© Sanne de Wilde

Wat was het leukste moment tijdens het schrijven van Het water bewaart ons?
‘Het grootste deel van het boek schreef ik in een writers residence aan de oostkust van Amerika, ongeveer twee uur reizen van New York. Toen ik de eerste versie schreef, was ik het gelukkigst. Een writers high, een roes, het gevoel dat het zo moest zijn.’

Wat was de inspiratie voor dit nieuwste boek?
‘Er waren een paar verschillende vonkjes. Ten eerste de geschiedenis van Schokland, een voormalig eiland in de Zuiderzee dat werd bewoond door een weerbarstig volk dat niet weg wilde, hoewel het afbrokkelde en ze daar onder erbarmelijke omstandigheden woonden. Er gingen destijds complottheorieën rond dat de koning ze weg wilde hebben omdat er te veel inteelt en armoede zou zijn. Daarna ontstond er een nostalgische wens dat ze ooit terug zouden keren naar ‘hun beloofde land’. Daarnaast schreef ik voor de Volkskrant veel over alt-right, het terugtrekken in de bubbel en het ondergangsdenken. En tot slot was er een krantenbericht over een stel dat een zwakzinnige lifter had opgepikt, hem had opgesloten in een tuinhuis en seksueel had mishandeld. Die specifieke verhouding vond ik niet zo interessant, maar het idee wie uiteindelijk wie gevangen houdt wel. Op een gegeven moment botsten die drie dingen in mijn hoofd en ontstond het idee voor dit boek.’

Bedenkt u van tevoren het plot, of komt u al schrijvende achter het verhaal?
‘Voor dit boek heb ik het plot voor het eerst van tevoren uitgewerkt. Bij mijn vorige boek ging ik intuïtief te werk. Dat was destijds voor mijzelf verrassend, maar ik denk niet dat de lezer hoeft te merken of jij jezelf wel of niet verrast hebt tijdens het schrijven.’

Is dit werk daarmee ook een reactie op uw vorige boek?
‘Ik denk dat al mijn boeken reacties op het vorige boek zullen zijn. Door dit nieuwe boek ben ik bijvoorbeeld een beetje klaar met conventionele dialogen en met de thriller. Boeken schrijven is voor mij een oefening met de vorm. Zo weet ik nu al dat ik voor mijn volgende boek een mozaïekverhaal wil schrijven. Denk aan de films Amores Perros (2000) en Crash (2004).’

Wat zijn volgens u de beste boeken over het schrijven zelf?
‘Dat ligt eraan wat je erin zoekt. Veel van deze boeken staan op een spectrum van persoonlijk gemijmer en theoretisch gepeins, tot hele praktische tips. Zo ging het boek Zelf schrijver worden van Gerard Reve allesbehalve over het leren schrijven. De boeken van New Yorker-criticus James Wood, Tintelingen en Hoe fictie werkt, vond ik prachtig, maar boden weinig handvaten.’

‘Een boek dat wél uitkomst bood was Stein on Writing van Sol Stein. Wat is de kracht van een eerste zin? Wat is de motor van je verhaal? Hoe bouw je een personage? Het zijn heel fijne aanwijzingen voor een beginnend schrijver. Ook Spannende verhalen schrijven van René Appel was inzichtelijk.’

Is daarbij voor u de taal of het verhaal belangrijker?
‘Als je alleen voor het verhaal gaat moet je scenarist worden. Een roman draait om taal, al hoeft dat niet per se bloemrijke taal te zijn. Stijl moet vooral eigenzinnig en consequent zijn. Ikzelf houd wel van een strakke en heldere stijl.’

Dus als ik u zou vragen: Proust of Hemingway, dan is het antwoord al gauw duidelijk?
‘Zonder twijfel Hemingway.’

Desondanks bent u uitgeroepen tot ‘meesterverteller’ door de Stichting Verhalende Journalistiek. Dacht u: verhalen vertellen kan ik inmiddels wel, nu aandacht voor de taal?
‘Nee, de liefde voor taal zat er altijd al in. De techniek van het vertellen en plotten ben ik pas gaan leren door het bestuderen van verhalende journalistiek. En daardoor ben ik ook thrillerschrijvers gaan waarderen, waar mensen soms toch wat minzaam over doen.’

‘Voorheen las ik vooral plotloze boeken over tobbende twintigers, wat ik toen heerlijk vond, maar inmiddels ben ik daarvan afgestapt. Ik ben steeds meer van een goed plot gaan houden. Ik heb niet zoveel met de grote stroming van essayistische, autobiografische romanciers van nu. Zulke boeken zijn in mijn ogen vaak een individuele, intellectuele oefening, een meta-overpeinzing over het schrijven zelf. Ik heb bovendien niet zoveel zin om over dezelfde soort mensen als ik te lezen.’

