
Op 11 september 2001 was Jochem van den Berg in New York, Upper West Side, 73rd Street. Hij kwam net uit stemtraining voor de acteeropleiding die hij toen volgde, toen hij de hoge pluimen rook aan de andere kant van het eiland de lucht in zag gaan. Het openbaar vervoer was stilgelegd, verdwaasde mensen liepen als zombies over straat, grijs van het gruis van de ingestorte torens.
Meteen na de aanslagen kondigden verschillende commentatoren – de voornaamste was Graydon Carter, hoofdredacteur van Vanity Fair – dat dit het einde van de speelse, relativerende ironie betekende die de florerende jaren negentig zo had gekenmerkt. Amerikanen wisten weer wat het betekende om Amerikaan te zijn, dat geloof en overtuiging ertoe deden.
Voor Jochem van den Berg, zoals dat voor het leeuwendeel van zijn generatie zal gelden, betekenden de aanslagen het wakker worden van een maatschappelijk bewustzijn. Maar in de enorme mediastorm rond de aanslagen, de reactie van de regering op de aanslagen en de kritiek weer daarop, viel hem de taal op waarin kritiek werd uitgedrukt. ‘Ik ging naar stukken van David Mamet, ik zag Glenngary Glenn Ross. Ik ontdekte de bevlogen komiek George Carlin, ik zag David Rabe’s Hurlyburly – en wat me vooral raakte was de taal waarin ze hun humor en hun cynisme en kritiek wisten te formuleren. Hoe helder satire kon zijn.’
Dit waren de jaren waarin Jon Stewart, volgens verschillende opiniepeilingen, uitgroeide tot ‘de meest vertrouwde persoon in het nieuws’, met nota bene zijn satirische nieuwsshow The Daily Show. Gedurende de hele ambtstermijn fungeerden Jon Stewart en zijn team komieken als de meest eloquente, meest doeltreffende oppositie van de Republikeinse regering: ze functioneerden als het olifantengeheugen tegen het inconsequente, opportunistische beleid van Bush. ‘Wat Jon Stewart heel goed deed, en doet, was het ontleden van de nieuwscyclus. Het liet zien wat er gezegd werd, en hoe die woorden er in de praktijk uitzagen.’
Het is niet zo dat toen Van den Berg (1982) weer terug was in Nederland hij meteen wist wat hem te doen stond – hij vervolgde zijn studie filosofie in Amsterdam – maar ergens was, om het zo te zeggen, het zaadje geplant. Samen met een vriend, Melle van den Berg (geen familie), richtte hij in oktober 2007 De Speld op – een puur satirische site, die met de lay-out van een bloedserieuze nieuwssite totale onzin presenteerde, met de onderkop ‘jouw vaste prik voor betrouwbaar nieuws’. Nieuwsberichten met koppen als, kort na Wilders’ Fitna in 2008, ‘Nederland voorkeursland terroristen – hegemonie Denemarken eindelijk doorbroken, felicitaties voor Balkenende’, of na het faillissement van Dirk Scheringa: ‘Scheringa Museum voor Minimalisme opent deuren – blanco muren zetten aan tot bezinning’. Of over de permanent geminachte rockband Kane: ‘Kane wint Edison voor sabbatical – Jury: ‘Vooral bedoeld als aanmoedigingsprijs’.
Het was de eerste jaren ploeteren, vormen voor grappen uitproberen, maar al snel kreeg de site aandacht doordat serieuze media meerdere nepnieuwsberichten van De Speld op hun woord geloofden – De Telegraaf nam het bericht over dat een Zeeuwse snackbar een ‘Patatje Holocaust’ zou serveren; het Algemeen Dagblad geloofde het bericht dat Willem van Oranje een moslim zou zijn geweest. Daarna ging het hard: De Speld publiceerde een satirische geschiedenis van Nederland (‘Nederland – het boek’), kreeg vaste rubrieken in onder meer De Pers en de Volkskrant, maakte radio, filmpjes, zit op meer dan zestigduizend Facebook-vrienden, meer dan veertigduizend Twitter-volgers, een half miljoen individuele bezoekers per maand, bij de vorige verkiezingen zat een van de vaste grappenschrijvers, Diederik Smit, bij Knevel Van den Brink aan tafel om over de reclamespot te praten die ze gemaakt hadden voor de fictieve partij De Partij tegen de Burger.
