Door de aanslagen in Parijs, de oplopende spanningen tussen Rusland en Turkije en het Europese geruzie over de aanpak van de vluchtelingenstroom viel het niet zo op. Maar de aanrechtsubsidie was deze weken terug op het Binnenhof. Niet dat deze belastingkorting voor de niet-buitenshuis-werkende partner al is verdwenen uit het belastingstelsel, maar de aanrechtsubsidie was terug in het politieke debat. De christelijke partijen zwengelden het aan. Uiteraard, zullen velen dan geneigd zijn te denken, in hun achterban zitten de vrouwen thuis. Maar oordeel niet te snel.

Vroeger was het belastingstelsel eigenlijk één grote aanrechtsubsidie. Het was ingesteld op wat toen normaal was: een gezin waarvan de man buitenshuis werkte en de vrouw thuis voor kinderen en huishouden zorgde. Bijna alle particuliere belastingbetalers waren alleenverdieners. Pas toen de tweeverdieners in opmars waren, werd het belastingstelsel daarop ingericht. Wel kwam er een korting voor met name de oudere niet-buitenshuis-werkende partners, zij die nog waren opgegroeid met het ideaalbeeld dat de vrouw thuis is voor de kinderen.

Vlak voor Kerst stemt de Eerste Kamer over het Belastingplan 2016. Door de stemverhoudingen in de Tweede Kamer is er in de Senaat zonder een tegemoetkoming aan een oppositiepartij geen meerderheid. Weg vijf miljard belastingverlaging voor alle belastingbetalers. Welke oppositiepartij wil dat op het geweten hebben?

Wel moet het kabinet dan d66 of sgp en ChristenUnie zien over te halen. Omdat het cda in de Tweede Kamer wel voor het belastingplan stemde, zouden de twee andere christelijke partijen voldoende zijn geweest. Daardoor konden sgp en ChristenUnie de algemene heffingskorting – zoals de aanrechtsubsidie officieel heet – na een eerste vergeefse poging in de Tweede Kamer opnieuw onder de aandacht brengen. Gratis zou hun steun niet zijn geweest.

sgp’er Elbert Dijkgraaf, woordvoerder financiën in de Tweede Kamer, heeft een leuk gevoel voor humor. In zijn pleidooi voor het tegemoetkomen van alleenverdieners deelde hij opgewekt hier en daar een sneer uit. Dat de meeste alleenverdieners bij de partij van staatssecretaris Eric Wiebes zitten, de vvd dus. Dat bij alle partijen alleenverdieners zitten, ‘zelfs – je zult het haast niet geloven; je snapt niet hoe die mensen dat doen – bij d66. Bij d66 zitten meer eenverdieners dan bij de sgp. Wie had dat kunnen denken?’ Waarmee Dijkgraaf maar wilde zeggen: ik pleit niet voor eigen parochie, want van de sgp-achterban zijn er velen – ongeveer tachtig procent – die tweeverdiener zijn.

Waar is het de sgp, daarin in de Tweede Kamer gesteund door ChristenUnie en cda, dan wel om te doen? Dijkgraaf vindt dat het draagkrachtbeginsel uit het belastingstelsel wordt ondermijnd als alleenverdieners tot soms wel achtduizend euro per jaar meer belasting moeten betalen dan tweeverdieners met samen eenzelfde inkomen.

Daarnaast hekelt hij het idee dat het belastingstelsel zou zijn gericht op de keuzevrijheid van individuele burgers. ‘Keuzevrijheid is een groot goed, mits mensen maar kiezen wat de overheid wil.’ En dat is volgens hem: aan het werk gaan, bijdragen aan de economische vooruitgang. Niet voor niks kijkt vooral de vvd naar de voorstellen van de christelijke partijen door de werkgelegenheidsbril: hoeveel banen scheelt het in de rekenmodellen als alleenverdieners wat minder belasting hoeven te gaan betalen.

In die rekenmodellen komt het voorstel van Dijkgraaf niet goed uit de bus. Maar die modellen zijn gebaseerd op de aanname dat mensen gaan werken als ze zien dat de aanrechtsubsidie minder wordt. Door de fiscaliteit afgedwongen keuzevrijheid, noemt Dijkgraaf dat. Maar modellen zijn de werkelijkheid niet. Driekwart van de één miljoen alleenverdieners heeft een partner die onvrijwillig thuis zit. Omdat er geen banen zijn. Dan kun je fiscaal prikkelen wat je wilt, maar veel effect zal dat niet hebben.

Natuurlijk zit er een idee achter het opkomen voor de alleenverdiener. Zoals dat ook zit achter het afbouwen van de aanrechtsubsidie. Noem het een christelijk idee, zo u wilt. Maar het is dit kabinet van vvd en pvda dat het begrip participatiesamenleving entte. Betekent dat niet dat je de verantwoordelijkheid neemt voor je eigen leven en dat van je naasten?

Met dat in het achterhoofd is het misschien niet gek om een partner die niet buitenshuis werkt, maar thuis zorgt voor een zieke partner daar fiscaal een kleine vergoeding voor te geven. ‘Onbetaald werk is eveneens – net als betaald werk – essentieel voor de samenleving’, vindt Dijkgraaf. ‘Wie dat afstraft, belijdt de participatiesamenleving met de mond.’

Woorden hebben invloed. Misschien moet de bijnaam aanrechtsubsidie verdwijnen, zonder dat de subsidie verdwijnt. Mantelzorgsubsidie? Vrijwilligerswerksubsidie? Participatiesubsidie?

Aan die woorden kleeft echter één groot nadeel: ze vragen erom te controleren of de partner die geen betaalde baan heeft zich ook daadwerkelijk inzet voor de naasten of als vrijwilliger ergens aan de slag is. Daarvoor moet de belastingdienst worden opgetuigd met extra regels en controleurs. Eenvoudiger wordt het daar niet van. Dat is het aangename van het woord aanrechtsubsidie, het klinkt denigrerend, maar niemand die het in zijn hoofd haalt te controleren of de partner voldoende uren achter dat aanrecht staat.

Maar het kabinet lijkt daar opnieuw niet voor te kiezen. Er zal buitenshuis gewerkt worden door beide partners, de opgelegde keuzevrijheid waar de sgp zich tegen verzet.