«Het zijn altijd vrijende paartjes. Daar moest ik voor uitkijken. Ze staan te zoenen, en tussen hen in verbergen ze de geweren. De dagen dat ik mijn woning verliet, moest er eerst iemand kijken of er zo'n zoenend stel stond. Of dat er ergens een verdachte auto stond geparkeerd. Dan pas kon ik vertrekken in mijn kogelvrije auto. Het allerbelangrijkste is dat je niet in een soort routine vervalt. Telkens weer moet je op onverwachte momenten het huis verlaten. Wist je dat 96 procent van de terroristen schiet als je naar de auto toeloopt of erin gaat zitten? Want zodra je van huis wegrijdt, zijn er meer straten die je in kunt slaan en worden de kansen om aan de kogel te ontsnappen steeds groter. Ze schieten je ook niet neer in je eigen woning. Er zijn te veel kamers, te veel vluchtmogelijkheden.
Ik was voornamelijk bezorgd. Ik ben niet bang voor de dood, wel voor pijn. Daarom vroeg ik aan kennissen wat er gebeurt als je getroffen wordt door een kogel. Ze vertelden me dat je in eerste instantie helemaal niets voelt. Het lichaam is totaal verdoofd. De pijn komt pas later. Maar echt bang? Nee. Je raakt gewend aan het soort leven, aan de spanning. Ach, ik heb er nooit veel last van gehad. En nu voel ik me als een oude soldaat: I did the war. And that’s it. En wie een oorlog ingaat, moet een bepaalde mentaliteit aannemen. Vanaf het moment dat ik dat boek publiceerde, wist ik dat ik daarmee een conflict begon. Zonder wapens. Ik voerde een ideologische oorlog. Gelukkig wandel ik nu weer gewoon op straat.»
Wie naar het zorgeloze, opgeruimde gezicht van Hernando de Soto kijkt, kan zich nauwelijks voorstellen dat bovenstaande woorden daadwerkelijk uit zijn mond komen. Maar de Peruaanse econoom en oprichter van het Instituut voor Vrijheid en Democratie (ILD) zal de geschiedenisboekjes ingaan als de man wiens instituut het vaakst gebombardeerd werd in Peru. En ondertussen is hij, op uitnodiging van Studium Generale van de Universiteit van Amsterdam, op bezoek in Amsterdam en zit doodgemoedereerd in de lobby van zijn hotel. «Volgens schattingen van de politie is er intussen zo'n vierhonderd kilo dynamiet op onze organisatie gegooid», zegt hij met een glimlach. «Je kunt wel zeggen dat Abimael Guzman, de voormalige leider van Lichtend Pad, ons een zware tijd heeft bezorgd.»
Tussen 1980 en 1995 werd Peru geteisterd door gewelddadige acties van de maoïstische guerrillabeweging Lichtend Pad. Een paar jaar na het uitbreken van de terreur publiceerde Soto een boek met de titel «Het andere pad» een toespeling op Lichtend Pad waarin hij concludeerde dat de armoede in Peru het beste verholpen kon worden door de armen te integreren in de markteconomie. Het boek werd een bestseller in Peru, maar Guzman voelde zich bedreigd door de ideeën van Soto en maak te de econoom en het ILD tot voornaamste doelwit van zijn terroristische activiteiten. «Ik zag in het kapitalisme een mogelijkheid om de armoede te bestrijden», vertelt Soto. «Guzman was ronduit gestoord. Via terroristische acties probeerde hij de sympathie van de armen te winnen. Maar hij gebruikte zijn strijd om gerechtigheid alleen als een excuus. Hij is opgegroeid in mijn geboortedorp, dus ik ken heel wat verhalen over hem. Hij was een kind uit een buitenechtelijke relatie en haatte zijn vader. Die woede heeft hij later op de hele samenleving geprojecteerd. Ik heb zijn ondergrondse blaadjes gelezen en wist dat deze man er geen principes op nahield. Hij was geen romanticus, zoals Che Guevara, maar een fanatiek aanhanger van Mao. Als Guzman ooit aan de macht was gekomen, hadden we nu in een totalitaire staat geleefd.»