In no time was de verkiezingsspot een hit op het internet, met een filmpje dat niet onder deed voor de betekenisloze beelden die je in zoveel andere (echte) verkiezingscommercials aantrof, alleen vertelde de vriendelijk ingesproken voice-over een ander verhaal: ‘Laat u niets wijsmaken; deze verkiezingen gaan maar over één ding. Burgers. Veel problemen in ons land worden veroorzaakt door burgers. Onderwijs bijvoorbeeld en gezondheidszorg, maar ook werkloosheid, files en defensie. Allemaal door burgers. Deze tijd vraagt om wantrouwen ten aanzien van alle burgers. Wij kunnen U alleen bestrijden als we het samen doen. Samen, tegen U. De Partij tegen de Burger – Flikker toch op.’
De Speld huist aan het ’s-Gravenhekje, in een groot pand met uitzicht op Nemo, dat je een ‘media hub’ kunt noemen. Hipstertijdschrift Vice zit hier ook, en verschillende andere nieuwe-media-ondernemingen. Op borrels wordt er een pingpongtafel neergezet in de ontvangstruimte, een grote hal waar de steunbalken van het oude pakhuis nog zichtbaar zijn. De Speld deelt een kantoortje, dat door een paar archiefkasten van de rest van de verdieping wordt afgesloten, met het literaire tijdschrift Das Magazin. Het enige beetje kleur komt van de posters van Das Magazin; van De Speld hangt er alleen een groot schoolbord waarop een rooster is gemaakt, wie wanneer dienst heeft. In de koelkast liggen meer flessen vruchtensap dan je zou verwachten.
Vandaag zijn er twee dienstdoende redacteuren: Jochem van den Berg en Diederik Smit (1987). Jochem is lang, met dik, donker haar. Een buitengewoon gewone jongen om te zien, hij praat heel rustig, komt in een T-shirtje en op teenslippers heel ontspannen over. Diederik is, in verhouding, een stuk kleiner, kaal, scherpe ogen, hij heeft het voor zijn gesprekspartner ondermijnende talent om niet te lachen wanneer die een grap maakt. Ze willen het niet zozeer over grappen hebben – ‘Niets is minder grappig dan uitleggen waarom iets grappig moet zijn’, zegt Diederik – maar liever over de stijl van de grappen.
‘In feite doen we niets anders dan een column of een opiniestuk schrijven. Maar we doen het met andere middelen’, zegt Van den Berg. Een grap kan mobiliserend werken: het mooiste voorbeeld dat hij kent is A Modest Proposal, van Jonathan Swift, geschreven in de eerste helft van de achttiende eeuw: ‘In het pamflet betuigt Swift dat de honger lijdende Ierse bevolking haar kinderen aan de rijkere burgers kan verkopen, zodat die ze kunnen opeten. Het veroorzaakte een schandaal, omdat Swift heel nauwgezet uitlegde hoe ze de kinderen kunnen koken, welke lichaamsdelen de meeste voedingswaarden hebben. Het was een buitengewoon inventieve manier om de burger te wijzen op desinteresse die de Britse regering toonde voor de honger en armoede in Ierland.’
De vraag is dan hoe functioneel satire is, in een tijd waarin het politieke debat steeds harder en platter wordt. Zoals Philip Roth begin jaren tachtig opmerkte: satire over de Amerikaanse politiek is na Nixon onmogelijk geworden, omdat Nixon al een parodie van zichzelf leek. Zo ook in Nederland.
Van den Berg: ‘Satire is vaak een kwestie van uitvergroting, en we merkten al snel dat we de perikelen in de pvv niet konden uitvergroten. De pvv-Kamerleden die door de brievenbus van de buren hadden gepist, de keiharde taal van Wilders – dat was van zichzelf al zo groot en absurd.’
Smit: ‘Dus moesten we het omdraaien om grappig te zijn: het kleiner maken. In de tijd dat zoveel Kamerleden uit de pvv werden gezet wegens aso-gedrag kwamen wij met de grap “Richard de Mos uit pvv gezet na onthullingen over intellectueel verleden”, met de onderkop “pvv-Kamerlid hield eerdere carrière als filosoof geheim”.’
