Als eilandjes liggen ze in het eindeloze agrarische landschap van de Braziliaanse provincie Mato Grosso do Sul: minuscule, overvolle en miserabele indianenreservaten. Normaal gesproken trekken ze niet de aandacht van de overige bewoners van deze provincie tegen de grens met Paraguay, die de grootste vleesexporteur van Brazilië is.

Maar in Dourados, stad met brede groene lanen, volop restaurants, fietspaden zelfs, is onder de bevolking, die rijk is geworden van de landbouw, alarm geslagen. De indianen zijn begonnen landbouw- en veeteeltgrond te bezetten die ze als hun oorspronkelijke leefgebied beschouwen. Boeren worden op tientallen plekken in de provincie bedreigd met onteigening om plaats te maken voor de Guarani Kaiová-indianen.

‘We zijn wanhopig en boos. Ze maken ons gek. We zijn nette mensen, hebben altijd belasting betaald en die bugres (heidenen = indianen – sb) nooit wat aangedaan, maar ze laten ons geen alternatief. Wat kunnen we doen als de politie, de regering, iedereen aan de kant van de bugrada staat? Ik heb betaald voor dat land.’ Een boer luchtte zijn woede tegen de pers in Dourados. Tweehonderd Guarani Kaiová-indianen bezetten afgelopen augustus een deel van zijn grond. Volgens de indianen is die oorspronkelijk van hen; ze willen er de gemeenschap Arroyo Corá heroprichten. Maar de boer, die het land al dertig jaar in bezit heeft, laat zich niet wegjagen: ‘Als er doden vallen, is dat de schuld van de politici die iedereen een rad voor ogen draaien in Brazilië. Wij hebben de eigendomspapieren en willen echt niet weg. Dat kan dus alleen maar slecht aflopen.’

Even na de bezetting liep het in Arroyo Corá dan ook uit op geweld. Pistoleiros, gewapende mannen, vielen schietend het kampement binnen. De indianen vluchtten. Enkelen raakten gewond.

De indianen beroepen zich bij hun bezettingen op de rapporten van de overheidsinstelling Funai. Antropologen analyseren daarin aan de hand van getuigenissen en archeologische vindingen waar de indianen in het (recente) verleden woonden. Daarmee probeert men de krappe reservaten uit te breiden. Maar de boeren accepteren de conclusies niet. Langdurige rechtszaken volgen, waardoor beide partijen in onzekerheid blijven en de indianen uit frustratie ten slotte de omstreden grond bezetten.

Vergelijkbare situaties spelen zich af in het zuiden van Brazilië en in buurprovincie Mato Grosso, hart van de grootschalige landbouw en goed voor een derde van het bruto nationaal product van het land. Producten als soja, suiker, koffie en vlees zorgen voor Brazilië’s exportoverschot. De boeren voelen zich onheus bejegend door de staat, die in hun ogen grond weggeeft aan de indianen ‘die er niets mee zouden doen’. Het is daarom een economisch én cultureel conflict.

In twee indianendorpen aan de rand van Dourados wonen dertienduizend Guarani-indianen op een paar vierkante kilometer. Het is het oudste indianenreservaat van Mato Grosso do Sul. De huizen zijn van steen. De interieurs zijn armoedig, met afgeleefde bankstellen en een enkele oude televisie. Kinderen lopen rond in groezelige kleertjes en op blote voeten. Denis Silva Figuereido (30), leider van de gezondheidspost in het dorp Jaguapirú, vatte toen ik in Dourados was het conflict in een paar zinnen samen. ‘In Mato Grosso do Sul woont de op één na grootste indianenbevolking van Brazilië. In de ogen van de blanken zijn we waardeloos voor de samenleving, lui. En de situatie ís precair. We hebben veel problemen met alcohol en seksueel misbruik. Het grote probleem: we hebben geen grond. Vissen en jagen kunnen we niet meer door de oprukkende sojaproductie en veeteelt. We kunnen geen kant op. Ex-president Lula, voor wie ik in het verleden campagne heb gevoerd, beloofde van alles, maar de rijken, de grootgrondbezitters, maken nog altijd de dienst uit. Hun belangen gaan voor.’

