Het midden, in het geval van dit verhaal, is de winter van 1996. Rosemary is een 22-jarige student aan de Universiteit van Californië, Davis. Haar broer heeft ze tien jaar niet meer gezien, haar zus verdween zeventien jaar eerder uit haar leven. Het vele praten is ze verleerd. Wat is er gebeurd? De nu veertigjarige Rosemary probeert op deze vraag al terugblikkend een antwoord te geven.

Te beginnen bij een scène in de universiteitskantine, waar een stelletje aan de tafel naast Rosemary, dan 22 jaar oud, op steeds luidere toon begint te ruziën. Het meisje schreeuwt en veegt dan alle servies van tafel. Hierop gooit ze de tafel omver en slingert ze met wat stoelen, zodat ook Rosemary’s tafel omvalt. Wanneer de campuspolitie arriveert is ze uitgeraasd, en per vergissing houden ze Rosemary, die met een bord en een glas melk midden in de troep staat, verantwoordelijk. Van schrik laat ze het bord uit haar hand vallen. Het glas gooit ze er vervolgens, zo hard mogelijk, achteraan. Een raadselachtige daad.

Het mysterie breidt zich uit. We komen te weten dat Rosemary als vijfjarig meisje voor een paar weken naar haar grootouders wordt gestuurd, om bij terugkomst te moeten constateren dat haar familie in een ander huis woont, haar zusje Fern is verdwenen, haar moeder het bed niet meer uit komt en haar elfjarige broer Lowell onhandelbaar is geworden. Ze is nog te jong om te begrijpen wat er is gebeurd. Ondertussen raakt de 22-jarige Rosemary min of meer bevriend met het hysterische meisje uit de kantine, Harlow, met wie ze na het incident een paar uur doorbrengt in een politiecel. Harlow is slecht nieuws, dat staat op haar voorhoofd geschreven, maar juist dat maakt haar voor de bedeesde Rosemary onweerstaanbaar.

Dan, we zijn een kwart op weg (sorry, dit is nogal een spoiler), komt de aap nogal letterlijk uit de mouw: zusje Fern blijkt een chimpansee. Het zijn de late jaren zeventig en de studie naar primaten is een hot topic in de gedragspsychologie. Rosemary’s vader is een autoriteit op dit gebied en wanneer hem een babychimpansee wordt aangeboden grijpt hij zijn kans, en een paar maanden na Rosemary’s geboorte wordt het dier toegevoegd aan de familie. Dit is het begin van een experiment waarbij de aap en het meisje worden onderworpen aan voortdurende observatie, tests en documentatie. Vanaf dit punt verandert de roman in een case study, met als centrale vraag: hoe raken mens en aap beschadigd door hun vroegste jeugd met elkaar door te brengen, om vervolgens van elkaar te worden losgerukt? Wanneer Rosemary naar school moet, heeft ze grote moeite zich te conformeren aan de geldende gedragscodes. Door haar moeder wordt ze geïnstrueerd: niet op handen en voeten lopen, niet zomaar andermans gezicht betasten, niet op de tafels springen. Ondanks verwoede pogingen in de pas te lopen, wordt ze tot diep in haar tienerjaren beschouwd als afwijkend, zo niet afstotend. Op haar beurt verkeert Fern in de veronderstelling tot de menselijke soort te behoren. Wanneer ze plaatjes krijgt te zien van andere chimpansees, maakt ze een teken dat de onderzoekers vertalen als ‘crawling shit’.

Na het gedoseerde en onheilspellende begin volgen bijna 250 pagina’s waarin wordt uitgelegd, geduid en, vooruit, nog maar eens uitgelegd. Deels is dat inherent aan de persoon van Rosemary: intelligent op het betweterige af, en sinds haar jeugd toegerust met een arsenaal aan psychologische termen en theorieën. Dat al haar eigen gedragingen geconstrueerd zijn, leidt bovendien onvermijdelijk tot reflectie. Waarom imiteert de mens zijn soortgenoten zo graag? In hoeverre kun je voor een ander denken? Is een chimpansee in staat tot abstraheren?

Problematischer wordt het wanneer het de auteur zélf is die alles wil uitleggen. De zes delen van de roman worden voorafgegaan door lijvige citaten uit Kafka’s beroemde korte verhaal Ein Bericht für eine Akademie, waarin een aap de mens zo goed imiteert dat hij er een wordt. Zes citaten voor één boek is überhaupt onnodig, maar als zes keer wordt geciteerd uit hetzelfde verhaal dat zó overduidelijk dezelfde thematiek heeft: dat wordt potsierlijk.

Het zijn de late jaren zeventig en de studie naar primaten is een hot topic in de gedragspsychologie

In toenemende mate wekt Fowler de indruk bang te zijn dat de lezer haar bedoeling niet begrijpt. Wanneer ze Rosemary die hele openingsscène in de kantine laat analyseren, bijvoorbeeld, en de aantrekkingskracht van Harlow. We hebben dan al lang begrepen dat Harlow herinnert aan Fern, dat ze iets wilds en chimpanseeachtigs in Rosemary losmaakt, dat het glas melk niet voor niets tegen de grond ging. Wat zonde om dat allemaal te expliciteren.

Rosemary spreekt de lezer soms direct toe, om uit te leggen dat ze nu een tijdsprong gaat maken, iets heeft achtergehouden, niet de waarheid heeft verteld. Korte, thrillerachtige zinnetjes moeten de cliffhanger vormen van bijna ieder hoofdstuk. Het werkt niet, omdat er geen al te grote onthullingen meer worden gedaan, maar ook omdat de opbouw van de roman eerder klassiek is dan experimenteel. Natuurlijk worden er tijdsprongen gemaakt, natuurlijk is een verteller nooit honderd procent betrouwbaar. In een roman is daar niets opmerkelijks aan.

Op een gegeven moment parafraseert Rosemary haar vader: ‘Psychoanalysis was completely bogus, he would say, good only for literary theory. Maybe it was useful, when plotting books, to imagine that someone’s life could be shaped by a single early trauma, maybe even one inaccessible memory.’ Het is ironisch dat deze roman precies dát doet, en hopeloos verstrikt raakt in de neiging dat ene trauma alle mogelijke betekenissen te verlenen.


Karen Joy Fowler: We Are All Completely beside Ourselves. Serpent’s Tail, 308 blz., € 12,99


Booker Prize

Geen prijs ter wereld – vergeet die Nobelprijs! – heeft zo’n invloed op verkoopcijfers als de MAN Booker Prize. Op 14 oktober wordt hij in Londen weer uitgereikt, dit jaar is voor het eerst de restrictie opgeheven dat alle kanshebbers in het Britse Gemenebest moeten wonen. Met andere woorden: de Amerikanen komen eraan. Twee haalden de shortlist: Joshua Ferris met To Rise Again at a Decent Houren Karen Joy Fowler met We Are All Completely beside Ourselves. De andere vier gegadigden zijn de Tasmaan Richard Flanagan (The Narrow Road to the North), de Brit Howard Jacobson (J), de Indiër Neel Mukherjee (The Lives of Others) en de Schotse Ali Smith (How to Be Both). Deze week bespreken we in Dichters Denkers de vier romans die ons het interessantst leken.


Beeld: Karen Joy Fowler lijkt bang te zijn dat de lezer haar bedoeling niet begrijpt (HH).