
Je debuutroman, De bakvis, gaat over een getroebleerde vrouw. De hoofdpersoon, Distel Nooitgedacht, is een dertiger die is opgescheept met een ingewikkeld rouwproces. Wanneer wist je: dit verhaal is gelaagd genoeg voor een boek?
Aanvankelijk wilde ik een roman schrijven over monsters, metaforische monsters. Over het kwaad in het alledaagse leven. Een dierbare die je niet kunt vertrouwen, bijvoorbeeld. Maar in die context werd Distel al snel een slachtofferfiguur of een eendimensionale heldin, en ik wilde juist over een eigenaardige en onsympathieke vrouw schrijven. Vanuit die gedachte kwam de vraag: wat nou als het monster in jezelf zit? Dat je, door de heftige dingen die je hebt meegemaakt, een onaangepast mens bent geworden? Als mens wil je controle kunnen hebben over je eigen leven, en het feit dat externe gebeurtenissen je persoonlijkheid kunnen tekenen is daardoor best griezelig. Uit dit idee is het figuur van mijn titulaire ‘bakvis’ gekomen: een vrouw die zichzelf eigenlijk helemaal niet kent, en daarmee op emotioneel vlak een soort pubermeisje is gebleven.
Is er een ander boek waar een vergelijkbaar goor vrouwpersonage wordt neergezet?
Ja! In Donkere lente van Unica Zürn, over een dertienjarig meisje dat nadenkt over haar leven, wat ze wél en níet wil worden. Op het einde van het boek springt ze uit het raam, haar dood tegemoet. In de slotpassage wordt haar dode lichaam gelikt – ik zeg het even genuanceerd – door een voorbijlopende hond. Een wrang slot voor een boek over zo’n jong meisje.
Wat wil die scène laten zien?
Dat er geen onschuld is. Hoe jong je ook bent, op een gegeven moment raak je gecorrumpeerd. Dat idee heb ik ook in De bakvis onderzocht.
Hoe zit dat in jouw boek dan?
Mijn hoofdpersoon maakt wraakporno, maar van zichzelf. Twee jaar geleden las ik in de krant dat een tienermeisje een einde aan haar leven had gemaakt omdat klasgenootjes haar nudes online hadden gezet. Dat vond ik heel verdrietig. In je puberteit ben je ongelooflijk kwetsbaar. Alles wat je voelt, voel je voor het eerst: schaamte, liefdesverdriet, enzovoort. En je weet niet of het gevoel over gaat, je weet nog niet dat alles eindig is. Ik dacht: wat nou als mijn volwassen personage langzaamaan beseft dat ze ontevreden is over het verloop van haar jeugd en wraak wil nemen door haar eigen foto’s op een pornosite te zetten? Wraakporno van het kind zelf, dus.
Distel Nooitgedacht heeft inderdaad geen zuurstokroze tienertijd gehad en verliest vrij rap het contact met de werkelijkheid. Was het moeilijk dat op te tekenen?
Nou, ik wilde aanvankelijk graag een boek in de derde persoon schrijven, een traditionele sprookjesvertelling. Na drie versies kwam ik erachter dat het boek vroeg om een eerstepersoonsvertelling en heb ik alles wat ik op papier had weggegooid. Tachtigduizend woorden in de prullenbak. Als iets gewoon niet werkt ga ik er ook niet meer aan sleutelen, dan begin ik liever helemaal opnieuw.
Gaat je redacteur daar niet van zweten?
Nee, die weet: zij schrijft toch wel door.
De bakvis gaat ook over onverwerkt trauma, de vroege dood van een vader. Hebben personages een trauma nodig om interessant te zijn?
Dat ligt aan je opvatting van ‘trauma’. Het hoeft niet per se iets psychiatrisch te zijn, als er maar een soort scheur heeft plaatsgevonden in de wereld van een personage. Een mysterieus pakketje op de stoep, de plotselinge transformatie tot kakkerlak. Literair trauma hoeft niet automatisch met een slechte vader, moeder of geliefde te maken te hebben.