Nergens ter wereld bestaat zo’n hoog zelfmoordcijfer als onder de indianen van Mato Grosso do Sul. Denis Figuereido kent de achtergrond hiervan maar al te goed. Hij ging me voor naar zijn ouderlijk huis, dat al elektriciteit en stromend water had en daarmee een uitzondering was. Binnen stond de tv aan. Marcio, zijn jongste broer, zat stil op de volledig doorgezeten bank. Zijn moeder, Marcia Silva Figuereido, was wanhopig. Marcio was na een nacht zwerven teruggekomen, ze had hem aangetroffen met een koord in zijn handen. Marcio was op zijn dertiende van huis weggegaan, op zoek naar werk. Zijn moeder probeerde hem nog te overtuigen eerst zijn school af te maken, maar tevergeefs. Marcio, nauwelijks in staat tot praten zei alleen: ‘Ik wilde schoenen en kleren.’ Sportschoenen die zijn ouders niet konden betalen. Maar op de suikerrietplantage waar hij kwam te werken raakte hij aan de alcohol.

De huidige conflicten in Mato Grosso do Sul worden verklaard door de geschiedenis van de provincie, zegt antropologe Spensy Pimentel, werkzaam voor het centrum van indianenstudies van de universiteit van São Paulo. ‘Begin twintigste eeuw heeft de toenmalige Dienst ter Bescherming van de Indiaan tientallen groepen van duizenden indianen samengedreven in heel kleine reservaten.’ Dat gebeurde om de landbouw in Mato Grosso te stimuleren, een proces dat de hele twintigste eeuw is doorgegaan. In de jaren tachtig – tegen het einde van de militaire dictatuur (1964-1985) – leverden multinationals als Bunge, Cargill, adm en Monsanto kunstmest, bestrijdingsmiddelen en technologische ondersteuning en zorgden vaak voor de financiering van de productie van suikerriet, soja, vee en maïs, bedoeld voor de export. De boeren die zich in die jaren in Mato Grosso do Sul vestigden, verkregen hun grond dus met goedkeuring van de staat – al zijn er veel voorbeelden te noemen waarin gesjoemeld is met de eigendomspapieren. Maar alles werd gladgestreken onder het motto van de economische ontwikkeling van het gebied.

Met de nieuwe grondwet van 1988 brak een nieuw tijdperk aan. De rechten van de indianen werden expliciet erkend en de Funai, de opvolger van de Dienst ter Bescherming van de Indiaan, begon grotere gebieden toe te kennen aan de Guarani Kaiová, wat door de opeenvolgende presidenten werd geratificeerd.

Mato Grosso do Sul heeft momenteel dertig reservaten, waarvan een aantal op de nominatie staat om te worden uitgebreid. Daarnaast worden elf nieuwe gebieden onderzocht, waarvan het onlangs door indianen bezette Arroyo Corá er één is. Dat de boeren niet alleen via de rechter maar ook met geweld tegen de indianen ingaan, blijkt uit de cijfers van de Conselho Indigenista Missionário (cimi), de belangrijkste niet-gouvernementele organisatie die opkomt voor de rechten van de indianen en gelieerd is aan de katholieke kerk. In 2010 vonden bijna alle aanvallen op en doodsbedreigingen tegen de indianen van Brazilië in Mato Grosso do Sul plaats. In die provincie werden in dat jaar 34 van de zestig moorden op indianen gepleegd.

De strijd om grondbezit wordt vooral gevoerd met politieke en publicitaire middelen. In Veja, het meest gelezen weekblad van Brazilië, verscheen onlangs een artikel dat de beslissing van een federaal rechter bekritiseerde om de Guarani Kaiová toe te staan het agrarische bedrijf Cambará te bezetten, in de gemeente Iguatemi, ook in Mato Grosso do Sul. Eerder had een plaatselijke rechter geoordeeld dat de indianen weg moesten, waarna deze in een openbare brief stelden: ‘We hebben al veel geleden, worden stelselmatig geveld en sterven steeds jonger. We weten dat we hier van de oever van de rivier door de politie zullen worden ontruimd, maar we gaan niet weg. We zijn een inheems volk en we zijn bereid hier een collectieve dood te sterven en begraven te worden tussen de beenderen van onze voorvaderen. We hebben geen andere optie en dit is onze unanieme beslissing.’

