Dood door gps. Ik had er ook nooit van gehoord, maar in landen met uitgestrekte en dunbevolkte gebieden komt het voor. Een automobilist volgt de aanwijzingen op van een gps die een even korte als onbekende route weet, over terrein waar de wagen niet geschikt voor blijkt, waar drenkplaatsen voor mens en voertuig ontbreken en telefoonsignaal ontbreekt. Omdat de computer een verleidelijk doel aangeeft – nog dertig kilometer tot uw eindbestemming – blijft de wanhopige bestuurder daarop koersen, tot de benzine op is, of de wagen vastloopt en alleen nog een tocht te voet redding kan brengen. En dat zijn dan nog de mensen die stranden. Er zijn er ook die waarschuwingsborden en oranje kegels niet opmerken en pardoes een brug af rijden of een weg in die sinds eergisteren eenrichtingsverkeer is. Boem is ho, zei mijn vader vroeger.
Uit onderzoek blijkt dat de gebruiker van navigatie-apparatuur nauwelijks kennis heeft van zijn omgeving. Wie op pad ging, in dat onderzoek, met alleen wat verbale aanwijzingen (‘bij de kerk linksaf en dan almaar rechtdoor tot die kromme beuk’) wist niet alleen waar hij was, maar ook hoe ‘the wider landscape’ er ongeveer uitzag. Vergelijk dat met de man die met zijn vrouw strandde op een hoogvlakte, eropuit ging om hulp te halen en daartoe onnodig een berg beklom. Hij liet het leven.
Ik weet dat Marx iets anders bedoelde met ‘Verfremdung’, maar dat woord blijft maar door mijn hoofd gaan. Bijvoorbeeld als ik fietsers zie die al app’end en sms’end hun weg zoeken door het stadsverkeer. Of als ik naar mijn dochter kijk, die televisie combineert met de telefoon.
Multitasken, zegt de een. Aandachtsarmoede, zeg ik. Maar misschien heb ik te veel boekjes over zen gelezen.
De vraag is of dat telefoongebruik zoveel anders is dan mijn leesdrift. Ik zit in de trein met een dikke pil en schrik op als we ineens in Zwolle zijn. En, nee, dat ligt niet aan Zwolle.
Is lezen beter dan digitaal? Het wordt gauw een hoge cultuur/lage cultuur-discussie, maar voorlopig zeg ik instinctief ‘ja’. Ik geloof dat Stephan Enters Compassie uiteindelijk meer gewicht in de schaal legt dan heen en weer app’en met je vrienden.
Aandacht, onverdeelde aandacht voor één taakje, dat is misschien niet meer van deze tijd. Laatst woonde ik een bijeenkomst bij en toen we weer naar buiten mochten, werden telefoons getrokken alsof het Gunfight at the O.K. Corral was. Ik dacht eerst dat iedereen partner, kind en/of huisdier liet weten dat we het overleefd hadden, maar een steelse blik leerde dat Twitter en Facebook werden geraadpleegd. Terwijl wij binnen zaten, verwikkeld in een interessant gesprek, was een ander, digitaal leven doorgegaan en dat moest weer worden opgepikt.
We hebben waarschijnlijk altijd in verschillende werkelijkheden tegelijk geleefd. Als iemand het kan weten, dan ik. Een groot deel van mijn jeugd is opgelost in urenlang dagdromen op de rand van het bed, afgewisseld met zo gretig lezen dat je het rustig escapisme kunt noemen. Maar die andere wereld was nooit zo koortsig actueel als de digitale. Ik huiver om te beweren dat het niet goed is. Al was het maar omdat ik niet wil lijken op lui die denken dat de literatuur vroeger beter was vanwege de schrijfmachine. (Was Dante dan beter dan Joyce omdat hij geen typemachine had?)
Je ziet het telkens weer: een nieuwe techniek zinkt in en de smaakmakers, die de eerste gebruikers waren, keren zich ervan af. Dat heeft weinig te maken met ongewenste neveneffecten en veel met snobisme. Als het gepeupel het gebruikt, onderscheiden wij ons graag door dat juist niet meer te doen. Zo zie ik de laatste tijd veel van ‘ons soort mensen’ met een heel oude Nokia die demonstratief voor hen op het tafeltje ligt in de koffiebar. Ze doen me denken aan mensen die je vroeger zag rondlopen met een grote witte button op hun borst: ‘Ask me about herbalife’.
Maar ik beken: ook ik heb naar een ouderwetse candybar-telefoon gekeken. Vooral omdat daar geen Whatsapp op kan. Sms’en kost geld en dat vraagt enige zelfbeheersing, maar de gratis rustverstoorder die Whatsapp heet kan altijd en overal worden gebruikt. En ik word er helemaal gek van.
‘Dat is omdat jij vindt dat je altijd en meteen moet antwoorden’, zegt mijn vrouw.
Het zal mijn Montessori-jeugd zijn. Taakjes afmaken, dat is mijn ding.
Ik kan Whatsapp natuurlijk van de telefoon gooien, net zoals ik Facebook na een jaar in de digitale prullenmand smeet. Maar ik heb gemerkt dat mensen dat persoonlijk opvatten. En zo is het nou ook weer niet bedoeld.
Het gaat allemaal om aandacht en concentratie en ik vind het een beetje kinderachtig van mezelf om daarvoor een derdewereld-Nokia te kopen. Dan ben ik net de Amerikaanse collega die mij toevertrouwde dat ze een speciaal apparaatje had dat haar modem tijdens werktijd uitschakelde.
‘Maar je kunt toch gewoon geen mail ophalen en de browser niet gebruiken?’ zei ik.
Haar blik zei dat het wel duidelijk was dat ik er niets van snapte.
Blijkbaar is het digitale voor sommigen net zoiets als porno op de hotel-tv voor orthodoxe gelovigen.
Odysseus zijn we, vastgebonden aan de mast, terwijl de sirenen zingen.