Hernando de Soto werd geboren in Arequipa, een dorpje in Peru, en vertrok op jonge leef tijd met zijn ouders naar Europa. Hij volgde een opleiding aan het Institut Universitaire de Hautes Etudes Internationales in Genève en keerde als 38-jarige zakenman terug naar zijn vaderland. Eenmaal in Lima kwam hij al snel tot de conclusie dat het onmogelijk was om een bedrijf op te zetten zonder verstrikt te raken in een bureaucratisch monster van onduidelijke regelgeving. Soto ging op onderzoek uit en ontdekte al snel dat de meeste Peruanen, lamgeslagen door een ondoorgrondelijke hoeveelheid wetten, noodgedwongen hun brood verdienden in de informele sector. Toen hij wilde weten hoe groot deze illegale marktsector was, kon geen enkele regeringsinstantie hem dat vertellen. Soto besloot zelf op onderzoek uit te gaan en richtte, met een team medewerkers, het ILD op. Drie jaar lang slenterde hij door de sloppenwijken en steden van Peru, maakte praatjes met de lokale bevolking en telde hun illegale bezittingen en ondernemingen. «Het viel me op dat wanneer ik een gesprek aanknoopte met een redelijk welvarende zakenman of met een taxi-eigenaar uit de informele sector, zij over zichzelf spraken alsof ze tot het proletariaat behoorden. Het kapitalisme was volgens hen een discriminerend systeem waarvan alleen de elite in hun land kon profiteren. En jij? vroeg ik dan. Jij bent toch ook een zelfstandige ondernemer en dus een kapitalist? Maar ze hielden er geen illusies op na. Alleen los de arriba, de mannen boven hen, konden profiteren van de welvaart.»
Soto kwam tot de conclusie dat door verouderde en discriminerende wetgeving het merendeel van de bevolking buiten het formele eigendomssysteem werd gehouden. De resultaten van drie jaar onderzoek waren verbluffend: 90 procent van alle kleine bedrijfjes, 85 procent van alle transport en 60 procent van de visvangst en landbouw in Peru bleek afkomstig van arbeid uit de informele sector. Het waren de armen die de economie draaiende hielden, maar ondertussen bestond er geen wettelijk raamwerk om hun eigendomsrechten vast te leggen of hun bedrijfjes te registreren. Soto concludeerde dat er een nieuwe wetgeving moest worden doorgevoerd die zou overeenkomen met de behoeften van de armen. De conclusies van het ILD-onderzoek werden door de media opgepikt en al snel hing Fernando Belaúnde Terry, indertijd president van Peru, aan de lijn. Hij gaf het ILD de opdracht om wettelijke hervormingen door te voeren. Niet lang daarna werd Soto de persoonlijk adviseur van president Alberto Fujimori en nam hij vierhonderd wetten onder handen om het economische systeem te moderniseren. Die hervormings- en wetsvoorstellen omvatten niet alleen wijzigingen in eigendomswetten, maar ook de vrijlating van onaangeklaagde gevangen, de instelling van een ombudsman in Peru en een alternatief beleid tegen drugskoeriers met oog voor de belangen van de cocaboeren. Mede door zijn adviezen behaalde Peru een spectaculaire economische groei. «Voorheen duurde het 289 dagen om een onderneming te starten, nu nog maar een dag», vertelt Soto opgewekt. «Er zijn 250.000 nieuwe bedrijven bijgekomen en we hebben meer dan een half miljoen nieuwe banen gecreëerd.»