Demonstraties in de steden en campagnes via internet voor de rechten van de Guarani Kaiová-indianen volgden. In São Paulo en in andere hoofdsteden werden spandoeken uitgevouwen en kwamen indianen met volle tooi, instrumenten en in oorlogskleuren hun protest laten horen, met leuzen als ‘de agrobusiness doodt’ en ‘einde aan de genocide’. Gechoqueerde Brazilianen zetten ‘Guarani’ achter hun naam op internet om hun betrokkenheid te tonen. Uiteindelijk besliste een rechter op hoger niveau dat het bedrijf Cambará toch niet zou worden ontruimd. De indianen mogen voorlopig blijven en mogen niet meer lastig gevallen worden door de boeren zolang de definitieve beslissing over het nieuwe reservaat niet genomen is.

Leonardo Coutinho, de auteur van het Veja-artikel, haalde een aantal argumenten aan tegen het uitbreiden van de bestaande indianenreservaten. Volgens hem heeft Brazilië al meer dan genoeg grond weggegeven aan de indianen. Het land telt 615 reservaten, ruim twaalf procent van het grondgebied, en daarin woont zestig procent van de negenhonderdduizend indianen. ‘Dat is dan 215 voetbalvelden per indiaan’, berekende federaal afgevaardigde Kátia Abreu, tevens voorzitster van de Confederatie van Landbouw en Veeteelt (cna). ‘Als de Funai denkt dat er meer grond nodig is voor de indianen vanwege een demografische explosie in een zekere regio, dan is er niets makkelijker dan land te kopen en dat te verdelen. Maar we moeten niet de wet overtreden door boeren te onteigenen die de juiste papieren hebben.’

In het Congres proberen de vertegenwoordigers van de agrarische sector, die onder de parlementariërs een stevige minderheid vormen, daarom met verschillende wetsvoorstellen het beslissingsrecht over het uitbreiden van de indianenreservaten over te dragen van de uitvoerende naar de wetgevende macht – naar zichzelf dus. Bovendien willen deze Congresleden dat de indianen niet langer inspraak hebben in het gebruik van strategische plekken in de reservaten, zoals mijnen en waterwegen. Volgens minister van Justitie José Eduardo Cardozo is het geen optie om het Congres de indianengebieden te laten bepalen: ‘De demarcatie van de grond van de traditionele volken van Brazilië is een bestuurlijke plicht.’

Intussen diende federaal afgevaardigde Luis Carlos Heinze alvast een wetsvoorstel in om in ieder geval de Funai beter te controleren. Volgens Heinze bestaat de Funai uit onwetende en/of kwaadwillende antropologen. ‘De algemene klacht luidt dat er nooit veilige criteria zijn opgesteld voor de demarcatie van de indianengebieden, waardoor de samenleving is overgeleverd aan de willekeur en de persoonlijke interpretatie van de antropoloog die is aangesteld om een rapport te schrijven.’

Zoals de situatie nu is, is het volgens de critici veel te makkelijk geworden om jezelf indiaan te noemen. ‘Hele indianenstammen zijn er de laatste jaren bedacht’, schrijft journalist Coutinho. ‘In de laatste volkstelling van 2010 is er sprake van een ware boom van indianen, wat heeft geleid tot een industrie van demarcaties, waardoor de grond voor de Brazilianen die voedsel willen produceren nog verder is teruggebracht.’ Op enkele uitzonderingen na hebben die reservaten het leven van de indianen ook helemaal niet verbeterd, stelt Coutinho: ‘In enkele gevallen is hun situatie er alleen maar slechter op geworden. In de gemeente Coronel Sapucaia in Mato Grosso do Sul is een reservaat met alle comfort, scholen, gezondheidsposten, maar ze hebben er geen werk, toekomst of hoop. Ze zijn volledig overgeleverd aan de Funai en cimi, zonder de kleinste kans om aan hun tragische situatie van bosbewoners te ontsnappen in een technologische en industriële wereld. Gevallen van depressie, crack- en alcoholgebruik komen er veel voor.’

