© Arthur Los

Wat was het leukste moment tijdens het schrijven van uw nieuwste roman, De draaischijf?

Het vinden van de allerlaatste zin, die zich vrijwel vanzelf aandiende. Terwijl ik op de eerste zin juist lang heb gezwoegd! Ik wilde een boek vol verbeelding en de eerste zin moest dat uitdrukken. Mijn hoofdpersoon is dood en steekt vervolgens een monoloog af van 480 pagina’s. Dat kan alleen in de literatuur, dat is toch geweldig? Het gaf me zoveel voldoening toen ik die laatste zin had en het boek af was. Ik wilde dit boek al twintig jaar schrijven.

Waarom wilde u al twintig jaar deze roman schrijven?
Ik vind dat we in België te weinig weten van de Tweede Wereldoorlog. Wij hebben geen Anne Frank. In Nederland is de Tweede Wereldoorlog veel meer aanwezig. Al die romans… Het bittere kruid van Marga Minco, De aanslag van Harry Mulisch, De ondergang van de familie Boslowits van Gerard Reve, De donkere kamer van Damokles van Hermans. Elke grote Nederlandse schrijver heeft een roman over de oorlog. De kip die over de soep vloog van Frans Pointl, Judith Herzberg met Leedvermaak. Dat is bij ons gewoon veel minder. Al hebben we wel een paar boeken over de oorlog, en dan gelijk hele grote: Louis Paul Boon met Mijn kleine oorlog, Hugo Claus met Het verdriet van België, Marcel van Erwin Mortier. Ik voel als schrijver een verplichting om ten minste één grote roman over de Tweede Wereldoorlog te hebben geschreven. En je wil je ook een keer meten met die grote boeken.

Als u iets zou kunnen veranderen aan wat u heeft geschreven door de jaren heen, wat zou dat dan zijn?
In mijn theaterteksten ben ik veel te lang vertrokken vanuit psychologisch-realistische toneelstukken. Terwijl mijn talent veel meer ligt bij de grote tragedies in verzen, die grote moderne ingrepen kunnen verdragen. Een stuk als Cat on a Hot Tin Roof is natuurlijk fantastisch, maar ik zelf ben eigenlijk toch meer van de ‘opera zonder muziek’. Echt durven wat er allemaal kan op het podium. Alles kan op het podium, omdat de toeschouwers veel meer bereid zijn hun verbeelding te gebruiken dan wanneer ze een film kijken.

Welk boek, geschreven door iemand anders, zou u zelf geschreven willen hebben?
De welwillenden van Jonathan Littell. Als het gaat over de Franse literatuur discussieert men altijd of Michel Houellebecq of Édouard Louis de Nobelprijs moet krijgen. Ik zeg: Jonathan Littell. Die roman beschrijft het glorieuze kwaad. Heel erg opera-achtig, ongelooflijk fascinerend, briljant geschreven. Een grote Tweede Wereldoorlog-roman.

Wie van uw tijdgenoten wordt over honderd jaar nog steeds gelezen?
Arnon Grunberg en Marieke Lucas Rijneveld. Hun werk is tegelijkertijd heel Nederlands en heel internationaal. Arnon is een absoluut fenomeen in onze literatuur. Marieke Lucas is zo getalenteerd. Die taal zingt. Ik ben groot fan. Al hoor je als auteur eigenlijk geen fan te zijn van jongere schrijvers, dat komt haast betuttelend over. Ik vind Arnon fenomenaal. Al schrijft hij soms te kaal, vind ik. Ik mag kritiek geven hè, omdat ik ouder ben. Soms vrees ik dat zijn overproductie van columns zijn stijl in zijn romans beïnvloedt. Korte stukken vragen om een andere spanning dan romans, zijn laatste romans hebben soms iets kortademigs. Maar misschien ben ik nu te veel gewend aan zijn stijl, dat kan natuurlijk ook. Bij Marieke Lucas is het dan juist heel overvloedig, hij zit zijn adjectieven bepaald niet op te sparen. Die overdaad is heerlijk. Dat is het verschil tussen Arnon en Marieke Lucas denk ik: het verschil tussen analyse en roes. Tussen de spijker op de kop willen slaan en het geheim willen overbrengen zonder het te onthullen. In Mijn lieve gunsteling zit zo’n absolute passie, zo’n vunzige erotiek die door de taal mooi wordt… Terwijl bij Grunberg alle seks bij voorbaat al heel problematisch is, waar ik ook altijd erg om moet lachen. Hij zou eigenlijk eens een keer een hele mooie liefdesscène moeten schrijven… Heel moeilijk voor hem, denk ik. Ik heb hem wel eens een ‘boutadefabriek van de bindingsangst’ genoemd. Het zou ongelooflijk zijn mocht Arnon eens een boek schrijven met een happy end…

