Vreemde stemmen gonsden door elkaar. David kon er geen touw aan vastknopen. Moeizaam opende hij de ogen. Hij lag op zijn rug. Boven hem schoven tl-buizen in een rustig tempo voorbij. ‘Wat is er aan de hand?’ mompelde hij, terwijl hij overeind probeerde te komen. Dat ging niet. Hij lag helemaal vastgesnoerd in koele, rubberachtige stof. Op een brancard, wist hij plotseling, terwijl hij hijgde van uitputting. Een verpleger liep naast het rijdende bed met in zijn hand een doorzichtige zak met vloeistof, waaraan een dun buisje hing.

David zag tot zijn verbazing dat het slangetje aan de binnenkant van zijn eigen arm was vastgeplakt. Een infuus! ‘U hebt een klein ongeluk gehad’, zei de broeder sussend. ‘Blijf vooral rustig liggen.’ David werd zich opeens bewust van een snerpende pijn aan zijn linkerkuit. ‘Wat…’, begon hij zwakjes. ‘Ssst’, zei de broeder. ‘Een aanrijding. U heeft nogal wat bloed verloren.’

Aanrijding? Langzaam begon hem iets te dagen. Hij herinnerde zich een hoogst onaangenaam gevoel. Jaloezie. Nauta! Had zuster Lucille Nauta hem afgewezen? Nee. Hij was lucht voor haar. Ze was met haar doktersvriendje in een auto gestapt. David werd steeds duizeliger. De brancard kwam tot stilstand. Iemand greep zijn schouder. ‘Niet wegzakken’, zei een stem. David rilde. ‘Koud’, mompelde hij. ‘Ik zal u een deken geven’, zei de broeder zorgzaam. ‘Dokter komt zo.’ Even later stapte er een kordate vrouw binnen in een witte jas. Zonder plichtplegingen beval ze de verpleger om de bloeddruk van de patient te meten. Vluchtig inspecteerde ze Davids hoofd. Daarna sloeg ze de deken terug om naar zijn been te kijken.

Ze trok een ernstig gezicht, en hij schrok. Zijn hart begon te bonzen. Daarna ging alles razendsnel. De dokter zei dringend dat hij niets mocht eten en drinken - alsof hij in staat was om een vier gangen-diner te verorberen - in verband met de algehele verdoving. Het infuus werd verwisseld. Opeens merkte hij dat hij in een lift lag. ‘Even een klein operatietje’, zei de Surinaamse verpleegster bij zijn voeteneind opgewekt. De narcotiseur in de operatiekamer droeg een blauwe jas en een plastic muts. ‘Zometeen voelt u niets meer’, beloofde hij joviaal. David zag hoe het beeld voor zijn ogen trillend desintegreerde. Toen viel er een gat in de tijd.

Traag kwam hij bij in een deinend, naargeestig universum. Misselijkheid overviel hem in golven. Hij werd op een zaal geplaatst tussen witte gordijnen. Een mollige, rossige verpleegster kwam en stak een thermometer in zijn mond. Na een tijdje begon het ding te piepen. ‘Tjonge’, zei het meisje. ‘Uw temperatuur is wel erg hoog.’ Ze verdween, zonder de gordijnen helemaal te sluiten.

David lag zinderend in bed. Met grote ogen staarde hij naar de deuropening. IJlde hij? Of was het werkelijk zuster Lucille Nauta, die daar op hoge hakken door de gang snelde? Even ervoer hij iets dat op wellust leek, toen zakte hij als een vaatdoek terug in de kussens. Hij voelde zich onbeschrijfelijk slap.