
Welk boek ligt er op het moment op uw nachtkastje?
‘Boven op de stapel ligt The Ungrateful Refugee. Dina Nayeri beschrijft hierin hoe ze via Italië uit Iran vlucht, in de VS terechtkomt en in haar verdere leven worstelt met de stempels die ze als vluchteling krijgt opgedrukt. Vanuit die lens bekijkt ze wat er in Europa en ook specifiek in Nederland gebeurt. Haar verhaal vertelt hoe weinig een woord als ‘vluchteling’ zegt, maar ook hoe moeilijk het is om ervan los te komen door alle associaties die eromheen hangen, ideeën die vaak meer met onszelf te maken hebben dan met anderen.’
U bent op Antarctica geweest?
(Lacht). ‘Je hebt zeker mijn stuk in De Gids gelezen? Ik zou er heel erg graag eens heen willen, maar het probleem daarmee is dat wanneer je naar Antarctica gaat, je op meerdere manieren direct bijdraagt aan de verdwijning ervan. Ik kan er dus alleen maar over fantaseren hoe het daar is. Pure fictie dus.’
Welk boek van de afgelopen tijd heeft te weinig aandacht gekregen?
‘Misschien belangrijker dan een specifiek boek of een specifieke schrijver; ik denk dat er over het geheel te weinig aandacht is voor onze taal. We zijn vaak geneigd om het Nederlands te zien als iets dat moet en de taal te verwaarlozen, maar woorden bepalen wat we kunnen denken en wat niet. Als je geen fijnmazige taal hebt, wordt het uiteindelijk onmogelijk om een genuanceerd gesprek te voeren. Ook fictie staat steeds meer onder druk, en ik denk dat dat gevaarlijk is. Je iets kunnen en mogen verbeelden is cruciaal voor empathie.’
Wie zijn uw favoriete dichters?
‘De Griekse Seferis is wel echt een favoriet naar wie ik altijd terugkeer, en hetzelfde geldt voor Tomas Tranströmer. In ons taalgebied vind ik Miriam Van hee heel goed, net als eigenlijk heel veel dichters. Meer nog dan bij proza is het voor mij bij poëzie de vraag waarnaar je specifiek op dat moment op zoek bent, wat je onverwachts raakt.’
In uw boek Verdwijnpunt stelt u: vertellen zelf is een daad van hoop, ongeacht het verhaal dat verteld wordt. Het veronderstelt immers dat iemand bereid is om te luisteren. Welk publiek was verondersteld?
‘Nee, wat ik daarmee bedoel is dat je veronderstelt dat er iemand luistert op het moment dat je schrijft. Op het moment dat mensen compleet gedesillusioneerd zijn, zullen ze ook stoppen met praten, laat staan schrijven. Want waarom zou je je nog uitspreken als je weet dat alles wat je zegt in de leegte zal vallen?’
Heeft u het idee of mensen hebben geluisterd?
‘Ik kreeg verschillende reacties. Deels van mensen die zich herkenden in het verhaal en pijnlijke gevoelens beschreven zagen in een vorm die ze niet zo vaak tegenkomen. Ik wilde niet dat standaardverhaal vertellen: het ging slecht en nu gaat het weer goed en zo heb ik dat gedaan. Toch kreeg ik vaak de vraag van journalisten of het schrijven van het boek me geholpen had bij het verwerken van de gebeurtenissen waarover ik schrijf. Het boek ging er juist over dat we van die eenvormigheid af moeten.’
Waarom wordt die laatste vraag zo vaak gesteld, denkt u?
‘Een klank echoot gemakkelijker wanneer het een simpel geluid is. Een eenduidig verhaal laat zich zo doorvertellen. Toch schrijf ik omdat ik geïnteresseerd ben in complexe verhalen. Dat vertellen een daad van hoop is, hangt daarmee samen, want het veronderstelt dat complexiteit te vertellen is, kenbaar te maken voor een ander. Het kan ook zorgen voor onbegrip, de andere kant van dezelfde medaille.’
Welke complexiteiten bent u op het moment aan het onderzoeken?
‘Ik ben bezig met het afronden van mijn roman Het gouden uur, die deze herfst verschijnt. Het is altijd ingewikkeld om in een paar zinnen samen te vatten waar een roman over gaat, maar het draait om drie mensen die geconfronteerd worden met een onmenselijke situatie, en de keuzes die ze daarbij maken. Kun je nog het goede doen als alles om je heen je de andere kant opstuurt? Maar ook: hoe raken mensen die proberen het goede te doen soms verzeild in ingewikkelde machtsrelaties, waarbij ze anderen hun waardigheid juist ontnemen? Die dilemma’s raken aan het boek van Dina Nayeri waar ik net over sprak.’
‘De ander niet vastleggen, accepteren dat die veranderlijk, ongrijpbaar is. Zodra de liefde verdwijnt, beginnen we te denken dat de ander kenbaar is, voorspelbaar en saai. Ook van jezelf houden is eenvoudiger wanneer je denkt dat er nog iets verrassends kan gebeuren, dat je niet tot aan je dood dezelfde zult zijn, dat verandering mogelijk is.’ Naar aanleiding van deze passage uit Verdwijnpunt vroeg ik me af of u uzelf nog wel eens verbaast.
