
Wat was het leukste tijdens het schrijven van dit boek?
‘Doordat ik maar één dag per week schrijf komt het verhaal traag tot stand, een soort geobstipeerde stoelgang. Maar toen ik de eerste versie af had, bleek het toch wel een geheel te vormen. Ik heb me erg laten inspireren door Andreas Burnier. In haar boeken trekt ze ongebreideld van leer tegen wat niet deugt in de samenleving. Mijn hoofdpersonage, Ese, doet dat ook. Ze maakt zich zorgen over het klimaat, de staat van de natuur, haar werk als lerares dat alsmaar bedrijfsmatiger wordt. Daar windt ze zich over op. In mijn vorige boeken deed ik dat minder, ik wilde toch op een bepaalde manier “redelijk” blijven. Daar heb ik me nu weinig van aangetrokken.’
Die woede over de staat van de wereld maakt haar ook irritant, volgens sommige recensenten. Iemand noemde haar het prototype ‘Goede Mens’. Wat vindt u daarvan?
‘Ja, dat kun je vinden. Dat ze het anders wil wordt dan opgevat alsof ze het beter weet. Ik zou graag willen vragen: wat ergert je nou zo? Het klopt dat ze veel kritiek heeft op de samenleving, maar vrouwen krijgen vaak genoeg te horen dat ze het minder goed weten. Daar is mijn hoofdpersoon wel klaar mee. Het is leuk om dat als oudere vrouw een keertje hardop te zeggen, maar dat wordt je dan soms niet in dank afgenomen. Angry young man is een gewaardeerd genre in de literatuur, maar angry old women, daar zit men minder op te wachten.
U gaf in een eerder interview aan dat u pas gaandeweg het schrijven erachter kwam dat het boek ook over rouw en verlies gaat. Hoe werkt dat?
‘Schrijven is een associatief proces. Je hebt een wandelroute, maar welke bloemen, planten en wolken je onderweg tegen gaat komen – daar kom je pas in het moment achter. Zo werkte het ook met dit verhaal. Ik heb van tevoren bedacht welke personages en belangrijke gebeurtenissen ik wilde beschrijven. Ese’s fietstocht naar de Krim bijvoorbeeld. Maar tijdens het schrijven over de tocht in het hier en nu kwamen er herinneringen aan eigen eerdere reizen met mensen, geliefden die nu uit mijn leven verdwenen zijn. Ik ben inmiddels al jaren alleen. Dat kreeg toen een grote plaats in het verhaal.’
Wat is er zo leuk aan wandelen?
‘Wat wás er zo leuk aan wandelen… Dat mijn hoofdpersonage een kapotte heup heeft is helaas op waarheid gebaseerd. Het leuke aan wandelen is dat je je niet hoeft te beperken tot asfalt of paden. Dat je gewoon langs een riviertje kunt lopen. Dan kun je pas echt buiten de bewoonde wereld komen. En omdat je geen herrie maakt jaag je de dieren niet weg.’
U bent naast schrijver ook psychiater. Welke schrijver zou een goede psychiater zijn?
‘Dan denk ik gelijk aan mijn grote held Tsjechov. Die begrijpt zo goed hoe mensen in elkaar zitten. Zijn personages maken er toch vaak een potje van in zijn verhalen. Maar dit beschrijft hij met mededogen, niet cynisch of sarcastisch. Daar zit een soort vergevingsgezindheid en liefdevolheid in.’
Inspireert Tsjechov u behalve literair dan ook als psychiater?
‘Zijn manier van kijken naar mensen is een houding die je als psychiater ook aan moet nemen. Iemand proberen te begrijpen en dan af en toe durven te zeggen: joh, zo hoef je echt niet over jezelf te denken. Vanochtend nog had ik een patiënte die vond dat zij zich aanstelde. Toen dacht ik: je hebt hartstikke veel pijn, wees niet zo hard.’
Is uw werk als schrijver verwant aan uw werk als psychiater?
‘Zeker. Als schrijver probeer je van een heleboel gedachten en ideeën een gestructureerd verhaal te vormen. Dat is ook wat ik als psychiater doe, maar dan schrijf je dat verhaal samen met de patiënt. Sommige patiënten die ik behandel zijn vaak ten onrechte zeer oordelend over hun eigen zwakheden. Het verhaal dat ze over zichzelf hebben verteld probeer ik bij te stellen. Minder angstig, minder streng, zodat ze realistischer naar zichzelf en de wereld kunnen kijken.’
Eigenlijk zou u over elke patiënt wel een kort verhaal kunnen schrijven?
‘Nee, dat doe ik nooit. Soms denk ik wel: het is eigenlijk prachtig hoe deze patiënt in elkaar zit. Je bouwt een band op met de mensen die je langer behandelt. Dan is het jammer dat je aan een beroepsgeheim vast zit – veel mensen zouden het vast interessant vinden om daarover te lezen.’
