Dachten we net met z’n allen dat het venster voor radicale verandering zo zoetjesaan weer was dichtgegaan – record kwartaalwinsten voor banken, vollopende bonuspoelen, stijgende AEX, positieve kwartaal-op-kwartaal-groei in Duitsland en Frankrijk, meevallende werkloosheidscijfers in Nederland, gunstigere groeiverwachtingen voor 2010, gestopte huizenprijsdalingen in de Verenigde Staten – oppert Adair Turner, topfunctionaris van de Britse tegenhanger van de AFM, afgelopen week in het opinieblad Prospect doodleuk om een kleine heffing op financiële transacties in te voeren, de in linkse kring populaire Tobin-tax. Doel: de woekerende financiële sector terugbrengen tot normale proporties.
Hoon was zijn deel. Hiermee plaatste de gerespecteerde Turner zich buiten de kring van verstandige mensen. Maar er was ook bijval. Met name uit Frankrijk, waar op het ministerie van Financiën zelfs na de Goelag
het trotskisme kennelijk nog welig tiert. Maar ook Gillian Tett, gelauwerd redacteur van de Financial Times en schrijver van het veelgeprezen Fool’s Gold, viel Turner bij. Niet vanwege de heffing overigens. Belangrijker vond zij het dat Turner brak met
de consensus van business as usual en met zijn provocerende voorstel een nieuwe impuls gaf aan de gestrande zoektocht naar een financiële sector nieuwe stijl.
Het is altijd raadzaam niet op journalisten te vertrouwen en zelf te lezen, en dat is zeker in dit geval zo. Ten eerste omdat dan blijkt dat Turner het linkse stokpaardje met gepaste weerzin omarmt. Lord Turners belangrijkste provocatie is dat hij de gans met de gouden eieren wil slachten. De crisis heeft aangetoond dat de financiële sector in het Verenigd Koninkrijk te groot is geworden. De kosten als het fout gaat zijn de belastinginkomsten als het goed gaat niet waard, aldus Turner. De beste amputatietechniek is hogere kapitaaleisen. Als dat onvoldoende is, zo vervolgt Turner, zal hij er niet voor terugdeinzen om een transactiebelasting te overwegen. Oftewel, Lord Turner is niet plotseling een Franse trotskist geworden, maar is een schroomvallige conservatief gebleven. Zij het een wanhopige.
Ten tweede omdat Turner rake dingen zegt over de ophef over bankiersbonussen die ook in Nederland een serieuze discussie over de architectuur van de financiële sector in de weg staat. Letterlijk zegt Turner: als we tien jaar geleden een perfect beloningsbeleid hadden gehad maar de kapitaaleisen ongewijzigd hadden gelaten, zouden we net zo’n crisis als nu hebben gehad. Maar als we strengere kapitaaleisen hadden gehad en het beloningsbeleid ongewijzigd hadden gelaten, zouden we geen of een veel kleinere crisis hebben gehad. De beloningsdiscussie is er voor de politieke bühne. De eisen waarmee Nicolas Sarkozy te koop loopt – minstens de helft in aandelen en pas verkoopbaar na drie tot vijf jaar – zijn gemeengoed en geen garantie voor prudentie. De top van Lehman Brothers bezat miljarden aan eigen aandelen. Dat weerhield hen er niet van om de boeken zo hoog op te tasten met rotte producten dat de bank er uiteindelijk onder bezweek.
Maar het interessantste is wat Lord Turner zegt over de ingenieursmentaliteit die sector en toezichthouders met elkaar deelden. Gevormd door een economische wetenschap die zichzelf spiegelt aan de fysica en op die vermeende gelijkenis haar superioriteit baseert, hebben de gelovigen van de efficiënte markt de doodzonde begaan om hun modellen te houden voor de werkelijkheid. Modellen zijn echter geen markten, mensen geen rationele actoren en prijs is niet gelijk aan waarde. Als de crisis iets heeft geleerd, dan is het dat mensen zo min als markten zich houden aan de waanbeelden van de economische wetenschap. Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar Turners afkeer van de economische ingenieur lijkt sterk op het conservatisme van Edmund Burke en Michael Oakeshott, dat eveneens meent dat het betere de vijand is van het goede en dat de mens gedoemd is tot aanmodderen.
Als lezer blijf je echter zitten met de vraag hoe dit te rijmen is met zijn schoorvoetende liefdesverklaring aan de transactieheffing. Turner weet donders goed dat een mondiale heffing een illusie is. Turner weet ook dat bestaande heffingen niet hebben geholpen. Tevens weet Turner dat de grootste en gevaarlijkste markten, de onderhandse derivatenmarkten, zich per definitie aan centrale heffing onttrekken. Turner zou kunnen weten dat niet iedere speculatieve transactie een transactie is, maar vaak als smeermiddel of tijdelijke opslag dient. Ten slotte zou Turner moeten weten dat heffingen inkomsten met een onduidelijke status opleveren die op hun best worden verspild (de Nederlandse aardgasbaten) en op hun slechtst leiden tot subsidieverslaving (ontwikkelingssamenwerking).
Laten we afspreken het nooit meer over de Tobin-tax te hebben. Deze natte droom van de revolutionair is symptoom van dezelfde ziekte die ons de crisis heeft gebracht. Weg met de ingenieur! Leve het aanmodderen!
Rubriek Economie
Aanmodderen!
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2009/36
www.groene.nl/2009/36