Maar heeft De Speld – zoals The Daily Show – een concreet, al dan niet onuitgesproken, doel, een rol die het moet vervullen in het mediaklimaat, of in het politieke discours? ‘Natuurlijk verschilt onze bezetting regelmatig, maar onze medewerkers zijn hoofdzakelijk verdwaalde kiezers’, zegt Van den Berg. ‘Diederik is een stukje rechtser dan ik ben. We hebben in ieder geval nooit bij elkaar gezeten en gezegd: laten we tijdens deze verkiezingen eens het vuur openen op die-en-die partij.’
Hij denkt nog even na: ‘Al hebben we wel héél veel grappen over GroenLinks gemaakt.’
Smit: ‘En met effect.’
Van den Berg: ‘Maar nu doen we dat zelden nog. GroenLinks heeft nauwelijks nog zetels. Het is niet waar de macht zit. Dus waarom zouden we.’
De vraag is waarom De Speld nu zo veel populairder is dan een paar jaar terug. Dat heeft, zegt Jochem van den Berg, met organisatie te maken. De Speld is een team, de om en nabij tien redacteuren werken georganiseerd en plaatsen op gezette momenten op de dag grappen. Maar het lijkt ook met de tijdgeest te maken te hebben.
Eind 2008 was GeenStijl zo’n beetje de meest spraakmakende Nederlandse website online. Dat was het jaar waarin GeenStijl-verslaggever Rutger Castricum met zijn knalroze microfoon minister Vogelaar zo wist te jennen dat haar gezag, volgens velen, voorgoed ondermijnd werd, het was het jaar waarin alle serieuze media zich bogen over de ‘reaguurders’, die als een onverdraagzame, anonieme massa door de poppenspelers van GeenStijl gedirigeerd konden worden. Natuurlijk kwam dat succes niet uit de lucht vallen. GeenStijl presenteerde een strak vormgegeven, scherp geschreven, wij-tegen-de-rest-gevoel waar duizenden (hoofdzakelijk jonge) mannen zich maar wat graag bij aansloten. Belangrijker was dat het aansloot bij een bepaald gevoel: het gevoel waar de pvv ook op binnenliep, dat er post-Fortuyn helemaal niet zo veel veranderd was, dat het openbaar bestuur nog steeds beter voor zichzelf zorgde dan voor de rest van het land (‘de gewone belastingbetaler’), dat kunstenaars en moslims permanent de hand boven het hoofd werd gehouden.
Hoewel GeenStijl herhaaldelijk ontkende een nieuwsmedium te zijn (om zo niet aansprakelijk te zijn voor de Raad voor de Journalistiek), werd dit gevoel wel degelijk gepresenteerd in de vorm van een nieuwssite, gemaakt door een redactie die dit gevoel als een filter over het nieuws heen legde. In zijn boek De nieuwsfabriek: Hoe media ons wereldbeeld vervormen opent Rob Wijnberg met de omineuze zin: ‘Nieuws is de grootste onopgemerkte verslaving van onze tijd.’ De nieuwsfabriek leest als een oprichtingsmanifest voor het journalistieke platform De Correspondent, dat Wijnberg later dit jaar zal lanceren: het beschrijft dat we in een gemedialiseerde werkelijkheid leven, dat we hebben leren denken in nieuwscycli, dat we willens en wetens worden overspoeld met nieuws en er zo aan verslaafd zijn geraakt dat we zelden nog nadenken over hoe een nieuwsbericht tot stand komt, en of dit nieuws wel echt het belangrijkste nieuws is. Juist doordat GeenStijl de vorm aannam van een nieuwssite sloot het beter aan bij de gemedialiseerde online-mens dan een blog of een serie opiniestukken van personen met namen en titels ooit zouden kunnen doen.
Die gemedialiseerde mens (inderdaad, een vreselijke term) is in de tussentijd weer veranderd. GeenStijl heeft veel van de peper van toen verloren – met de overstap van hoofdredacteur Dominique Weesie en Rutger Castricum naar de tv-zender PowNed heeft de site zijn bekendste gezichten verloren, en de berichtjes online zijn niet meer zo vilein en vinnig geformuleerd als voorheen. Zelfs de reaguurders zie je in de comments met regelmaat klagen over de voorspelbaarheid van de harde meningen, Tweede-Kamerleden duiken niet langer weg voor hun camera’s. De angst is weg, en dat is een normale gang van zaken. Humor evolueert snel: wat vorig jaar shockeerde, is vandaag gemeengoed geworden.