Vindt u dat een symptoom van deze tijd?
‘Dat lijkt me voor zich spreken. Er is verder niets mis mee om over jezelf of een schrijver te schrijven, maar er zijn tegenwoordig zo veel metaboeken over schrijvers die een boek schrijven. Het is denk ik een reactie op de gedachte dat alle verhalen al verteld zijn, dus gaan schrijvers maar verhalen vertellen over hoe het is om een verhaal te vertellen. Het kan goed werken om die sjablonen heel opzichtig te maken, maar dat gekunstelde slaat het proza ook weleens dood. Het metagenre bestaat al honderd jaar, dus dat is óók natuurlijk allemaal allang gedaan.’

‘Met hem weet je nooit wat er die avond te gebeuren staat. Zo heb ik mijn vrienden en disgenoten het liefst’

In Brommer op zee prees u het werk van Édouard Louis. Hij doet dat in zekere zin toch ook?
‘Ik denk dat zijn boeken werkelijk een andere wereld aan zijn lezers laten zien, in plaats van iemand die in het Oosterpark zijn hond uitlaat. Ik denk niet dat ik zo’n memoires-achtig verhaal zou kunnen schrijven, omdat ik het moeilijk vind mezelf serieus genoeg te nemen om mezelf als personage neer te zetten. Ik heb een soort haat voor dat type mens, maar tegelijkertijd weet ik dat ik er zelf ook een ben.’

Schuilt daar ook een worsteling met uw eigen bubbel achter?
‘Klassenverschillen en hoe die tot uiting komen fascineren me. Ik kom zelf uit een bekakt milieu, en daar schaamde ik me altijd wel een beetje voor. Zo zat ik op voetbal en als mijn ouders eens kwamen kijken, ging het twee weken lang over wat ze hadden gezegd. Zoals mijn vader die eens de kleedkamer in kwam en zei: “Haro, heb je nog centjes nodig?” Of mijn moeder na een botsing op het veld: “Hemeltjelief Haro, wat hebben ze met je gedaan?” Dat werd nog weken geroepen als ik getackeld werd.’

‘Later besefte ik dat ik het maar beter kon omarmen, en ben ik bij het Amsterdamsch Studenten Corps gegaan. Maar dan wél bij het literaire dispuut dat neerkeek op het corps – hoe hypocriet dat ook is.’

Welk boek ligt naast uw bed?
‘Weg met Eddy Bellegueule van Édouard Louis, Buitenleven van Nina Polak – die gele kaft schreeuwt erom gelezen te worden –, Moeders lichaam van Joris van Casteren, een van de faxbundels van Nicolien Mizee en twee boeken over ouderschap, omdat ik net vader ben geworden.’

Gebruikt u toevallig een salontafel als nachtkastje?
Lacht. ‘Nee! Ik heb gewoon een heel hoge stapel gemaakt! Al blijven boeken soms wel een jaar daar liggen.’

Welk boek geschreven door een ander zou u zelf geschreven willen hebben?
‘Brightness Falls van Jay McInerney, over een stel dat in de jaren tachtig in New York woont en zich laat meeslepen in de hunkering naar geld en succes in de stad, tot de crisis van 1987. Als het verhaal zich tegenwoordig zou afspelen, dan zouden ze heel hard op hun bek zijn gegaan met crypto’s.’

Welke schrijver is naar uw idee het meest overschat?
‘Als twintiger was ik helemaal weg van Jack Kerouacs On the Road. Dankzij dat boek besloot ik om te gaan schrijven. Toen ik later zijn boeken herlas, realiseerde ik me dat hij eigenlijk geen enkel écht goed boek heeft geschreven. Hij heeft zo’n sterke mythe rond zichzelf gecreëerd, en op jonge leeftijd ben je daar vatbaar voor. In feite besluit je daardoor van tevoren al: dit ga ik goed vinden.’

Welke schrijver of boek is het meest onderschat?
‘Peter Orner, Last Car Over the Sagamore Bridge.’

Er staat een tafeltje langs de Seine klaar, gedekt met een wit laken, twee wijnglazen, een kaars. Obers in jacquet staan paraat. a) Welk personage uit de wereldliteratuur zou u voor een diner uitnodigen? en b) Waar zouden jullie het over hebben?
‘Hoewel ik Jack Kerouac een overschat schrijver heb genoemd, denk ik toch dat ik Dean Moriarty uit On the Road zou uitnodigen. Met hem weet je nooit wat er die avond te gebeuren staat. Zo heb ik mijn vrienden en disgenoten het liefst.’

Welk boek zou iedereen op zijn achttiende gelezen moeten hebben?
‘The World According to Garp (1978) van John Irving. Het verhaal confronteert je met alle vreselijke dingen die kunnen gebeuren in een leven, zoals je kinderen die sterven en je moeder die wordt vermoord. Maar de verteller gaat daar desondanks luchtig en onaangedaan mee om. Daarnaast gaat het over thema’s die nu actueel zijn, over gender, transseksualiteit, feminisme en antifeminisme.’

Jeanette Winterson of Margaret Atwood?
‘Margaret Atwood.’

Wes Anderson of Quentin Tarantino?
‘Wes Anderson.’

Films of boeken?
‘Dan toch boeken.’