In een talkshow zei een schrijver eens dat hij allereerst zijn inspiratie ‘van buiten’ haalde. Het leven, de liefde, lusten, gebeurtenissen, je kent het wel. Hij gebruikt het als bouwstenen, totdat er een omslagpunt is en het Word-bestandje als het ware zijn eigen inspiratie vormt.
Dat is precies hoe het bij mij ook gaat! Nadenken duurt lang, je wil niet alleen uit je eigen leven putten maar een roman schrijven die een wereld op zich is. Met personages, mensen met een eigen interne logica.
Ontstaat er dan een soort moment van versnelling?
Ja, je weet op een gegeven moment wat een personage wil, wat ze wel en niet kan, wat haar ‘probleem’ is. Dan valt de puzzel in elkaar.
Hoe hou je het overzicht tussen die grote puzzelstukken, die uiteindelijk je boek worden?
Elke dag schrijven, zodat de wereld uit het boek als iets waarachtigs gaat voelen. Als ware het een verhaal van een vriendin met wie je dagelijks praat. Het duurt best lang voordat je zover bent, bij mij althans. Ik ben nu met een nieuw boek bezig maar moet nog ontdekken wie de hoofdpersoon precies is. En hoe haar dorp eruitziet, welke routes ze kan lopen. Pas na anderhalf jaar weet ik ongeveer wat ik aan het maken ben.
Hoe verhoudt De bakvis zich tot je eerdere essaybundel, Kleinzeer, over de auto-imuunziekte die je jong trof? Is er overlap in thematiek?
Beide boeken gaan over kwetsbare jonge vrouwen in de stedelijke wereld, maar daar houden de gelijkenissen voor mij wel op. In De bakvis is de stijl heel anders en ik lijk qua karakter helemaal niet op het hoofdpersonage. Kleinzeer gaat over geleefde ervaringen, al zijn het geen memoires. Ik was 28 toen het boek uitkwam, dan schrijf je nog geen memoires over jezelf. Wel heb ik persoonlijke ervaringen gebruikt als springplank voor een bredere, kritische vraagstelling over de ruimte die zieke mensen in onze maatschappij mogen innemen.
De bakvis is daarentegen een experimentele roman, waarbij ik bewust veel persoonlijke details van de verteller heb weggelaten. Ik vond het daarom jammer dat sommige lezers de vergelijking maakten tussen het ’zieke meisje’ in Kleinzeer en de ‘rouwende vrouw’ in De bakvis. Dat is te kort door de bocht, te makkelijk. Als je van heel hoog kijkt, klopt die vergelijking inderdaad wel: twee verhalen over ‘gewonde’ vrouwen. Maar als je nieuwsgieriger bent en dichterbij komt, zie je dat Kleinzeer en De bakvis echt heel andere teksten zijn.
Heb je bepaalde schrijfroutines?
Ik schrijf vaak ’s nachts. Voor De bakvis waren mijn werktijden zo tussen 23:00 en 07:00 uur. Dat werkte goed, al probeer ik nu ochtendschrijver te worden zodat ik wat meer gelijk loop met de rest van de wereld. Om vrienden te kunnen zien, naar de tandarts te gaan.
Als je bezig bent met een boek, vertel je dat dan aan veel mensen? Of hou je het vooral voor jezelf?
Aan iedereen! Als ik er eenmaal voor ga ben ik echt verliefd op m’n boek, en praat ik er al net zo zwijmelend over. Ik vertel alles, mits mensen ernaar vragen.
Doe je dat omdat je wil toetsen of het wel een goed verhaal is?
Nee, daar ben ik nooit zo bang voor. Ik ben ook niet iemand die vrienden vraagt om mee te lezen, alleen m'n redacteur leest mee. De neiging om te vertellen is eigenlijk hetzelfde als bij ieder ander werk. ‘Hoe was je week? Ik had zo'n vervelende klant.’ Dat soort dingen.
Maar wat nou als de gezichten al na drie zinnen richting horloge gaan?
Dan hou ik er beleefd mee op. Maar het doet mij verder niks. Als ik het zelf leuk vind, zijn er vast meer mensen die het leuk vinden. Zo bijzonder is mijn smaak ook weer niet.
