
Spoiler alert: geen van de kunstenaars in de Zero-tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam, met als ondertitel Let Us Explore the Stars, heeft daadwerkelijk ooit een ruimtereis gemaakt. Een enkeling is er echter wel dichtbij geweest. En velen van hen zullen zich een retourtje maan of Mars hebben voorgesteld. Ze stonden te popelen, dat is zeker. Op de laatste pagina van het derde ZERO-tijdschrift (1961) staat bijvoorbeeld een collage van een heuse Zero-raket die recht de lucht in schiet. Op de tien pagina’s die hieraan voorafgaan wordt met cijfers afgeteld naar het moment van de lift-off.
Zero-kunstenaars telden af naar de toekomst, zij hadden een onvoorwaardelijk verlangen naar wat komen ging. Na de sombere en verstikkende oorlogsjaren snakten ze naar verandering en expansie; ze wilden de kunst de moderne tijd in loodsen door met een schone lei te beginnen, vanuit een nulpunt, en in plaats van de musea wilden ze de werkelijke ruimte artistiek veroveren, de kosmische ruimte zelfs – ze lieten zich geenszins weerhouden door zoiets achterhaalds als de zwaartekracht. ‘Zero is de maan. De zon is Zero. (…) De woestijn is Zero. De hemel boven Zero. De nacht’, aldus de oprichters Heinz Mack en Otto Piene in een manifest in 1963.
Niet dat dit meteen heel erg zichtbaar is in het Stedelijk. De tentoonstelling, die een beeld geeft van Zero als historische beweging (1958-1966) en tegelijkertijd laat zien welke artistieke strategieën Zero-kunstenaars toepasten (gebruikmakend van onder meer licht, vuur en beweging), is een vrij traditionele white cube-aangelegenheid: de meeste werken hangen keurig netjes aan de muur. Wel kan je hier het gevoel bekruipen op de filmset van Stanley Kubricks 2001: A Space Odyssey (1968) rond te lopen; er hangt een vintage sciencefiction sfeertje.
De tentoonstelling begint bijvoorbeeld met een wand volgehangen met witte schilderijen van onder anderen Henk Peeters, Jan Schoonhoven, herman de vries, Hermann Goepfert, Gotthard Graubner en Piero Manzoni: allemaal volledig abstracte werken met enkel een paar gaatjes, enkele inkepingen, plooien of soms een kleine schittering. Dit is Zero zoals de meeste mensen haar kennen: gortdroog minimalisme met een repetitief karakter, vijftig tinten wit en nergens de hand van de kunstenaar te herkennen, want Zero was anti-expressionistisch. Met een beetje fantasie zou je ze ook als studies naar het oppervlak van ijsplaneet Uranus kunnen zien.
Via een zaaltje met prachtig gekleurde monochromen van Yves Klein kom je uit bij enkele werken die in de jaren zestig ook te zien waren in de twee legendarische Zero-tentoonstellingen in het Stedelijk (vernoemd naar de Nederlandse tak van Zero): Nul (1962) en Nul negentienhonderd vijf en zestig (1965). Hier zijn de bekende installatie met Goodyear-autobanden van Armando, de opgestapelde kratten met lege bierflesjes van Jan Henderikse en een waterzakjeswand van Henk Peeters te zien: klassiekers die – typerend voor Nul – de poëzie van moderne materialen en gebruiksvoorwerpen bezingen. Er hangt ook een leuke, buitenaards aandoende verrassing tussen: een klein werk van Pol Bury, 107 boules de 6 volumes différents (1964), waarvan het Stedelijk tot voor kort niet precies wist wat het was en hoe het in de collectie terecht was gekomen. Het gaat om een zwart houten paneel waarop 107 bruine kurkballetjes van verschillende grootte zijn geprikt. Aan de achterkant zit een elektromotor verstopt die ervoor zorgt dat de balletjes voorzichtig bewegen, als een soort zeeanemoon. Schattig en hypnotiserend.