‘Goeie vraag. Pijnlijke vraag ook… Ik heb me voorgenomen om meer ruimte te maken voor verwondering, maar dat is nog niet zo simpel. Ik heb het afgelopen jaar heel hard gewerkt en dat maakt het niet altijd gemakkelijk om het onverwachte op te zoeken, omdat er al zoveel is wat moet.’
Hoe ziet ruimte creëren er dan uit?
‘De ruimte om verrast te worden door al het kleine om je heen. Wanneer je alleen maar aan het haasten bent, van de ene verplichting naar de ander, dan zie je ook minder. Voor schrijven is het juist cruciaal om rust te hebben en verrast te kunnen worden, anders komt er geen verhaal.’
Schrijvers beschrijven vaak een moment waarop hun boek in een stroomversnelling terechtkomt. Wanneer kwam dat moment voor u?
‘Er is inderdaad de beginfase, waarin je eerst bergopwaarts werkt, alsof je aan een gladde wand aan het krabben bent om de ingang van het verhaal te vinden. Als het goed is komt er een kantelpunt, een moment waarop je begint te vertrouwen dat die losse scènes een boek kunnen worden. Bij Verdwijnpunt gebeurde dat toen ik erachter kwam dat ik niet een te gepolijst verhaal wilde vertellen; juist een meer fragmentarische vorm paste bij een verhaal over pijn.’
U begint dus zonder een plot?
‘Wanneer ik aan een boek begin, begin ik meestal met een behoorlijk vaag idee. Er is een plek en een personage, maar dat personage moet nog een stem krijgen. Als je genoeg ruimte hebt om je omgeving in je op te nemen, al zijn het maar de gesprekken die je op straat hoort, luister je eigenlijk voortdurend met je boek in het achterhoofd. Er is een begin, maar het weefsel van het verhaal moet nog groeien en het personage moet het uiteindelijk zelf overnemen en gaan spreken. Zodra dat gebeurt, wordt het ook gemakkelijker om vertrouwen te hebben dat er in je verhaal daadwerkelijk een boek zit.’
U wilde een wereldreis maken op de fiets. Zou u een van uw personages willen meenemen, of zou u toch liever alleen gaan?
‘Het is een leuk gedachte-experiment, maar de meeste van mijn personages zijn niet zo ontzettend aardig. Toch geef ik wel om ze. Ik heb me goed vermaakt met Thomas van Augustus, de hoofdpersoon van Quarantaine, maar hij is wel echt een klootzak; hij kwetst anderen om te verbergen hoe kwetsbaar hij zelf is. Om hem mee op reis te nemen gaat wel ver.’
Een vriendschap met Thomas zit er dus niet echt in. Hoe zou u uw band met hem wel omschrijven?
‘Een personage is altijd een uitvergroot stukje van jezelf, ook als hij helemaal niet op je lijkt, maar juist daarom kun je hem inzetten om een wereld te verkennen die je nog onbekend is. Als beginnend schrijver kon ik me wel een beetje gekwetst voelen wanneer mensen negatief waren over mijn personages. Maar als ik tijdens het schrijven zelf een hekel krijg aan een personage, betekent dat wel dat er een stuk tekst uit moet.’
Dus wanneer het een zeurende stem wordt, moet het verhaal om?
‘Ja, dan draait het verhaal blijkbaar om iets anders dan ik zelf dacht. Het eerste personage dat ik schrijf krijgt vaak een beetje de neiging om te gaan zeuren, dus daar moet dan de bijl in.’
Gaat u, naarmate u meer boeken schrijft, de stem van het personage ook eerder herkennen?
‘Nee, niet per se, misschien zelfs trager. Ik wil geen boek schrijven dat op het vorige lijkt, waardoor ik wantrouwiger word ten opzichte van wat ik bedenk. Gaat een verhaal of een personage niet te veel lijken op wat ik al geschreven heb?’
Max Frisch of Hermann Hesse?
‘Frisch. Hij heeft een fijne helderheid en integriteit.’
Hume of Hobbes?
‘Ik heb een zwak voor Hume omdat je aan zijn filosofische werk kunt zien hoeveel er voor hemzelf op het spel stond, hoe kwetsbaar hij ook was.’
Wittgenstein of Lyotard?
‘Wittgenstein II, mag die nuancering? Wittgenstein moet een vreselijke man voor zijn omgeving zijn geweest, maar je ziet hoe hij zocht. Wat hij in zijn latere werk over taal schrijft, gaat over het hele leven – waar hij zelf juist zo'n moeite mee had.’
Radiohead of Coldplay?
‘Oef. Coldplay is kitscherig, maar heeft het meest voor me betekend.’
Jane Goodall of Ernest Shackleton?
‘Beiden zijn pioniers, Jane Goodall heeft het beeld dat we hebben van dieren behoorlijk veranderd, maar Shackleton ging terug in een australe winter om zijn mannen te redden.’