Wat is de beste sterfscène in een toneelstuk?
Er zijn er zo veel… Ikzelf heb een Hamlet-bewerking gemaakt, Hamlet vs. Hamlet. Daarin schrijf ik op het eind een sterfscène waarin hij niet sterft. Die monoloog is een bewerking van Rutger Hauers monoloog in Blade Runner. Hamlet komt er niet toe om zelfmoord te plegen, de besluiteloosheid blijft tot op het einde.

Wie zijn uw favoriete toneelschrijvers?
Alle oude Grieken. Maar van alle oude Grieken dan toch het meest Euripides. In al zijn stukken staat de buitenstaander centraal: vrouwen, kinderen, slaven. Als een spiegel voor het publiek waarvoor die stukken werden opgevoerd: mannelijke, vrije burgers. Andere favorieten van mij zijn Christopher Marlowe, en Shakespeare natuurlijk. Zeker Molière. En de late Arthur Miller, ook een heel politieke schrijver. En Heiner Müller. En dan zeker toch ook Judith Herzberg. Maar er zijn er nog veel meer natuurlijk! Mijn devies is: wie niet goed kan bewonderen, kan zelf ook geen belangrijke werken scheppen. Je moet heel positief jaloers kunnen zijn.

Heeft u een favoriet toneelpersonage?
Sowieso Cyrano de Bergerac, geschreven door Edmond Rostand. Ik hou zo van dat stuk omdat het toneel op toneel is.

Welke schrijver of boek is naar uw idee het meest overschat? En waarom?
De schaduw van de wind van Carlos Ruiz Zafón. Dat vond ik veel grotere kitsch dan wat men nu zegt van Lucinda Riley. Echt een verschrikkelijk boek. Ik heb niet meer zulke kitsch gelezen sinds Hubert Lampo’s De komst van Joachim Stiller.

Als u een toneelschrijver zou kunnen zijn waar of wanneer dan ook, waar en wanneer zou dat dan zijn?
Ik zou heel graag, meer nog dan met Shakespeare, met Christopher Marlowe (1564-1593) confereren. Hij leefde in zo’n waanzinnige tijd. Echt het begin van het Elizabethaanse tijdperk, het renaissancetoneel. Weg van het directieve van eenheid van plaats, tijd en handeling. Londen met de Globe als de tepel van de wereld. De eerste keer in het Westen dat de wereld zo geglobaliseerd raakt, de eerste keer dat entertainment en geschiedenislessen hand in hand gaan in schitterende poëzie, in blank verse, uitgevonden door Christopher Marlowe. Elk stuk dat hij schreef was een schandaal. Zelf was hij ook een opvallende figuur, heel openlijk homo, veel caféruzies. ‘All they that love not tobacco and boys are fools.’ Ik zou heel graag een keer met hem door het Londen van toen lopen. De Globe lag in het meest vulgaire deel van de stad, tussen bordelen, kermissen. Om er te komen moest je over de London Bridge lopen, waar de afgehakte hoofden van misdadigers op pieken waren gezet. Dat doet wel iets als je onderweg bent om Titus Andronicus van Shakespeare te gaan zien…

Heeft een recensent ooit iets kritisch over u geschreven waarvan u dacht: die heeft een punt?
Ja, vaak. Maar meer nog heb ik die ervaring met dramaturgen. Dramaturgen zijn recensenten die ingrijpen op het moment dat het nog kan. Daar moet je heel goed naar luisteren. Soms komt een acteur ook aanzetten met de opmerking dat een scène nog niet klopt. Dan begin ik te herwerken, en verrek, ze hebben gelijk. Dat herwerken doe ik dan ook graag. De betere tekst is belangrijker dan het ongeschonden ego.

