Als u iets zou kunnen veranderen aan wat u hebt geschreven door de jaren heen, wat zou het zijn?
Met Pasen was ik thuis bij mijn ouders en broers. Ik merkte dat ze het niet heel erg leuk vinden dat ik in columns schrijf en in interviews zeg dat ik uit een arbeidersgezin kom. Zelf dacht ik dat het een geuzennaam was, maar zo ervaren zij het duidelijk niet, ze proeven er iets neerbuigends in. En wat is dat eigenlijk, een arbeidersgezin? Misschien sla ik de plank wel volledig mis. Mijn bedoeling was in elk geval tegenovergesteld, dus had ik het liever anders verwoord.

Welk boek geschreven door iemand anders had u zelf willen schrijven?
De welwillenden van Jonathan Littell. Dat is een monster van onbegrijpelijke kwaliteit, durf, zwier, duisternis, gekte. Als dat een Nederlands boek was geweest, dan hadden we dat niet aangekund, dan was heel Amsterdam gek geworden. Niemand had meer een pen op papier durven zetten.

Wie van uw tijdgenoten wordt over honderd jaar nog gelezen?
Is Robert A. Caro een tijdgenoot? In feite wel, hè. Ik denk dat zijn vier-, dan wel vijfdelige Lyndon B. Johnson-biografie gelezen zal blijven, omdat het zo’n ongelooflijk compleet en goed gemaakt werk is. Er zal niet snel meer iemand een vergelijkbare prestatie leveren. Maar misschien bedoel je een romancier? Dan zeg ik… Ian McEwan.

Wie zijn uw favoriete dichters?
Die heb ik niet. Ik probeer het vaak. Maar mijn ontvankelijkheid voor poëzie is net iets te klein, blijkt keer op keer. Ik hou obsessief van kunst – maar niet van alle kunst.

Welke schrijver is naar uw idee het meest overschat?
De vroege Julian Barnes vond ik geweldig – boeken als Flaubert’s Parrot – maar zijn latere boeken die zo’n succes hebben vind ik niks. A Sense of an Ending vond ik erg saai, die roman over Sjostakovitsj, The Noise of Time, vond ik mislukt. Hij is te tam geworden.

Als u een schrijver zou kunnen zijn waar en wanneer dan ook, voor waar en wanneer zou u dan kiezen?
Niet deze tijd in ieder geval. Het zou zich moeten afspelen vóór het internet. Het mag gewoon in Nederland zijn, misschien in de periode dat ik zelf de literatuur ontdekte. Halverwege de jaren tachtig, de hoogtijdagen van het boek, van de roman. Internet heeft alles versnipperd, er is te veel concurrentie gekomen – internet heeft de literatuur naar de marge geduwd.

Heeft een recensent ooit iets kritisch over u geschreven waarbij u dacht: hij heeft een punt?
Maarten Moll schreef in Het Parool dat de enige slechte zin in mijn debuut, Bonita Avenue, de eerste zin was. Hij had gelijk. Daar stond drie keer het woord ‘hem’, geloof ik, of ‘zijn.’ De eerste zin, haha, kun je nagaan. Voor de tweede druk heb ik die zin herschreven.

Wat is uw guilty pleasure?
Qua lezen Martin Bril. Heb ik een enorm zwak voor – ik heb al die columnbundeltjes in de kast staan. Het is een beetje waterig, maar ik hou ervan, de taalvaardigheid, de toon. Chocola en zo tellen ook mee? Ik kom net uit een schrijfperiode, waarin ik mezelf heel weinig schuldigs toesta. Maar nu mijn roman klaar is, kan ik veel tijd verdoen met surfen naar muziekinformatie. Niet naar de muziek, maar informatie erover. Ik moet nu alles weten over Kanye West. Wanneer zijn platen verschenen, wie produceerden en mee-rappen, hoe de platen op ranglijsten staan. Ken je de site acclaimedmusic.net? Daar kan ik uren op doorbrengen.

Met welk van uw boeken heeft u de diepste band?
Het zou nu geestig zijn als ik een van mijn columnbundels noem. Maar die noem ik niet. Het is toch Bonita Avenue: mijn leven is opgedeeld in voor dat boek, en na dat boek. Hoewel, nu er dan eindelijk een nieuwe roman bij is gekomen ik ineens een afstand voel ten opzichte van Bonita Avenue, het wordt een planeetje in de verte.

