Buiten lopen de Esten met verbeten gezichten door de regen, binnen zet Karsten Staehr snelle, grote stappen door de Eesti Pank, de nationale bank. Hoewel de hoogleraar economie hier maar een paar uur per week doorbrengt, weet hij prima zijn weg te vinden door de wirwar van gangen, kamers en zaaltjes. Zeven gebouwen zijn samengevoegd tot één eclectisch historisch monument. In het voorbijgaan laat Staehr de zaal zien waar de onafhankelijkheid van Estland werd uitgeroepen.
In de bibliotheek, waar wij plaatsnemen, begint hij te vertellen over de achtbaan waar het land de afgelopen jaren doorheen ging. Terwijl de hele eurozone krampachtig probeerde de crisis te beteugelen, groeide de Estse economie in 2011 met 8,3 procent. Vijf keer zo veel als het Europese gemiddelde. Maar voor die groei moesten de Esten maatregelen doorstaan die West-Europeanen al lang de straat op hadden gejaagd. Staehr, een Deen die al jaren in Estland woont en doceert aan de universiteit van Tallinn, wordt de laatste maanden door heel Europa uitgenodigd om te vertellen over de wonderbaarlijke genezing van het land, dat net als de andere eurolanden werd aangestoken door het virus van de financiële crisis dat eind 2008 overwaaide uit de Verenigde Staten.
Vóór die crisis was de economische situatie in Estland uit de hand gelopen. ‘Things became wild’, aldus Staehr. Op het moment, begin deze eeuw, dat bekend werd dat Estland mocht toetreden tot de EU werd het een ‘veilig’ land. Buitenlandse banken wilden met alle plezier geld uitlenen aan Estse banken, die het geld weer doorleenden aan Estse consumenten. ‘Het ging zelfs zo ver dat banken een brief stuurden: of je geïnteresseerd was in een lening. Ze hadden alvast een afspraak voor je gemaakt, of je vrijdagochtend tussen 10.00 en 10.30 uur langs wilde komen om erover te praten.’
Zo’n vijf jaar later, vlak voor de financiële crisis toesloeg, leenden Estse huishoudens en bedrijven flink: van hun totale inkomen bestond zo’n vijftien procent uit buitenlands geld. Vóór hun lidmaatschap van de Europese Unie leenden de Esten nauwelijks, en mede daardoor was de overheidsschuld met 4,5 procent naar Europese begrippen nog steeds ongekend laag.
Zoals overal ter wereld sloeg het noodlot eind 2008 ongenadig toe. Opeens moest de schuld worden terugbetaald. Maar Estland wilde de euro, en daarvoor mocht het begrotingstekort niet hoger zijn dan drie procent van het bnp. Als de overheid niets zou doen zou dat tekort oplopen tot tien procent, vertelt Staehr.
De Estse overheid zorgde vervolgens voor haar eigen double whammy. De kleine Estse markt is afhankelijk van buitenlandse vraag naar exportproducten, veelal halffabrikaten voor ict-bedrijven. Door de crisis was de vraag naar die producten afgenomen; de regering besloot op grote schaal te bezuinigen. Staehr: ‘Waar andere landen de crisis probeerden te verzachten, door de mensen geld in hun zakken te steken door bijvoorbeeld de belastingen te verlagen en stimuleringsmaatregelen door te voeren, besloot onze regering alles te doen wat ze kon om het begrotingstekort niet boven de drie procent uit te laten komen.’ Salarissen van overheidspersoneel werden verlaagd met tien tot zelfs 25 procent, mensen werden ontslagen en de belastingen gingen omhoog. Maar niet zonder resultaat: het tekort lag in 2009 zelfs onder de twee procent. Estland mocht toetreden tot de eurozone.
