Welk boek, geschreven door iemand anders, zou u zelf geschreven willen hebben? 
Brieven uit Genua van Ilja Leonard Pfeijffer. Ik vind het zijn beste boek, beter dan Grand Hotel Europa dat soms wat wijdlopig is. Het is destijds door de kritiek ondergewaardeerd, maar het is een schitterend geschreven, veelzijdig boek. Ik zou het zelf geschreven willen hebben omdat dit het boek van een superieure columnist is. Hij behandelt in afzonderlijke hoofdstukken een breed scala van onderwerpen, uit het gewone leven, uit de politiek en uit de wereld van de kunst, hij is persoonlijk én zakelijk, en hij sluit af met een roerend liefdesverhaal. Pfeijffer wás ook een voortreffelijke columnist: voor nrc next  – helaas is hij daarmee opgehouden.

Wie van uw tijdgenoten wordt over honderd jaar nog steeds gelezen?
W.F. Hermans. Dankzij zijn onversierde stijl en universele thematiek zullen zijn beste boeken nog lang gelezen worden. Ik heb van Hermans al voor mijn twintigste alles gelezen wat ik te pakken kon krijgen, hij heeft mijn kijk op de wereld grondig veranderd. Ik ben opgegroeid in een rustig semi-katholiek milieu in de provincie en Hermans maakte me overtuigend duidelijk dat God niet bestaat en de mens vaak niet te vertrouwen is. Noodlot en chaos regeren, de werkelijkheid is nooit goed kenbaar en de mens blijft een onbegrijpelijk wezen. Dat is nogal wat. Later ben ik zijn wereld- en mensbeeld al te zwart gaan vinden, maar ik vind het nog altijd goed dat hij me op tijd van mijn naïviteit heeft genezen.

Heeft een recensent ooit iets kritisch over u geschreven waarvan u dacht: hij heeft een punt?
Ik kan het me niet herinneren, maar misschien heb ik het verdrongen. Het werk van columnisten wordt niet vaak gerecenseerd. Je moet het vooral hebben van min of meer toevallige reacties van vrienden, collega’s en gewone lezers. Op mijn politieke columns krijg ik vooral kritiek uit de ultrarechtse hoek, maar daar kan ik goed mee leven. Zolang ik merk dat ik een kring van trouwe lezers om me heen heb, kan ik vooruit.

Wat is qua lezen uw ‘guilty pleasure’? En daarbuiten?
Vroeger middelmatige thrillers. Daarbuiten: luisteren naar sentimentele popmuziek uit de jaren zestig (Billy Fury). Ik was jarenlang een lezer van de detectives van Ross Macdonald, een schrijver uit het hard boiled-genre. Een redelijk goede schrijver, maar het genre is beperkt en voorspelbaar. Je krijgt er op den duur genoeg van. Een thriller moet het hebben van zijn plot, als je hem uit hebt, blijft er weinig anders over. Dat merkte ik toen ik later Patricia Highsmith ging lezen: die verhief het genre tot belangrijke literatuur omdat ze met interessante, ingewikkelde personages op de proppen kwam.

Er staat een tafeltje langs de Seine klaar, met een roodgeblokt laken, twee wijnglazen, een kaars. Obers in jacquet staan paraat. 
a) Welk personage uit de wereldliteratuur zou u voor een diner uitnodigen?