Welke schrijver zou een slechte psychiater zijn?
‘Michel Houellebecq denk ik, zeker als er een jong knap meisje de spreekkamer binnenloopt. Hij is veel te veel op zichzelf gericht. Misschien als hij eindelijk eens een bevredigend seksueel leven zou hebben naast zijn werk, dan zou hij een betere kans maken.’
Wat is het beste boekenweekgeschenk dat u ooit las?
‘De vraag is eerder: welk boekenweekgeschenk heeft u überhaupt gelezen?’
Welk boekenweekgeschenk heeft u überhaupt gelezen?
‘Er zullen vast mooie boekenweekgeschenken geschreven zijn, alleen die belanden dan op mijn hoge “nog lezen”-stapel. Ik vind het wel goed dat de Boekenweek bestaat, zeker de Kinderboekenweek, al is het eigenlijk jammer dat het nodig is. Het is ongelofelijk dat vijftien procent van de kinderen die nu van school komt niet goed kan lezen. Eigenlijk zou het elke week Kinderboekenweek moeten zijn.’
Het motto van uw boek is een tekst van Bob Dylan: ‘They say everything can be replaced/ Yet every distance is not near.’ Wat is dat toch met schrijvers die van Dylan houden?
‘Hij is een zingende dichter. Zijn teksten zijn poëtisch, laten je soms nadenken over wat hij nou precies bedoelt. De tekst die ik heb gebruikt komt uit het nummer I shall be released. Dat is eigenlijk precies waar mijn boek over gaat. Ik moet weg, ik kom er niet meer uit en moet daarom tot een herziening komen van mijn leven.’
Wat is uw favoriete vogel?
‘De spreeuw. Die kunnen geweldig samen zwermen. Maar ze zijn ook heel mooi: ze lijken zwart, maar hebben een gestippeld verenkleed waardoor ze een blauwgroene glans krijgen. Ze maken erg innemende geluidjes – het lijkt wel of ze met elkaar zitten te lachen en te praten. Innemende maar ook schoffie-achtige beestjes.’
Stel, u bent van plan een fietstocht te maken door Oost-Europa. U staat op het punt om te vertrekken. Backpack ingepakt, bidon vol dampende koffie, maar… fiets gestolen. Gelukkig heeft u nog een roestige tandem in de schuur staan. Welk personage uit de wereldliteratuur mag bij u achter op de tandem plaatsnemen?
‘Poeh, een hele fietstocht lang. Dan zou het toch leuk zijn om in ieder geval iemand te vinden die de damesliefde is toegedaan, dan kan het nog een beetje gezellig worden. Misschien het hoofdpersonage van Fluwelen begeerte van Sarah Waters. Die is niet kapot te krijgen – dat kun je wel gebruiken op zo’n barre tocht. We zouden het hebben over hoe het is om homoseksueel te zijn.’
Wat is het mooiste bijbelverhaal?
‘Over Jezus die alleen gaat lopen terwijl zijn discipelen zitten te slapen na het laatste avondmaal. Hij weet inmiddels dat hij zal sterven. En toch vraagt hij daar in de olijfgaard Gethsemane aan God: hoeft het niet, mag ik alsjeblief leven? Blijkbaar vindt zelfs Jezus dat toch fijn.’
Wat leest u in moeilijke tijden?
‘Dan ga ik gedichten lezen. Martinus Nijhoff, Lieke Marsman of Vasalis. Ik keer regelmatig terug bij Het uur U. Een heerlijk meanderend beeldenverhaal. Moeilijke tijden worden toch wat hanteerbaarder en mooier zodra je er woorden bij kunt vinden.’
Welk boek zou iedereen op zijn achttiende gelezen moeten hebben?
‘Portnoy’s Complaint van Philip Roth. Een boek over een jonge man die wanhopig op zoek is naar zijn eerste seksuele ervaring. Het is niet alleen erg grappig om te lezen, maar laat vooral ook zien wat liefde en het najagen van genot voor ellende teweeg kan brengen.’
Duits of Nederlands?
‘Het Duits in mijn boek moest gecorrigeerd worden. Dus Nederlands is de veilige optie. Maar Duits is toch mooier omdat je veel preciezere uitdrukkingsmogelijkheden hebt dan in het Nederlands.’
Annie Ernaux of Simone de Beauvoir?
‘De Beauvoir heb ik gretig gelezen toen ik jonger was, maar dat zijn toch meer bedachte verhalen. Annie steekt het mes veel dieper in de werkelijkheid.’
U mag Annie zeggen?
Lacht. ‘Dat is misschien niet zo respectvol. Maar ik heb het gevoel dat ik haar heel goed ken.’
Dirk De Wachter of Paul Verhaeghe?
‘Ik heb het niet zo op psychiaters die zich voor het grote publiek opwerpen als algehele levensgidsen. Maar dan kies ik toch Dirk De Wachter, die is iets minder pretentieus.’