Staehr verheft zijn stem: ‘Het enge was dat de economie dat jaar kromp met 14,1 procent. Hoe de regering de bevolking er toch van overtuigde dat de eurozone het paradijs was? Goede vraag, ik heb het antwoord nog niet gevonden.’ De werkloosheid, die begin 2008 nog op 4,2 procent lag, liep namelijk op tot 11,4 procent een jaar later. Begin 2010 zat zelfs 19,8 procent van de beroepsbevolking zonder baan. Maar de regering had het ervoor over, want zonder deze maatregelen zou het begrotingstekort negen of tien procent zijn geweest. Wat er gebeurde was ‘historisch’, zegt Staehr. Tegenwoordig nodigen ze hem in het buitenland graag uit om, naar eigen zeggen, de Grieken op hun nummer te zetten. Want als Estland het kan, waarom Griekenland dan niet?
Onder al dat gejuich gaat een hoop leed schuil. De Nederlander Piet Boerefijn begon op het dieptepunt van de crisis een voedselbank in Tallinn. ‘Iedereen had een lening, maar bij alle Esten is het salaris achteruit gegaan. In de bijstand krijg je tegenwoordig 77 euro per maand, terwijl de prijzen gelijk zijn aan die in West-Europa. Wie zijn baan kwijtraakt, zit dus goed in de problemen.’ Boerefijn woont al twintig jaar in Tallinn. In de loods waar hij de voedselpakketten samenstelt is het koud. Her en der staan bakken die druppels water uit het lekkende dak opvangen. Het is een goedkope locatie, maar hij voldoet.
Estland is het armste land van de eurozone en een voedselbank zou hier nooit werken, was het commentaar dat Boerefijn in eerste instantie kreeg. ‘Mensen hebben geen eten over, en als ze eten over hebben, dan geven ze het aan vrienden of familie.’ Twee jaar later is deze loods in Tallinn slechts één van de tien locaties in het land waar voedselbanken zijn gevestigd. Hier verdeelt Boerefijn wekelijks met tientallen vrijwilligers zo’n 750 voedselpakketten.
De verwarming in de loods staat niet aan. Boerefijn en zijn vaste medewerkster zitten met hun jassen aan te werken. En nu is het pas oktober. Boerefijn wijst opzij: ‘Afgelopen winter zat ze met een bontjas achter haar bureau.’ Vanaf 1 januari 2013 gaat de toch al hoge energieprijs met dertig procent omhoog, vertelt hij. Wat betekent dat komende winter veel mensen in de kou en in het donker zullen zitten. En ook dat het brood duurder wordt: de bakker bakt zijn brood in een elektrische oven.
Het lijkt een wonder dat de Esten dit allemaal hebben laten gebeuren zónder in protest de straat op te gaan. De regering van premier Andrus Ansip, die de spijkerharde crisismaatregelen trof, werd vorig jaar nota bene herkozen. ‘De Esten zijn kritisch, maar ook pragmatisch’, zegt Boerefijn. ‘Er is maar één uitweg uit de crisis en dat is hard werken. Natuurlijk zijn ze het niet eens met de bijdrage die zij, als armste land van de eurozone, moeten leveren om de Grieken te helpen.’ Maar Boerefijn verwoordt hoe de Esten erover denken: ‘Staken en Duitse vlaggen verbranden zet geen zoden aan de dijk.’
Karsten Staehr vertelde hoe hij met zijn Estse vrouw op de bank naar het nieuws zat te kijken. ‘Ze vroeg zich af waarom de Grieken de boel in Athene aan het vernielen waren. Ja, ze wist wel dat het was omdat ze moesten hervormen en zo. Maar wat had het voor zin om dingen kapot te maken?’
Inderdaad leken de maatregelen die de Estse regering nam te werken. Hoewel de Esten geen geld meer hadden om uit te geven, kwam de economie er in razend tempo bovenop. De reden is tweeledig en draagt evenveel geluk als wijsheid in zich. De regering besloot over te gaan tot interne devaluatie: meer produceren voor lagere salarissen. Daardoor werd Estland als exportland aantrekkelijker.