Bij Installation Aggregation: One Thousand Boats Show (1965) van de Japanse Yayoi Kusama mag je pas echt je moonboots te voorschijn halen. Kusama is wereldberoemd vanwege haar polkadots, gekleurde stippen die ze in duizendvoud overal op schildert, en ze lijkt door haar extravagante uiterlijk – inclusief fluorescerende pruik – zelf wel een beetje op een alien. De vroege installatie die hier te zien is, bestaat uit een witte roeiboot bedekt met honderden fallusachtige objecten, omringd door 999 fotoreproducties van de boot. Door de schier oneindige herhaling krijg je het gevoel een bizar parallel universum binnen te treden.
Als gezegd zijn al deze werken, hoe futuristisch ze soms ook ogen, nog tamelijk traditioneel en ‘aards’. Maar de ambities van Zero-kunstenaars reikten wel degelijk verder, en hoger. Onder meer als reactie op het fascisme streefden ze naar niets minder dan het creëren van nieuwe dimensies in de relatie tussen het individu en de kosmos. Zo citeerden Mack en Piene in het eerste nummer van het tijdschrift ZERO (1958) de Duitse kunstcriticus Franz Roh, die hoopte dat de hedendaagse kunst een ‘zicht op de werkelijkheid’ zou geven dat de toeschouwer ‘spiritueel’ zou beïnvloeden. Kunst die het zelfbewustzijn van de toeschouwer kon verhogen was voor hen een voorwaarde om een zicht op de werkelijkheid te krijgen dat los stond van het vermaledijde universalisme.
Vooral Lucio Fontana, een stuk ouder dan de meeste Zero-kunstenaars, speelde een cruciale rol als inspirerende toekomstprofeet. Zijn drie Concetto spaziale die in het Stedelijk te zien zijn, drie bolvormige ‘klonten’ met inkepingen, zien er zonder meer uit als kometen die uit de lucht zijn komen vallen. Maar het zijn vooral zijn theorieën van het ‘spatialisme’ die hij vanaf 1947 uitwerkte, die van fundamenteel belang waren voor Zero. Fontana geloofde in een permanente vooruitgang, een kosmische verkenning en een mentale ruimtelijkheid zonder fysieke of ideële grenzen. Hij projecteerde zichzelf als kunstenaar voortdurend voorbij het oppervlak, dat hij niet langer opvatte als iets statisch, maar als een veld van actieve krachten. Zijn artistieke gebaren, de gaten en sneden die hij in doeken aanbracht, moesten niet opgevat worden als subjectieve expressie, maar als ‘uitingsvorm van een gevoelsmatige kennis van de werkelijkheid’.
Ook Piene omschreef het schilderij als ‘een krachtenveld, de arena waarin impulsen van de schepper allemaal samenkomen om te worden getransformeerd, opnieuw gevormd in een beweging van kleur’. Volgens hem ontving de moderne schilder ‘energieën’ vanuit de ‘volheid van het universum’. Zero-kunstenaars voelden zich niet langer aan de aarde gebonden, schreef Piene: ‘Cruciaal voor onze ervaring is een tijdperk dat droomt van astronomische en kosmonautische avonturen, een tijd waarin de mens in staat is de aarde te verlaten, de zwaartekracht te overwinnen. Wij zijn geïnteresseerd in licht, in de elementen, in vuur, lucht en wind, in de onbegrensde mogelijkheden om een betere en stralender wereld te ontwerpen.’

De ondertitel van de tentoonstelling is niet voor niets afkomstig uit John F. Kennedy’s inaugurale rede van 20 januari 1961: ‘Together let us explore the stars, conquer the deserts, eradicate disease, tap the ocean depths and encourage the arts and commerce.’ De expansieve neigingen van Zero passen goed in de naoorlogse periode van grenzeloos optimisme. De kosmos werd voor het eerst daadwerkelijk verkend, de landing van de eerste mens op de maan leek aanstaande, zeker nadat in 1961 Joeri Gagarin als eerste een rondje om de aarde had gemaakt. Gagarins omschrijving van de ‘blauwe planeet’ aarde prikkelde de verbeelding enorm. Het bracht Yves Klein ertoe om bolvormige sponzen in zijn blauwe ikb-verf te dopen en hiermee verschillende Reliefs planétaire te maken.