Maarten Koning uit de romancyclus Het Bureau van J.J. Voskuil. Die boeken zijn uniek in de wereldliteratuur. Nooit eerder is het kantoorleven zo goed en grondig beschreven. Een groot deel van de mensheid brengt driekwart van zijn leven op kantoor door, ik heb er zelf ook een poosje gezeten, al heb ik het zo kort mogelijk gehouden omdat het me niet lag. Het is verbazingwekkend dat er in de literatuur zo weinig over terug te vinden is, want op kantoor bloeien levens op en gaan levens ten onder. Wat wil je als schrijver nog meer? Vermoedelijk zijn er te weinig schrijvers die het kantoorleven uit eigen ervaring goed kennen. Wat mensen ook veel op kantoor doen is eten, lunchen vooral. Het moet heerlijk voor ze zijn om ook eens chique langs de Seine te dineren.
b) Waar zouden jullie het over hebben?
Ik zou graag van hem willen weten hoeveel hij op de schrijver Voskuil lijkt en of diens vrouw Loesje zich ook volledig herkent in Nicolien, de vrouw van Maarten Koning. Zelf identificeer ik me maar ten dele met Voskuil en zijn alter ego Maarten Koning. Koning is een interessant personage en ik deel zijn nuchtere, illusieloze kijk op het leven, maar hij verkiest een isolement dat mij zou benauwen. Mijn vrouw is net als Loesje een rooie vrouw, maar ik vermoed dat daar de overeenkomst ophoudt.

Welk boek zou iedereen op zijn achttiende gelezen moeten hebben?
The Catcher in the Rye van J.D. Salinger. Het boek laat zien hoe moeilijk het kan zijn om je als kind aan te passen aan de eisen van de volwassenheid. Die overgangstijd is voor velen de moeilijkste periode van hun leven, in ieder geval voor Holden Caulfield, de hoofdpersoon. Ik heb het boek pas later gelezen, toen ik het niet meer nodig had, maar ik kan me voorstellen dat het voor veel jongeren een steun is, een soort troost, tijdens hun worsteling. Ze staan niet alleen, merken ze, velen zijn hen voorgegaan. In zijn beste boeken is Salinger een groot stilist, de meester van de schijnbare achteloosheid. Het gekke is: ik heb weinig met het zendboeddhisme, maar van Salinger kan ik het verdragen. Hij schrijft over neurotische, excentrieke mensen die vervreemd raken van de wereld en hij doet dat met empathie en humor. Voor mij de grootste Amerikaanse schrijver van de vorige eeuw.

Wat is het interessantste dat u onlangs van een boek geleerd heeft?
Dat iedereen, zoals Martha Gellhorn schrijft, één mens nodig heeft om van te houden en dat iedereen die kwijtraakt. ‘Ontbreekt die, dan is alles op drift en is de grondtoon grijs.’ Of ik zelf zo iemand in mijn leven heb? Ik zou zeggen: lees mijn columns. Ik ben haar gelukkig nog niet kwijtgeraakt, maar het zou niet best voor me zijn als dat gebeurde.

Welke klassieker heeft u, tot uw grote schaamte, nooit gelezen? / welke filmklassieker nooit gezien?
Misdaad en straf van Dostojevski. L’Intouchable van Benoît Jacquot. Misdaad en straf hoop ik ooit nog eens te lezen, maar ik durf niets te garanderen. De essentie van de klassieker is juist dat hij vaak ongelezen blijft.

Welke schrijver heeft het best over katten geschreven?
Rudy Kousbroek. Een groot schrijver. Kousbroek weet veel – en niet alleen van katten! – en hij beschrijft alles met indrukwekkende precisie. Wij maken in Nederland soms de fout om schrijvers die weinig of geen fictie hebben geschreven, zoals Kousbroek, lager in te schatten dan romanschrijvers. Zeer ten onrechte, zoals bij Kousbroek blijkt. En trouwens ook bij Renate Rubinstein, eveneens een van onze beste naoorlogse schrijvers.

Hemingway of Fitzgerald? Fitzgerald.
Camus of Houellebecq? Camus.
Tolstoj of Dostojevski? Tolstoj.
Tsjechov of Alice Munro? Tsjechov.
Hockney of Warhol? Hockney.
Jane Austen of Charlotte Brontë? Niet genoeg gelezen om te kunnen kiezen.
Harry Mulisch of Willem Frederik Hermans? Hermans.
Arnon Grunberg of A.F.Th. van der Heijden? Grunberg.
Wes Anderson of Michael Haneke? Haneke.
Haruki Murakami of Philip Roth? Roth.