David Hockney is tachtig jaar oud. In de film David Hockney at the Royal Academy of Arts wordt hij geportretteerd en geïnterviewd bij de totstandkoming van twee tentoonstellingen in Londen, A Bigger Picture in 2012 en 82 Portraits and One Still Life in 2016. Die tentoonstellingen werden samen door 1,2 miljoen mensen bezocht, wat er onder meer op wijst dat hij in zijn vaderland is uitgegroeid tot een ‘Living National Treasure’, net als Alan Bennett, Grayson Perry of Elton John, een object van vertedering en bewondering.
De film is een aflevering van een intrigerend format bedacht door regisseur Phil Grabsky, getiteld Exhibition on Screen. Net zoals je opera’s uit New York tegenwoordig live in een Nederlandse bioscoop kunt zien, zo bieden Grabsky’s films de mogelijkheid een tentoonstelling te zien in alle rust, met gedegen commentaar en voorbeeldige registratie van de werken, zonder dat je zelf naar Londen hoeft en zonder dat er een drom dommig drentelend publiek met natte jassen voor je neus staat.
Het is een eenvoudige film: beelden van de kunstenaar bij het maken van zijn werk, op het land en in de studio; de registratie van een bezoek van zijn curator aan die studio; een paar interviewtjes met bevriende critici en twee langere interviews met de meester op zaal. Hockney mag oud en doof zijn, en zich graag aards en geheel zonder pretentie voordoen (in de interviews is zijn bonkige Yorkshire-accent te horen), maar er zit veel kunstgeschiedenis, veel theorie, veel traditie en veel britishness in zijn opvattingen. Het deel van de film dat handelt over de 82 portretten is het meest instructief. Hockney stelde zichzelf een vaste deadline. Het model zat niet langer dan twintig uur, en steeds in dezelfde opstelling, op een witte stoel (‘I needed to get the feet in’) tegen een blauwe achtergrond. Het zijn portretten, maar vooral radicale studies in kleur en de vervaardiging is opgevat als een snelle ‘exposure’, zoals hij het noemt, niet een eindeloos doorwroeten als van Lucian Freud, voor wie het portret in de eerste plaats materie lijkt te worden. Hockney maakt ‘pictures’, ‘plaatjes’. Daar is niets ouderwets aan, zegt hij: ‘Why would you not paint people? It’s all abstraction, really.’
In zijn landschappen staat hij in de lijn van Turner, Gainsborough en Constable, maar dan als een originele, actief-experimenterende kunstenaar. Hockney begreep immers al vroeg wat fotografie betekende voor dat ‘picture making’. Hij omarmde Photoshop zodra het op de markt kwam, hij gebruikt al jaren een iPad voor zijn schetsen.
De voor- en nadelen daarvan bespreekt hij gretig. De iPad is handig, omdat het de kunstenaar op glad glas grote snelheid van schetsen biedt, iets wat Rembrandt vast fijn had gevonden (zegt Hockney); maar tegelijk mist hij de weerstand die papier aan een pen biedt. Zijn landschappen toont hij ‘versneden’: het beeld wordt opgebouwd uit losse rechthoeken, die op elkaar aansluiten, maar niet naadloos. De schilder weet dat een kijker de randen van een voorstelling minder scherp ziet dan het midden ervan, en dat probeert Hockney tegen te gaan: ‘A challenge to the tyranny of the One Lense’. Het is een genoegen om met hem te kijken.
David Hockney at the Royal Academy of Arts: A Bigger Picture 2012 & 82 Portraits and One Still Life 2016. Regie: Phil Grabsky. In enkele Nederlandse bioscopen te zien, in Amsterdam bijvoorbeeld op 28 en 30 september in de Filmhallen en op 1 en 4 oktober in The Movies. Een verkorte versie wordt volgend jaar uitgezonden door AVROTROS