zeurpiet. Ze is ook dood, helaas. Ze is overleden, bedoel ik, van katten zeg je dat ze dood zijn. Ik heb haar persoonlijk gekend.’

Welk advies zou u geven aan een jonge schrijver?
‘Als het een vrouw was zou ik zeggen dat ze moet genieten van haar jeugd, dat ze zichzelf goed verzorgt en presenteert. Je woont in zo’n lijf, dat moet je goed onderhouden. Je moet weten wat je waard bent. En om te schrijven: rust. Orde. Voldoende slaap. Het is belangrijk dat je genoeg aandacht besteedt aan je houding, dat je niet ingestort tegenover iemand zit. Ik heb nog rechtop leren lopen met een boek op mijn hoofd.’

Waar besteden mensen over het algemeen te veel aandacht aan?
‘Opinies. Het schijnt dat mensen nu op het internet uren besteden aan hun eigen meningen en die van anderen. Ze kunnen beter Hermans lezen.’

Bent u gelovig?
‘Soms geloof ik dat er goeie mensen bestaan.’

Heeft u rituelen?
‘Heel veel. Ik sta dwangmatig op tijd op, zes uur, ook als ik moe ben, en ik kan niet aan de dag beginnen zonder een kop verse gemberthee. Zonder mijn gember loopt de dag niet goed.’

Welk boek biedt troost?
‘Heart of Darkness van Joseph Conrad. Dat lees en herlees ik. Het belooft niks, maar het troost wel.’

Mensen of dieren?
‘Ik houd van dieren.’

Thuis zijn of buiten de deur?
‘Ik houd van mijn huis.’

Paramaribo of Amsterdam?
‘Mijn huis in Amsterdam, nu.’

James Baldwin of Frantz Fanon?
‘James Baldwin.’

Alleen nog maar Hermans of nooit meer Hermans?
‘Dan alleen nog maar Hermans.

Weet je waar je niet naar hebt gevraagd? Ik houd heel erg van dansen. Ik dans heel vaak hier in huis. Ik houd van soulmuziek. Ik ben geen zuurpruim die alleen maar in de boeken zit. Dat werd ooit gezegd tegen mij: als je altijd maar leest gaat geen man van je houden.’

Maar het kan u geloof ik niet heel veel schelen wat mannen van u vinden.
‘Soms wel. Ik ben ijdel. En een man als Idris Elba zou ik alle ruimte geven, met de gedachte dat God bestaat.’