Wat is qua lezen uw ‘guilty pleasure’? En daarbuiten?
Thrillers van Elmore Leonard en Deon Meyer, die lees ik in het Afrikaans. Maar eigenlijk ben ik tegen het principe guilty pleasure, omdat het altijd maar één kant op werkt. Er zit al op voorhand een oordeel in: dat het allemaal goed en wel is met die literatuur, maar dat het echt lekkere lezen elders te vinden is. Terwijl ik net zo geniet van ‘grote literatuur’ als van Deon Meyer. Mijn guilty pleasure buiten de literatuur is nog altijd dansen op Donna Summer, want ik ben nu eenmaal een oude disconicht, maar ik voel me dan niet guilty. Als culturele katholiek ben ik heel vatbaar voor schuld, schuld is goed, dat je iets moet doen om het weer goed te maken. Ik lees Elmore Leonard alleen niet om mezelf te verlossen maar om mezelf te amuseren, en daar is helemaal niets fout mee. Deze vraag moet vanaf nu geschrapt worden uit deze rubriek!

Met welk van uw boeken of toneelstukken heeft u de diepste band?
Het zijn er nu drie. Ten oorlog, die grote Shakespeare-bewerking. Door dat te schrijven heb ik opnieuw leren schrijven. Een essentieel boek voor mij is natuurlijk Sprakeloos, daarin komt alles samen. Mijn jeugd, mijn passie voor literatuur en toneel, ook in de vorm. Die laatste bladzijden tonen echt waarom ik schrijver ben. En tot slot De draaischijf, mijn nieuwe roman. Een lofzang op het toneel, op Antwerpen, op de schouwburgen, op het verzet, op de mensen die ten onder zijn gegaan. De draaischijf is voor mij een van de drie essentiële projecten uit mijn leven.

Er staat een tafeltje klaar langs de Seine, met een roodgeblokt laken, twee wijnglazen, een kaars. Obers in jacquet staan paraat.
a. Welk personage uit de wereldliteratuur zou u voor een diner uitnodigen?
Hamilton. Ik vond die musical op alle mogelijke vlakken geniaal. Ik vond het vergelijkbaar met het einde van Max Havelaar van Multatuli, de vernieuwing van een heel genre.
b. Waar zouden jullie het over hebben?
Over het Amerika van nu. Wat er van al zijn inspanningen voor de democratie is terechtgekomen. Wat hij zou denken van de bestorming van het Capitool. Wat hij van de slavenhandel vond.

Welk boek zou iedereen op zijn achttiende gelezen moeten hebben?
De blikken trommel van Günter Grass. Ook weer een boek over de Tweede Wereldoorlog. En De Oostakkerse gedichten van Hugo Claus. Alle achttienjarigen moeten poëzie lezen.

Welk toneelstuk zou iedereen op zijn achttiende gezien moeten hebben?
Moeder Courage van Bertolt Brecht. Of iets anders van Bertolt Brecht. Heel moeilijk om goed te brengen in deze tijden, omdat het zo schematisch lijkt. Dat, of Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny, met al die beroemde hits erin. (zingt) Mack the Knife! Dat is ongegeneerd politiek, ongegeneerd geëngageerd, ongegeneerd antikapitalistisch. En tegelijkertijd ongegeneerde lol – lol in toneel, in kunst.

Shakespeare of Molière?
Shakespeare

Bernard Shaw of Hugo Claus?
Hugo Claus. Ik kan niet anders.

Medea of Antigone?
Medea

Richard III of King Lear?
(zucht) Kan ik een joker inzetten?

Tsjechov of Ibsen?
Toch Tsjechov… Omdat bij Tsjechov de tragi-comédie humaine toch altijd nog groter is, en dus speelbaarder. Hij laat ontroering toe, en Ibsen is vaak zo… zo keihard. Ibsen is een soort van W.F. Hermans. Maar ik wil geen sadistisch universum, ik wil een tragikomisch universum. Waarin je kunt ontsnappen. De hoofdpersoon in De draaischijf, Alex Desmedt, is veel meer een Tsjechov-figuur dan een Ibsen-figuur. Hij noemt De kersentuin het stuk der stukken. En dat komt voor mij dicht in de buurt hoor, De kersentuin.