Behalve in concrete kunstwerken, zoals te zien in het Stedelijk, blonken Zero-kunstenaars uit in het bedenken van visionaire, soms knotsgekke projecten. Zo realiseerde Piene diverse ‘sky art’-installaties met grote opblaasbare constructies en signeerde Klein symbolisch de hemel boven zijn geboortestad Nice, die hij daarmee inlijfde bij de kunst. Een fascinerend voorbeeld van Zero-luchtfietserij is Macks Sahara-Projekt, waar hij sinds 1959 aan werkte. Mack wilde spiegelende zuilen en reliëfs in de woestijn plaatsen om zo een synergie tussen kunst, uitgestrekte zandvlakte, zon en lucht te laten ontstaan. Dit zou volgens hem resulteren in ‘nieuwe fenomenen van licht en ruimte’. Na een jarenlange aanloop lukte het hem om dit project in 1968 te realiseren, samen met het Duitse tv-station wdr. Mack reisde met een cameraman en regisseur af naar de Tunesische Sahara waar hij, gekleed in een astronautenpak (een zelf ontworpen zilveren overall), in de brandende zon zijn spiegelende lichtpilaren installeerde. Het resultaat, de bizarre tv-film Tele-Mack, is te zien in het Stedelijk.
Het dichtst bij een werkelijke reis door de ruimte kwam Paul Van Hoeydonck, van wie slechts één werk in de tentoonstelling hangt: een wit schilderij getiteld Lichtwerk (1959). De Belgische Zero-kunstenaar slaagde er in 1971 als eerste en enige in om een kunstwerk op de maan te laten plaatsen: Man on the Moon, een aluminium poppetje van 8,5 cm, waarmee hij de triomf van de mens in de ruimte wilde vieren. De astronauten van de Apollo 15, die het beeldje op de maan hadden achtergelaten, doopten het echter The Fallen Astronaut, ter nagedachtenis aan alle omgekomen ruimtevaarders, en sindsdien staat het bekend onder die naam. Nog altijd ligt het te blinken in het maanstof, zo ver bekend tenminste, want sinds de laatste maanlanding, eind 1972, heeft niemand het nog van dichtbij gezien.
De meeste Zero-kunstenaars werkten echter in omgekeerde richting. Zij haalden de kosmische ruimte via hun werk naar binnen, in plaats van andersom. Een beroemd en spectaculair voorbeeld hiervan is Piene’s The Proliferation of the Sun (1967), dat tijdens de opening van de tentoonstelling in het Stedelijk zal worden opgevoerd. In deze 25 minuten durende, theatrale multimedia-installatie worden honderden kleurig beschilderde dia’s in rap tempo achter elkaar geprojecteerd op verschillende schermen. Tegelijkertijd klinkt er een robotstem die de woorden ‘the sun, the sun, the sun’ eindeloos herhaalt. Af en toe wordt dit tamelijk hallucinante geheel onderbroken door dezelfde robotstem die instructies geeft: ‘Projectionists, please change trays, please change trays, please change trays. Highest speed. Highest speed.’ Het publiek, dat kan gaan liggen op kussens op de grond, beleeft tijdens deze ‘dia-performance’ een ‘poëtische reis door de ruimte’, zoals Piene het zelf omschreef. Een werkelijke lift-off zit er bij Zero: Let Us Explore the Stars niet in, maar dichterbij zul je deze zomer niet snel komen.
Zero: Let Us Explore the Stars, 4 juli t/m 8 november, Stedelijk Museum Amsterdam. Opening: 3 juli (vrij toegankelijk); stedelijk.nl
Beeld: (1) Heinz Mack tijdens het maken van de film Tele-Mack, 1968 (Edwin Braun C/O Pictoright Amsterdam 2015). (2) ZERO vol. 3, 1961, Designed by Heinz Mack (2015 Heinz Mack / Zero Foundation / VG Bild-Kunst Bonn).