© Bart Koetsier

Wat was het leukste moment tijdens het schrijven van uw nieuwe roman?
‘Als de dingen, zonder dat je erop aangestuurd hebt, bij elkaar komen. In De kapperszoon zijn dit de vliegramp van 1977 op Tenerife en het leven van een kapper. Op het moment dat twee van zulke delen die in je hoofd zitten elkaar beginnen te raken, besef je: hé, dit kan een boek worden. Je voegt het bij elkaar, schrijft nog twee hoofdstukjes en dan ben je klaar. Heerlijk. Die twee laatste hoofdstukken zijn dan misschien wel het fijnst om te schrijven, omdat die alles wat het boek in zich moet hebben, in zich hebben.’

Volgens recensenten en lezers gaan uw boeken over depressie, rouw en duisternis. Ziet u dat ook zo?
‘Ja, zeker bij nader inzien. Door die depressieve inslag zijn het ook boeken die op zoek zijn naar veiligheid, geborgenheid en rust. Maar het komt gewoon, ik ga niet schrijven met het idee dat het duister moet zijn. Later denk je dan: ja, er zit wel wat depressieverigs in.’

Dus tijdens het schrijven voelt het niet ‘depressieverig’?
‘Nee. Nee, dat niet.’

Welk boek zou iedereen op zijn achttiende gelezen moeten hebben?
‘Dat moet iedereen zelf maar weten. Wij lazen thuis niet, dus ik heb zelf weinig gelezen voor mijn achttiende. Mensen moeten misschien juist niet voor hun achttiende lezen, later pas, omdat je het dan echt begrijpt en kunt navoelen.’

Was lezen uiteindelijk een belangrijke motivatie voor u om te gaan schrijven?
‘Nee. Vanaf mijn 22ste kwam ik als huisschilder, waar ik in de vakanties geld mee verdiende, over de vloer bij Dolf Verroen, nu 93. Hij werd een goede vriend van me. En omdat ik daar was, ontmoette ik wel eens mensen. Schrijvers, zoals Miep Diekmann. De manier waarop die mensen met elkaar omgingen, de mooie kunst aan de muur… Ik dacht bij mezelf: goh, zo’n leventje wil ik ook. Het was voor mij een volstrekt onbekende wereld, want hoe je het ook wendt of keert: ik ben een boerenzoon. Toen heb ik geprobeerd kinderboeken te schrijven.’

Wat schrijft u liever, egodocumenten of romans?
‘Liever, liever… Ik moet zeggen dat ik, nu deze roman klaar is, erg tevreden ben dat ik nog in staat ben een roman te schrijven. Want dat komt toch volledig uit je dikke duim, dat is anders dan mijn egodocumenten bij Privé-domein. Het is allebei bevredigend. Zo’n egodocument gaat wel veel soepeler. Met een roman kun je vast komen te zitten, met zo’n egodocument niet, omdat het over jezelf gaat. Er komt iedere dag nieuw voer bij.’

Welk boek heeft uw leven het meest uitgedaagd?
Lord of Dark Places van Hall Bennett. Kijk, voordat mijn eerste roman uitkwam, heb ik andere dingen geprobeerd, geschreven. Dit was allemaal veel te vol, ingewikkeld en totaal niet goed. Toen las ik dit boek, wat me leerde dat alles mag. Dat klinkt misschien raar, want Boven is het stil is qua vorm een klassieke, rustige roman. Maar zelfs om dat te schrijven, moet je het besef hebben: alles mag en niets hoeft.’

Naar welk schilderij kunt u eindeloos staren?
‘Niet dat ik het doe, maar dan schiet mij onmiddellijk… God van wie is dat. In het Rijksmuseum en in de titel iets met Bathseba. Maakt ook niet uit: het schilderij is niet af, dat vind ik boeiend. Bij het schilderen dat ik deed, in de vakanties, vond ik ook altijd het voorwerk het leukst. Het afkrabben, gaten opvullen met plamuur, gronden. Dan moest de echte laklaag eroverheen en daar had ik nooit zoveel zin in. Het mooiste was als je nog kon zien dat eraan gewerkt werd. Ik vond het bijna jammer om daar de echte laklaag overheen te zetten.’