Toen Fujimori in 1992 de democratie met een coup buiten werking stelde, kwam er een einde aan de samenwerking tussen de president en de econoom. Soto: «In 1995 heb ik elk contact met de president verbroken. In feite was ik toen werkloos, maar al snel begonnen staatshoofden van andere landen het ILD te bellen. Op verzoek van president Moebarak hebben we toen de economie van Egypte in kaart gebracht. We kwamen tot de ontdekking dat meer dan 92 procent van alle huizen niet bekend was bij de overheid. Een Egyptenaar die legaal een woning op een voormalig agrarisch stuk grond wil bouwen, moet een tocht van zes tot elf jaar door de bureaucratische molen maken. Daardoor staat van zo'n 4,7 miljoen illegale huizen het eigendom nergens geregistreerd.»
Ook naar de Filippijnen en Haïti werden onderzoeksteams ontboden. De resultaten van het ILD gaven Soto steeds meer inzicht in de vraag waarom derdewereldlanden niet in staat zijn om het kapitalisme te omarmen. Zijn bevindingen vatte hij samen in een nieuw boek waarvan alleen al in Peru 300.000 exemplaren zijn verkocht. «Terwijl van de laatste Márquez achtduizend kopieën zijn verkocht», zegt Soto niet zonder trots. «Dat komt doordat ik mijn boek bij voorkeur via lokale kiosken laat verspreiden waardoor het ook in de krottenwijken wordt gelezen.»
In Het mysterie van het kapitaal: Waarom kapitalisme zo'n succes is in het Westen maar faalt in de rest van de wereld concludeert de econoom dat het grootste struikelblok voor de arme landen om van het kapitalisme te profiteren gelegen is in het onvermogen om kapitaal te produceren. Dit komt doordat een groot gedeelte van hun economie op papier niet bestaat. Mensen hebben wel huizen maar geen eigendomspapieren. Ze hebben wel bedrijfjes, maar die staan niet wettelijk geregistreerd en de aansprakelijkheid is niet geregeld. Omdat de rechten op bezittingen niet zijn vastgelegd, kunnen ze niet in kapitaal worden omgezet en dus niet gebruikt worden voor een lening of dienen als onderpand voor een lening. Soto vergelijkt de ondernemingen van de armen met bedrijven die geen aandelen of obligaties kunnen uitgeven om nieuwe investeringen binnen te halen. Zonder beschrijving op papier is hun bezit dood kapitaal, terwijl ze over een grote hoeveelheid geld zouden kunnen beschikken. Soto: «Zelfs in de armste landen sparen de armen. De waarde van hun spaargelden is veertig keer zo veel als alle buitenlandse hulp die over de hele wereld sinds 1945 is gegeven. Ze wonen op een diamantveld. We moeten ervoor zorgen dat hun bezittingen tot levend kapitaal worden omgevormd.»
Hoe wilt u dat aanpakken? Wat is er gebeurd met de rapporten en adviezen van het ILD in de landen waar u het dood kapitaal in kaart heeft gebracht?
«In Egypte en Haïti is men van plan om nieuwe wetsherziening door te voeren. Ik heb goede hoop. Maar het kan natuurlijk ook gebeuren dat mijn rapporten in een la terechtkomen en niemand er meer naar omkijkt. Een president moet tenslotte het belang van onze hervormingsprogramma’s inzien, anders gebeurt er niets. Maar in Peru gaan we voorzichtig de goede kant op. We hebben nu 1.600.000 gebouwen (75 procent van alle huizen) binnen de legale sector getrokken. Mensen praten niet meer over hun feitelijk bezit maar over hun papieren eigendom. Maar nog steeds zijn er geen rechterlijke instanties om nieuwe wetgeving door te voeren of conflicten te beslechten. En uiteindelijk is de betrouwbaarheid van de volksvertegenwoordigers het belangrijkste. Politici moeten voor stabiliteit zorgen. Aan hen is de taak om de technocratie over te halen zichzelf kritisch te bekijken en veranderingen te steunen. Want overheids instellingen zijn vaak niet opgezet om brede hervormingsprogramma’s door te voeren. En op hun beurt moeten de politici door het volk kunnen worden gecontroleerd en, indien nodig, worden afgezet. Het gaat allemaal om transparantie. Dat vormt de basis voor een goed functionerende democratie.»