De krant Folha de São Paulo publiceerde deze winter een onderzoek over ‘wat de indianen willen’. De kop luidde: ‘De indianen zijn geïntegreerd in het stedelijke leven’. Volgens het onderzoek, dat plaatsvond in opdracht van de Confederatie van Landbouw en Veeteelt (cna), zeggen de indianen televisies, dvd’s, koelkasten, gasfornuizen en mobiele telefonie in hun dagelijks leven te hebben opgenomen. Gezondheidszorg wordt door de meeste geïnterviewden als het grootste probleem van de indianen genoemd. Grond komt op de tweede plaats, gevolgd door discriminatie, toegang tot onderwijs en werk. Een universitaire opleiding is de droom van de meerderheid. Als de vraag gaat over hun persoonlijke leven, verdwijnt de grondkwestie naar de achtergrond. ‘De landkwestie baart zorgen, maar is niet het grootste probleem’, concludeerde de krant. Volgens cna-voorzitster Kátia Abreu heeft ‘het onderzoek de indianen van het foute, anachronistische beeld van de antropologen bevrijd’.

Enkele dagen na de publicatie van het krantenstuk plaatsten antropologen namens de niet-gouvernementele organisatie Instituto Socioambiental (isa) een antwoord in de Folha de São Paulo. Zij baseerden zich daarbij op hetzelfde onderzoek, maar interpreteerden de cijfers anders. ‘De achterliggende gedachte is dat de grondkwestie niet zo belangrijk zou zijn in vergelijking met de andere wensen van de indianen. Maar de territoriale kwestie wordt wel degelijk als tweede belangrijkste probleem genoemd, vóór thema’s als werk en onderwijs.’ De boeren mogen dan produceren, de indianen beschermen de vegetatie en leveren daarmee milieudiensten voor de hele samenleving, volgens het isa.

De indianen zelf worden steeds mondiger. ‘Wij willen duidelijk maken’, zo schrijven Guarani-idianen na een grote bijeenkomst in december in reactie op de artikelen in Veja en Folha de São Paulo, ‘dat wij op autonome en bewuste wijze vechten voor het herstel van onze gronden, dat die strijd voor onze traditionele grond uitsluitend de onze is, waarbij wij zelf overheidsorganen, niet-gouvernementele organisaties en alle burgers van Brazilië en andere landen ter wereld betrekken.’

Is er een vreedzame oplossing mogelijk? Misschien. Veel betrokkenen zien herstelbetalingen aan de boeren als een oplossing voor de korte termijn. Eduardo Riedel, voorzitter van Famasul, de boerenfederatie van Mato Grosso do Sul, verdedigt dat idee: ‘Als de regering nu beweert dat de indianen op die gebieden moeten worden ondergebracht, dan moet de regering daar maar voor betalen. Wij willen proberen de conflicten op te lossen.’ Maar, voegt hij er dreigend aan toe, ‘er zijn producenten die het idee om hun land af te staan, zelfs tegen betaling, niet accepteren. En het is niet makkelijk om dat te vragen aan boeren die legaal zijn en altijd keurig hun belasting hebben betaald. Als de regering vervolgens weer verder gaat met het uitbreiden van de indianengronden, komt er nooit een einde aan het conflict.’

Bij Dourados werd op de laatste dag van januari een overwinning gevierd: 47 indianenfamilies hebben van de rechter toestemming gekregen om hun bezetting van een boerenbedrijf op een paar kilometer van de stad voort te zetten. Het gaat volgens hen om een paar schaarse hectaren die van het toch al veel te krappe reservaat zijn afgepikt. Zij kunnen hun geplante cassavewortels, maïs en pompoen gaan oogsten, zolang de Funai en de advocaten van de boeren vechten over de vraag wat nu precies van wie is.