Afgelopen week vroeg iemand mij of ik na jaren schrijven over binnenlandse politiek cynisch was geworden. Ik meen van niet. Moedeloos word ik soms wel. Zoals eveneens afgelopen week toen ik de eindevaluatie van het Sociaal Cultureel Planbureau las over de in 2015 ingevoerde Participatiewet. Die heeft bij lange na niet opgeleverd wat ervan werd verwacht voor de drie doelgroepen: de bijstandsgerechtigden, jonggehandicapten en mensen die in het verleden naar een sociale werkplaats zouden zijn gegaan.

Wat me vooral de moed in de schoenen deed zakken, zijn de aannames waar de politiek van uitging toen deze wet er kwam, ten tijde van Rutte II, het kabinet van vvd en pvda. Het doel van de wet is nobel: iedereen in Nederland moet de kans krijgen naar vermogen mee te doen in de samenleving. Dat er voor de drie doelgroepen één regeling zou komen, is op papier ook lovenswaardig. Dat klinkt immers als eenvoudiger, niet alleen voor de overheid, maar ook voor de burgers om wie het draait.

Het scp-rappoort fileert de aannames waarop de wet rust, een voor een, keurig op rij. Dat maakt het des te dodelijker. De eerste aanname was dat mensen in staat zijn om te werken en dat ook willen. Dit klopt niet. Zestig procent van de klassieke bijstandsgerechtigden voelt zich daar niet toe in staat, schrijft het scp.

Nu moet u niet meteen denken dat dit allemaal onwelwillenden zijn, profiteurs. Er is al decennialang bekend dat een groep bijstandsgerechtigden zeer moeilijk naar werk is te begeleiden. Die groep wordt, ook al heel lang, het granieten bestand genoemd. Vaak gaat het om mensen die psychische problemen of gezondheidsklachten hebben. Verslaafd zijn. Laaggeletterd. Schulden hebben. Moeiteloos vind ik een artikel van twee wetenschappers van de Universiteit Utrecht die in 2011 schreven dat deze groep wel degelijk tot meedoen in staat is, als ze maar op de juiste manier wordt aangesproken en begeleid. Wat adviseert het scp aan de huidige staatssecretaris? Deze groep bijstandsgerechtigden behoeft maatwerk.

Ook de aanname dat instrumenten zoals loonkostensubsidie en jobcoaches stimulerend werken, was wensdenken. En ook dat hadden politici en beleidsmakers vooraf kunnen weten. Want ook de term laaghangend fruit is niet van vandaag, maar zingt al heel lang rond. Gemeenten die de loonkostensubsidies en jobcoaches moeten betalen hebben er financieel belang bij om eerst dat laaghangend fruit te helpen. Dat zijn mensen die zodra de economie aantrekt zelf wel weer werk vinden. Niet het granieten bestand dus.

VVD’er Van Ark vraagt de inzet van de gemeenten om maatwerk te leveren. Een ‘oneindige’ taak

Dan was er ook nog de aanname dat verplichtingen en sancties activerend werken voor de doelgroepen. Ook die aanname is een verkeerde. Als je tot het granieten bestand behoort, al jaren geen werkervaring hebt, inmiddels mogelijk vereenzaamd bent en kampt met psychische problemen, helpt dreigen met sancties niet. Die ellende kan er als het ware ook nog wel bij. De mogelijke schulden die je er door krijgt, maken je problemen echter wel nóg groter.

Toen ik de kop op de voorpagina van de Volkskrant las, ‘Geen bijstand meer zonder tegenprestatie’, kon ik mijn ogen dan ook niet geloven. Hoe kan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Tamara van Ark (vvd), die conclusie trekken na dit rapport? Zo lijkt het toch weer of het hier gaat om een grote groep onwelwillenden. Mogelijk indachtig het recente, vernietigende rapport over de kinderopvangtoeslag waarin het wantrouwen bij de Belastingdienst richting burgers wordt gehekeld, waren de gemeenten er als de kippen bij om dat woord wantrouwen ook nu te gebruiken in hun reactie op de staatssecretaris.

Het kan komen doordat ik het niet kon geloven, maar toen ik het bijbehorende interview met de staatssecretaris las, rees er bij mij gaandeweg een genuanceerder beeld. Er is inderdaad een groep van vijftigduizend mensen voor wie Van Ark streng wil zijn, mensen die volgens haar, én het scp, wel kunnen, maar niet willen werken. De krantenkop gaat over die groep. En zal vooral Van Arks eigen vvd-achterban aanspreken.

Van Ark vindt daarnaast dat een gemeente iedereen die onder de Participatiewet valt ‘een niet vrijblijvend aanbod moet doen voor het leveren van een tegenprestatie’. Dat klinkt eveneens streng. Maar dat aanbod kan ook zijn dat de betrokkene hulp krijgt bij het oplossen van zijn schulden. Moet meewerken aan een programma om van zijn verslaving af te komen. Of als vrijwilliger mee gaat helpen koken voor ouderen.

‘Het moet een aanbod op maat zijn’, aldus Van Ark. Maatwerk dus, precies wat het scp adviseert. Ze vraagt daarvoor inzet van de gemeenten. Die moeten dat maatwerk leveren. Het scp hekelt echter ook de bezuinigingen waarmee de gemeenten werden opgescheept bij de invoering van de Participatiewet. Dat zou de uitvoering hebben bemoeilijkt. Maar, voeg ik daaraan toe, daar staat weer tegenover dat in veel gemeenten een deel van het werk dat uit de Participatiewet voortvloeit, zoals taallessen en schuldhulpverlening, wordt gedaan door vrijwilligers.

De snelle reactie vanuit de gemeenten om Van Ark te betichten van wantrouwen richting de burger zou dan ook weleens niet alleen ingegeven kunnen zijn door gebrek aan geld, maar ook door het onvermogen het maatwerk te leveren. Misschien is de aanname dat maatwerk voor de hele doelgroep mogelijk is wel de basisfout. Opgeven daarnaar te streven is geen optie. Toch zou het helpen als politici en gemeenten erkennen dat daaraan werken een ‘oneindige’ taak is.