Is dat waarnaar u streeft? Dat met behulp van uw eigendomshervormingen uiteindelijk alle derde wereldlanden zich ontwikkelen tot liberale demo cratieën met een kapitalistische markteconomie?
«Wat ik twintig jaar geleden in Peru aan trof, waren een ongeorganiseerd marktsysteem en een heleboel mensen met een goede ondernemingszin. Maar was ik toen iets anders tegengekomen, dan had ik wat anders bedacht. Ik ben een ontdekker, geen historisch determinist. Ik kom van tevoren niet aanzetten met een ideologie. Ik geloof in spontane ontwikkelingen, in wat de gemeenschap creëert zonder dat iemand het vooraf heeft bedacht. De meeste dingen worden niet ontdekt in laboratoria of door wetenschappers, maar gebeuren door toeval. Uiteindelijk zullen we wel richting democratie gaan. Waarom? Als je iemand in Peru vraagt hoe zijn toekomst eruit moet zien, noemt hij niet meteen Roemenië. De meeste mensen verlangen naar de welvaart van de westerse democratieën. Maar in de afgelopen honderd jaar zijn er buiten Europa en de Verenigde Staten weinig landen gedemocratiseerd, afgezien van een aantal Aziatische landen.»
Op de laatste pagina van uw boek staat dat u geen fanatieke kapitalist bent. Hoe noemt u zichzelf?
«Dat vind ik een moeilijke vraag. Een prag matist? Misschien. De Wall Street Journal noemde mij een libertijnse populist. Ik geloof niet dat je morele waarden kunt ontlenen aan economische systemen als het kapitalisme of het communisme. Je kunt er wel een ethiek aan verbinden.
Het kapitalisme in Europa was in eerste instantie een heel naar, discriminerend systeem. Maar de Europeanen hebben bewezen dat ze met behulp van wetten en via democratische instanties in staat waren om die brute krachten van het kapitalisme te temmen. Jullie behielden de markt, het onder nemerschap, wisten kapitaal te genereren en konden tegelijkertijd principes van gelijkheid invoeren. Het is geen toeval dat de meest welvarende landen democratisch zijn. Een goed functionerend marktsysteem behoeft namelijk infor matie: wat doen mensen, waar willen ze heen, wat hebben ze nodig? Alleen een democratisch systeem is transparant genoeg om die infor matie te leveren. Daarom eindigen de meeste kapitalistische systemen in een democratie.
Wat overigens niet uitsluit dat het kapitalisme ook op on democratische wijze tot stand kan komen. Sommige mensen menen dat er een Pinochet voor nodig is om een vrije markteconomie op te zetten.»
Waar gelooft u wel in? Sociale rechtvaardigheid?
«Ja. Het kapitalisme is niet mijn credo. Vrijheid, gelijke kansen, compassie voor de armen en het belang van de wet. En een wet geving functioneert pas goed als ze wordt bepaald door de wil van het volk. Dat is waarin ik geloof.»
Bent u misschien de nieuwe Marx?
«Nee. Beslist niet. Marx begreep indertijd al goed dat wie bezit verwerft over meer beschikt dan alleen de fysieke eigenschappen ervan. Hij zou zich waarschijnlijk in zijn graf omdraaien als hij erachter kwam dat in de ontwikkelingslanden een groot deel van de armen niet bestaat uit onderdrukte legale proletariërs maar uit onderdrukte informele kleine ondernemers met een grote hoeveelheid bezit. Marx was een uitzonderlijke man. Aan hem kan ik niet tippen. Maar zonder hem had ik dit boek niet geschreven.»
Hernando de Soto, Het mysterie van het kapitaal: Waarom kapitalisme zo'n succes is in het Westen maar faalt in de rest van de wereld
Uitg. Het Spectrum, 264 blz.