‘Ja, nee… dat wil zeggen…’ David zweeg. Het meisje achter de balie keek steeds wantrouwender. Hoe kon hij zo'n kind vertellen dat hij een afspraakje wilde maken met een van haar collega’s? Vaag rook hij een fris, onschuldig parfum dat vreemd afstak bij de verbeten ziekenhuisgeur die hen omringde. Wanhoop en twijfel sloegen toe. Zuster Nauta was er niet. Had het lot - zijn noodlot - niet gewoon bepaald dat zijn verlangen onvervuld zou blijven? Waarom zou hij haar dan blijven zoeken?
Plotseling sloeg zijn hart een slag over. Achter hem klonk een geluid dat hij uit duizenden zou herkennen. Naaldhakken. Vlug draaide hij zich om. Aan het einde van de gang wandelde Lucille Nauta in een strak, wit uniform richting klapdeuren. Weg van hem. Gejaagd snelde hij achter haar silhouet aan, struikelend passeerde hij de klapdeuren. Het trappenhuis was leeg. David keek verslagen naar het geflikker van de lampjes op de liftschacht. De cabine zakte. Zat ze daar in? De vrouw die zijn fantasieen beheerste? Hij had het gevoel dat hij in een stompzinnige tv-thriller verzeild was geraakt. Toen de lift eindelijk kwam, stond hij zich op te vreten. Natuurlijk zou ze zo meteen verdwenen zijn. In rook opgegaan.
Tot zijn verrassing stond ze rustig in een pocketboek te bladeren bij het winkeltje in de hal. Vanuit de verte leek ze knapper dan hij zich herinnerde. Actie, Rosenbach, zei hij tegen zichzelf, erop af! Maar zijn lichaam weigerde dienst. Pas toen Nauta zich in beweging zette, volgde hij haar, op veilige afstand. Ze doorkruisten lange, steriele gangen. David voelde zich belachelijk. Net Alice in het konijnehol.
Ze verdween achter een deur waar ‘Personeelsrestaurant’ boven stond. Hij aarzelde en probeerde door de matglazen raampjes naar binnen te gluren. Achter hem klonk een discreet kuchje. Iemand tikte hem op de schouder. ‘Pardon meneer, alleen voor personeel’, zei een beleefde stem. David draaide zich om, en zag een slanke man in een blauw uniform. Hij droeg een bordje: ‘M. Tissoudali, beveiliging’. ‘Maar ik…’ ‘Personeelsleden hebben een badge, meneer. De centrale hal is die kant op.’ David liet zich wegsturen. Aan een scene had hij geen enkele behoefte. In de hal bleef hij bij het winkeltje staan en kocht een Mars. ‘Gaat het personeel altijd hier naar buiten?’ vroeg hij aan de verkoopster. ‘Meestal wel’, antwoordde ze onverschillig. ‘Maar sommige gaan er aan de zijkant uit.’
Ter plekke sloot David een deal met zichzelf. Pal bij de ingang stond een bank. Daar zou hij gaan zitten lezen. Kwam zuster Nauta langs, dan zou hij haar aanspreken. Was dat om vijf uur nog niet gebeurd, dan zou hij dit verlangen met wortel en tak uitrukken. Laat het lot maar beslissen, dacht hij dapper.
Het werd een onrustige middag. David had grote moeite om zich op zijn boek te concentreren. Bij elke passant keek hij op. Hij had geluk. Om half vier hoorde hij naaldhakken. Daar kwam ze. Lucille Nauta in eigen persoon.
Helaas… ze was niet alleen.