Zo ook wanneer je de pianist van dat moment vergelijkt met iemand die vanaf een hoger gelegen (waarschijnlijk los in de ruimte zwevend) kerkhofje afgebrokkelde stukjes marmer naar je mikt.
Toch is dat eens gebeurd. Constateer ik tijdens doorbladeren van oud notitieboekje. Het restaurant staat erbij: La Tartaruga, in Cagliari. Winter op het als pantoffel gevormde Sardinie. Dat kerkhof is echt. Naar zuidelijk gebruik veel op geemailleerd metaal overgezette foto’s van veelal jonge vrouwen. Bezweken aan de maagdentering. Ifiginea heeft de matrozenmuts van haar verloofde schuin op haar artisjokkleurige lokken gezet en kijkt daar onderuit olijk naar de overlevenden.
Een andere naam is ook niet verloren gegaan: Egle de Giorgi. Zelfs grijze ogen kunnen verwachting uitdrukken. Terzijde van de graven meestal een jampot, halfvol met oud regenwater en verdorde bloemstengels. Een is er zwart geverfd.
Naast de begraafplaats kwam voor een week een kleine kermis te staan. Vanaf elk graf was La Ballerina zichtbaar, een zevenvoudig vergrote vrouw die de top van een draaimolen was. Bij de hoogste snelheid spreidden zich haar armen en verhief ze haar gestalte tot pirouette. Over the Rainbow spoelde een muziekje vanuit haar decollete. Of Rats, kuch en bonen. Een doffe klomp geluid, in eeuwige maar slecht georganiseerde herhaling. In plaats van goed zoals de Pathetique.
Bij La Tartaruga verkochten ze rauwe mosselen alsof het gekookte waren, en ezelbiefstuk. Als alles was afgelopen een glas, soms twee, filu e ferru. Onwettelijk gestookte grappa die zich inderdaad als prikkeldraad je keel in liet dwingen. Daarna nam iedereen iedereen op de schouders en probeerden we thuis te komen. Dat is gelukt.