Het mooie zit in het grondwerk en niet in de oppervlakte?
‘Ja. Dat zal ook vast wel van alles betekenen. Leg het mij maar uit.’

Welke schrijver is het meest overschat?
‘In principe vind ik schrijvers overschat die veel romans verkocht hebben vanwege het onderwerp in hun boeken, in plaats van de literaire kwaliteit ervan. Splinter Chabot bijvoorbeeld. Confettiregen is een tenenkrommend boek. Dat heeft zoveel aandacht gekregen vanwege de worsteling met homoseksualiteit. Dan is het ook net alsof dit een openbaring is, terwijl er al ik weet niet hoeveel boeken over verschenen zijn. En Lale Gül, precies zo.’

Als u een schrijver kon zijn waar en wanneer dan ook, waar en wanneer zou dit dan zijn?
‘De oude Russische sferen vind ik wel een mooi wereldje, net als dat ik het wereldje van Dolf Verroen in zijn huis zo plezierig vond en je denkt: daar wil ik bij horen. Dat heb ik met de klassieke Russische schrijvers ook wel. Ik hou van dat liefdevolle, dat ze elkaar ‘gansje’ en ‘mijn duifje’ noemen.’

Wat was er van u geworden als u nu geen schrijver was geweest?
‘Hovenier, daar heb ik voor geleerd. In maart 2006 debuteerde ik met Boven is het stil en in juni 2006 studeerde ik af als gediplomeerd hovenier.’

Wanneer weet u: ik heb een verhaal voor een roman te pakken?
‘Er moeten minstens twee dingen bij elkaar komen, waardoor er iets ontstaat. Dus het moment dat het leuk wordt eigenlijk. Maar dat wat ontstaat, is eerder een sfeer dan een verhaal. Het verhaal staat bij mij altijd op plaats twee of drie. Met sfeer wil ik werken. Dat wat ademt. Maar een plot of een verhaal… Als je het woord al zegt denk ik: laat maar, dan word ik zo moe.’

Als u iets zou kunnen veranderen aan wat u heeft geschreven door de jaren heen, wat zou dat dan zijn?
‘Niets. Nee, niets. Dat is echt afgesloten. Best lang zeiden mensen dat er een vervolg moest komen op Boven is het stil. Ik moet er niet aan denken om weer in die personages te duiken, dat kan ook helemaal niet. Het is af.’

Als u de rest van uw leven nog maar één boek zou mogen lezen, welk boek zou dit dan zijn?
Het Bureau van Voskuil. Dan komen we weer terug bij sfeer: de sfeer in dat boek is alles. Het is het allerbeste Nederlandse boek ever. Dit boek kun je steeds opnieuw lezen.’

Heeft een recensent ooit iets kritisch over u geschreven waarvan u dacht: hij of zij heeft een punt?
(Lange stilte.)
‘Nee.’

Tolstoj of Dostojevski?
‘Dostojevski sowieso niet, die vind ik eng en akelig. Tolstoj is van de korte verhalen toch? Of nee, Tsjechov. Ik kies liever Tsjechov, die heeft mooie toneelstukken geschreven.’

Sally Rooney of Zadie Smith?
‘Sally Rooney vind ik niet veel aan, en Zadie Smith heb ik nooit gelezen. Dus allebei niet.’

Rembrandt of Vermeer?
‘O god. Geen flauw idee. Ze doen maar.’

Yeats of Keats?
‘Geen flauw idee, ken ik allebei niet. En dat is een goed antwoord, vind ik. Toch? Het is allemaal van die ouwe troep.’

John McGahern of Flann O’Brien?
‘McGahern! Voor literatuurfestivals kwam ik regelmatig in Ierland, en een daarvan was ooit gewijd aan John McGahern. Daar ter plekke heb ik al zijn werk gekocht en gelezen. En het is prachtig, wederom: sfeer.’