Tot zo ver de wijsheid. De tweede reden van het miraculeuze herstel ligt bij de handelspartners. Zweden en Finland waren ook getroffen door de recessie, maar lang niet zo zwaar als andere Europese landen. Zweden, inmiddels de belangrijkste handelspartner, herstelde snel. Rusland, de op twee na belangrijkste afnemer van Estse producten, volgde. Finland deed langer over het herstel, maar in de tussentijd lieten Finse bedrijven hun productie voor minder geld in Estland uitvoeren.
‘Het was een poor man’s coping strategy’, zegt Staehr. ‘Ook in de toeristische sector: Finnen die normaal een korte vakantie naar Zuid-Europa boekten, bleven nu dichter bij huis en namen de boot voor een weekendtrip naar Tallinn.’ Van 14,1 procent krimp in 2009 ging Estland naar 8,3 procent groei in 2011. Niet geheel op eigen kracht dus.
Toen het land in 2011 de euro kreeg, was het verzoek om de kroon in te wisselen al twee keer afgewezen wegens een te hoog inflatieniveau. Het was de prijs die het land betaalde voor zijn booming economie. De wens van de liberale regering van premier Ansip om toe te treden tot de eurozone was diepgeworteld, en toen de crisis begon zag hij zijn kans. Door bezuinigingen moest niet alleen de staatsschuld maar ook de inflatie omlaag. Het plan van Ansip en zijn minister van Financiën lukte, maar tegen welke prijs? De Esten die je ernaar vraagt, mompelen wat voor zich uit. Nee, het gaat helemaal niet goed met hun land, zeggen ze. Salarissen zijn belachelijk laag. Ze vinden het lastig om rond te komen. Maar, zo zegt een man in een winkelcentrum die in zijn lunchpauze een broodje eet: ‘Of ons geld nou naar Brussel of naar Moskou gaat, het is één pot nat.’
Journalist Mikk Salu schreef voor Postimees, de grootste krant van Estland, veel over de economie en politiek in zijn land. Het zit niet in het karakter van de Esten om fel te reageren op zulk onrecht, zegt hij. ‘Ze hebben zich neergelegd bij deze schaduwkant van de EU. Estland heeft bij toetreding beloofd trouw te blijven in goede én in slechte tijden.’ Dat het land pas op het feestje mag komen nu alleen nog de rekening betaald moet worden, wordt op de koop toe genomen.
‘Bedenk wel’, zegt Salu, ‘dat de Esten geen decennia van voorspoed achter zich hebben liggen zoals de meeste andere eurolanden. In 1995 was het gemiddelde salaris nog 25 euro per maand. In 2007 was dat bijna negenhonderd euro. Het verleden leeft hier nog. Bovendien zijn de maatregelen eerlijk verdeeld. Iedereen ging erop achteruit: van de ambtenarentop tot de leraren. Er was een gevoel van solidariteit, en er waren geen winnaars of verliezers.’
Salu wijst er daarnaast op dat toen de regering vorig jaar herkozen werd de economie weer aan de beterende hand was. Toch is het de vraag hoe lang dat vertrouwen in de regering nog stand houdt. Tot ieders ontzetting werd onlangs voor het eerst gestaakt in Estland: door artsen die schoon genoeg hebben van de kortingen op hun salaris. Velen zouden zelfs overwegen hun geluk in het buitenland te beproeven nu ze van hun loon nauwelijks meer rond kunnen komen.
Karsten Staehr laat zien hoe de groeicijfers van de Estse economie aan het afzwakken zijn. Sinds het hoogtepunt in het najaar van 2009 dalen de cijfers. Natuurlijk zou men in West-Europa nog steeds dolgelukkig zijn met 3,7 procent groei in het eerste kwartaal ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Maar Staehr fronst zijn voorhoofd bij de ‘dramatische vertraging’ van de groei. In het tweede kwartaal van dit jaar was die nog maar 2,7 procent, hoewel de economie de laatste maanden weer lijkt aan te trekken. ‘De Russische markt is ons lichtpuntje dit jaar. Het zou leuk zijn als er wat meer gebeurde in Europa. Maar dan praat ik natuurlijk als econoom. Wij spreken de vraagtekens altijd wat luider uit dan de uitroeptekens.’