Beeldende kunst, literatuur en liefde vormen een krachtige, prachtige combinatie. Dat bewijst de Noorse kunstkenner en -historicus Bjørn Sortland overtuigend en gevoelvol in zijn debuut Eén minuut eerlijkheid: een treinverhaal, kunsthistorische (jeugd)roman, Bildungsroman en informatieve kunstgids ineen. Een boek ook waarin Sortland taal op zeer oorspronkelijke wijze gebruikt om enerzijds een nieuwe werkelijkheid te scheppen, anderzijds de bestaande (kunst)werkelijkheid te beschrijven: fictie en non-fictie door elkaar.
En waarom niet? Uiteindelijk zijn er veel verschillende manieren om de werkelijkheid te benaderen en om naar de werkelijkheid te kijken. ‘Kunst is een leugen die een grote waarheid vertelt’, zei Picasso ooit. Dus ook literatuur. Een goed verhaal brengt grote leugens en grote waarheden aan de dag. En kunst die er toe doet weerspiegelt het leven en ons aller zoektocht naar de waarheid, naar een waarheid… Dát is wat Sortland in Eén minuut eerlijkheid eigenlijk wil vertellen. En daarin slaagt hij, bij monde van de zeventienjarige Frida, wonderwel.
Deze Frida is een dromerig, romantisch, intelligent meisje. Ze heeft een grote fantasie, denkt als filmliefhebber in filmbeelden, neigt enigszins tot theatraal gedrag, maar beschikt over voldoende relativeringsvermogen en zelfkennis om niet blijvend te zwelgen in droefgeestige buien. Dat maakt de toon van haar verhaal aangenaam luchthartig en soms zelfs licht ironisch, getuige bijvoorbeeld haar eigen ontnuchterende typering als ‘vroegwijze-hobby-filosoof’ en ‘pantservrouw uit het hoge noorden’ met ‘een humeur als een jojo’.
Wanneer Frida aan het begin van de paasvakantie een, vermoedelijk, ernstige ooginfectie krijgt, koopt ze een interrail-ticket en vlucht, tegen doktersadvies in, naar Florence, om net als Juliette Binoche in Les amants du Pont Neuf zo veel mogelijk mooie dingen te zien voordat haar wereld ‘zwart’ wordt.
Ongekunsteld en met oog voor detail en beeld beschrijft Sortland Frida’s interrail-ervaringen: haar aankomst in de hoge gewelfde stationshal in Hamburg, waar een ‘echo klinkt van geluiden van mensen die op reis zijn. Van treinen die piepend op gang komen of afremmen. Van harten die breken als iemand vertrekt of aankomt.’ Waar niemand haar kent, waar niemand haar ziet. Waar gevoelens van eenzaamheid en vrijheid samengaan. Waar ze last heeft van heimwee naar haar moeder en haar van huis weggelopen vader. Maar ook waar een willekeurige trein haar mee kan nemen naar willekeurige nieuwe steden waarvan ze nog nooit heeft gehoord.
In Florence ontmoet ze de enkele jaren oudere Jakob: lang, slank, introvert en een ‘nerd’ in kunstgeschiedenis. Ze is op slag verliefd op deze wandelende encyclopedie. En hoewel de door liefdesverdriet getergde Jakob haar sluimerende verliefdheidsgevoel aanvankelijk afwijst, besluit hij Frida’s ‘droomgids’ te worden. Haar ‘iets-van-de-wereld-zien-voordat-het-donker-wordt-project’ verandert dan in een unieke kunsthistorische treinreis langs beroemde Europese musea.
Aan de hand van 33 kruisigingsschilderijen – waarvan fraaie kleurenreplica’s in het boek zijn opgenomen – maakt ze kennis met de West-Europese kunstgeschiedenis vanaf de Middeleeuwen tot het heden. Ze is onder de indruk van de originelen van Giotto, Masaccio, Brunelleschi en Vasari in Florence. Van Tintoretto in Venetië, dat ze treffend typeert als ‘een visuele bonbon’. Van Grünewald in Colmar en Picasso in Parijs. En ze raakt steeds meer gefascineerd door Jakobs oprechte passie voor schilderkunst.
De dialogen tussen het tweetal zijn zodanig levendig, interessant, maar gelukkig ook humorvol (‘I say potato, and you say Picasso’) dat je, ondanks de serieuze thematiek, moeiteloos meereist en Sortland geen moment een schoolmeestersstem kunt verwijten.
Knap is hoe Sortland het kunsthistorische non-fictieverhaal vervlecht met het fictieve verhaal over de moeizame, maar voorzichtig groeiende liefdesrelatie tussen Frida en Jakob. Heel geleidelijk verandert Frida’s kunstreis van een vlucht uit haar werkelijkheid in een zoektocht naar haar werkelijkheid. Zoals de kunstenaars van de kruisigingsschilderijen door alle eeuwen heen de waarheid over Jezus’ lijdensverhaal en daarmee hun waarheid over het leven zochten.
Ontroerend zijn de theologische vragen, zonder (gelukkig) echte antwoorden over Pasen. ‘Waarom is Jezus aan het kruis geëindigd?’ wil Frida weten. ‘Wat is het verhaal?’ Pijnlijk onbevangen is Frida’s reactie op Jakobs favoriete maar wrede, bitterharde kruisigingstafereel van Grünewald (1512): ‘Als Jezus de waarheid is, zou je dan willen zeggen dat God de waarheid heeft vastgespijkerd?’ En mooi is hoe Jakob bevestigt ‘dat geen enkel schilderij God meer menselijk en lijdend laat zien’: de waarheid voor eens en voor altijd.
De werkelijkheid verslaat de kunst. En de kunst verslaat de werkelijkheid. Schoonheid, wreedheid, waarheid: dat zijn de elementen die fictie en non-fictie, kunst en werkelijkheid onlosmakelijk met elkaar verbinden. En dat is waartoe Frida’s kunstervaringen leiden: het erkennen van haar eigen waarheid. Het erkennen van haar angst voor haar ‘misschien-binnenkort-blind-zijn’. En dus het erkennen van haar kwetsbaarheid, moeheid en eenzaamheid.
Staand voor een hotelspiegel ziet ze, in een enkel moment, in ‘één minuut eerlijkheid’ de waarheid over haar ogen onder ogen. Een aangrijpende scène die als één doorlopende gedachtekronkel in een kruisvorm is opgemaakt.
‘Dit is wel wat anders dan een roman’, zegt Frida op een gegeven moment over een van Jakobs kunstverhalen. En eigenlijk kun je hetzelfde zeggen over Eén minuut eerlijkheid.