Heeft u verborgen talenten?
Ik was een bèta – ik heb bijles natuurkunde en wiskunde gegeven. Dat kon ik wel goed. Maar ik ben verder heel monomaan en beperkt. Ik kan weinig. En ik verbrand mijn schepen; ik leer niks behalve wat ik nodig heb voor mijn volgende boek.

Er staat een tafeltje klaar langs de Seine, met twee kaarsen op een rood geblokt kleed. Obers in jacquet staan klaar. Welk personage uit de wereldliteratuur zou u uitnodigen voor een diner a deux?
Joop uit De avonden, want dan zit je namelijk tegenover Karel van het Reve. Frits is duidelijk een zelfportret van Gerard, en Joop een portret van Karel. Waar zouden we het over hebben? Over de dingen die we met elkaar delen: een liefde voor Mozart, zijn rare broer Frits en bepaalde boeken.

Welk boek zou iedereen op zijn achttiende gelezen moeten hebben?
Ik had bijna niets gelezen op mijn achttiende. Maar Marquez’ Honderd jaar eenzaamheid – als je ouder bent kun je dat misschien kitsch vinden, het is misschien wat versuikerd. Maar op die leeftijd kan het je een grote vlucht laten nemen, en je bewondering voor taal, voor wat een roman kan zijn heel erg opzwepen. Ik las het toen ik negentien was: ik vond het zo geweldig dat ik het nooit integraal heb durven herlezen. Er wordt nu een Netflix-serie van gemaakt en daar kan ik me niks bij voorstellen. Zijn magie zit in zinsbouw, verteltempo, woordkeuze. Het is toch het ultieme compliment als een roman onverfilmbaar blijkt. Je kunt van de ene kunstvorm maar moeizaam een andere maken. Ik zou niet snel proberen om een gerecht van Ottolenghi op rijm te zetten.

Wat is het interessantste dat u onlangs van een boek hebt geleerd?
Dat Beethoven wist dat hij niet moest beginnen met symfonieën en strijkkwartetten, omdat Mozart en Haydn daar zoveel beter in waren. Hij is op zoek gegaan naar niches, waarin hij kon uitblinken. Dat vond ik zo geslepen van hem, en het verraadt een enorm zelfinzicht. Dat is vaak een van de dingen die je van biografieën uit dat soort periodes leert, dat mensen van honderden jaren terug veel moderner, scherper, strategischer waren dan je van ze denkt op basis van de schilderijen, de taal en de techniek uit hun tijd. Ze lijken veel meer op ons dan we denken.

Welke klassieker heeft u toch uw grote schaamte nooit gelezen?
Haha. Ik heb De ontdekking van de hemel nooit gelezen. Ik heb zo vaak met dat boek in mijn handen gestaan, ‘zal ik het doen, zal ik het niet doen?’ Ik heb goede Mulisch-ervaringen, maar ik denk dan toch altijd aan die tien columns op rij van Hugo Brandt Corstius waarin hij De ontdekking afkraakte. Ik durf het niet aan.

Wie moet de volgende P.C. Hooftprijs voor proza winnen?
Thomas Rosenboom moet de volgende Nobelprijs winnen.

Jane Austen of Virginia Woolf?
Dat is de start van de roman versus het modernisme. Dan kies ik voor Jane Austen, dat is toch een heldin die bijna zelfstandig de roman uitvond.

Zadie Smith of Joan Didion?
In ieder geval niet Joan Didion. Ik weet dat iedereen haar op handen draagt, maar The Year of Magical Thinking vond ik zo zelf-feliciterend, zo ijdel.

Paolo Sorrentino of Wes Anderson?
Ik vind de films van Wes Anderson geweldig. Maar Youth vond ik ook niet te versmaden… Toch kies ik Anderson, minder diepgang, denk ik, maar een prachtige oppervlakte.

Tolstoj of Dostojevski?
Tolstoj, omdat hij een betere stilist is.

Murukami of Ishiguro?
Murakami had zeker weten eerder de Nobelprijs moeten winnen.

Sally Rooney of Niña Weijers?
Ik vind Sally Rooney goed, maar ze is lang geen Niña Weijers.