De Speld is zeker niet de opvolger van GeenStijl – niet qua bezoekersaantallen, niet qua politieke agenda – maar ze maken deel uit van eenzelfde ontwikkeling van de gemedialiseerde mens. Waar GeenStijl meespeelde in de cyclus van nieuws en reactie op het nieuws is de grap van De Speld niet de reactie op het nieuws, maar de reactie op de reactie. Het veronderstelt veel voorkennis bij de bezoeker, het veronderstelt dat je een bepaald nieuwsjargon beheerst, dat je snapt hoe bepaalde personen op een bepaalde manier gebracht worden – en doet dan precies het tegenovergestelde. Het zet dat formele jargon in voor complete onzin, of omgekeerd. Een grap als ‘Weekers wist niet dat hij staatssecretaris was – “Mijn ambtenaren hebben mij daar niet over ingelicht”’ werkt alleen als de lezer weet dat Frans Weekers de staatssecretaris van Financiën is die categorisch ontkende te zijn ingelicht over fraude met zorg- en huurtoeslagen door Bulgaren, terwijl de Fiod, de Belastingdienst, het tv-programma Brandpunt en minister Asscher van Sociale Zaken het wél al wisten.
Of misschien moet je het in de freudiaanse drie-eenheid zien: als het Achtuurjournaal het Ego is van nieuws: keurig, correct, feitelijk, dan is GeenStijl het Superego: een opvliegende, onderbuikige interpretatie van de feiten. De Speld is dan het Id: associatief, met een hooguit terloopse band met de realiteit en uit op de directe gratificatie – de lach.
Inmiddels is er voor De Speld een gevaarlijk precedent geschapen voor het gevaar van het Id: The Onion, het Amerikaanse voorbeeld van De Speld, hield een live blog bij tijdens de jaarlijkse Oscar-uitreikingen. Geen probleem. Tot de negenjarige hoofdrolspeelster van Beasts of the Southern Wild in beeld kwam, Quvenzhané Wallis, een doodschattig verlegen meisje dat de jongste genomineerde ooit was voor Beste Vrouwelijke Hoofdrol, en The Onion twitterde: ‘Everyone else seems afraid to say it, but that Quvenzhané Wallis is kind of a cunt, right?’
In principe was de grap duidelijk: dit zijn het soort tweets die tijdens de prijsuitreiking continu de ether in worden geslingerd door mensen die een hekel aan bepaalde acteurs hebben, maar het grensoverschrijdende was om zulk taalgebruik op een negenjarige los te laten. Maar de grap landde niet goed. The Onion werd het oog van een hele mediastorm en al snel voelde het zich genoodzaakt excuses te maken. Van den Berg: ‘Die excuses worden ze nu door hun fans continu ingepeperd. Mensen knippen en plakken delen van de formele excuses-tekst in de comments wanneer ze nu een grap maken. De pokerface van The Onion is ondermijnd.’
Een dergelijke situatie heeft De Speld nog nooit meegemaakt – maar ze zitten er soms dicht tegenaan. De kop ‘Aanslag Syrië rustig verlopen – ongeregeldheden blijven uit: 15 doden’ moest iets zeggen over hoe afgestompt de Nederlandse nieuwsconsument is geworden voor gruwelijk nieuws uit de Arabische wereld, maar leverde veel boze reacties op. Té hard, te gevoelloos. Van den Berg: ‘Het is als hoofdredacteur mijn kantiaanse stelregel dat je minstens één reden moet hebben om een grap voor jezelf te verantwoorden. Of iets immoreel is of niet moet je je hebben afgevraagd vóórdat je het plaatst. The Onion bedacht pas naderhand of ze de grap ethisch verantwoord vonden.’
Het is moreel tricky gebied, het aftasten wat de grenzen zijn en wanneer je eroverheen kunt gaan. Uiteindelijk, zegt Van den Berg, heeft het ermee te maken dat satire niet vrijblijvend is: ‘Het verschil tussen satire en ironie is dat ironie een verdedigingsstrategie is, een manier om ergens afstand van te nemen. Satire is dat niet. Wanneer we een bericht plaatsen met de kop “Oppositie dreigt om te vallen”, dan merk je aan de reacties dat mensen dat niet alleen zien als een omkering van de frase “Het kabinet dreigt te vallen”, maar ook als een verwijt over het gebrek aan daadkracht en samenhang van de politieke oppositie. Satire is een aanvalsstrategie.’