Is het moeilijk om te schrijven over rouw?
Helemaal niet. Je weet hoe rouw voelt of je weet het niet, en zo is het.
Sowieso heb ik niet veel op met het idee dat het schrijverschap moeilijk is. De structuur van je boek bepalen is soms behoorlijk lastig, maar in het algemeen vind ik het een groot voorrecht om schrijver te zijn. En dan vooral om te weten dat je gelezen gaat worden. Ik heb hiervoor meerdere banen gehad die in dat opzicht veel moeilijker waren. Postbezorger, apothekersassistente, secretaresse. Onzichtbaar werk voor iemand anders, vijftig uur in de week voor weinig geld. Dan is het schrijverschap een luxe.
Jonah Falke zei in deze rubriek: ‘Schrijven is altijd balanceren tussen zelfoverschatting en zelfverachting. Je hebt de overschatting nodig om iets op papier te zetten. Maar dat wisselt zich af met momenten waarop je denkt: wat voeg ik in vredesnaam toe…’
Dat vind ik een te erge nadruk op het ‘zelf’ tijdens het schrijven. Dat heb ik niet, ik ben meer bezig met wat zinnen in een bepaald samenspel kunnen doen. Maar ik kom ook pas net kijken, met mijn twee boeken heb ik niet het gevoel dat ik als schrijver maatschappelijk gewicht heb. Schrijven lijkt me overigens helemaal niet leuk wanneer je constant bezig bent met wat mensen ervan gaan vinden. Volgens mij maak je ook slecht werk als je daar te veel over nadenkt. Als je een uitgesproken boek wil schrijven, iets waar ziel in zit, weet je dat er automatisch mensen zijn die het gaan haten omdat het heel duidelijk één richting op gaat. Daar moet je vrede mee kunnen hebben.
Mag er achteraf ingegrepen worden in boeken, zoals nu bij Roald Dahl gebeurt?
Ik vind het laf wanneer uitgevers geen rekenschap willen geven van de context waarin een boek oorspronkelijk is geschreven. In het geval van de boeken van Dahl voelt het bijna alsof ze de socio-politieke vooruitgang van de afgelopen vijftig jaar onzichtbaar willen maken. Er zijn veel activistische bewegingen geweest die hard hebben gewerkt om bepaalde omschrijvingen van vrouwen of mensen van kleur niet oké te laten zijn. Daarin met terugwerkende kracht ingrijpen dringt het morele en intellectuele gevecht van deze bewegingen naar de achtergrond.
Staatssecretaris van Cultuur en Media Gunay Uslu zei laatst in HP/De Tijd dat Nederland nou eenmaal geen literatuurland is. Wat vind je van die uitspraak?
Cynisme is een goede samenvatting van hoe er in Nederland naar literatuur wordt gekeken. Misschien omdat het een vrij klein taalgebied is met weinig verschillende scenes die naast elkaar bestaan, daardoor kan iedereen heel kritisch kijken naar alles wat er gemaakt wordt. Zelf vind ik die cynische visie nogal zeurderig, met een lage pet op van de literatuur uit ons land. Bovendien is het ook onterecht, er wordt in het Nederlands veel goeds uitgegeven en geschreven. Dat neerbuigende toontje naar onszelf, daar moeten we vanaf.
Heb je een favoriet boekenweekgeschenk?
Wat wij zagen van Hanna Bervoets vind ik een heerlijk geschenk omdat het op de vieze, donkere kanten van de mens ingaat en op geen enkel vlak probeert te pleasen. De Engelse vertaling door Emma Rault is ook zeer goed.
Tot slot: ga je naar het Boekenbal? Wat moet ik me daar bij voorstellen?
Ja, al vind ik het stom dat niet iedereen die professioneel schrijft er heen mag. Het spektakel an sich is niet zo aan mij besteed maar het is wel erg gezellig om een avond uit te gaan met al je ‘collega’s’. Het is eigenlijk gewoon een grote bedrijfsborrel. Je loopt veel rondjes en praat met mensen, er gebeuren verder geen magische dingen of zo.