DE VOORZITTER HAD de bijeenkomst met mooie woorden besloten, de conferentie was ten einde. Plotseling stond er een wat slordig ogende jongeman naast de tafel waaraan de laatste sprekers elkaar waarderende woorden toefluisterden. Boven het aanzwellende geroezemoes uit riep hij: ‘Why Kafka? Can you all answer me in three sentences: Why Kafka?’
De congressanten, die langzaam uit hun stoel overeind kwamen, keken elkaar verbouwereerd en vervolgens de voorzitter vragend aan. Die blikte niet-begrijpend naar de man die in nauwelijks te volgen Engels zijn verzoek probeerde toe te lichten. ‘Dagenlang hebben jullie het gehad over het zionisme en Franz Kafka - maar waarom Kafka?’
Hij kon het gehoor niet lang boeien. Zijn brabbeltaal wekte de indruk dat hij wat in de war was. Glimlachend keerde men hem de rug toe, ging zijn eigen weg, richtte zijn aandacht beleefd op buurman en buurvrouw of zocht een conferentiedeelnemer op met wie men nog iets nader wilde bespreken.
Hij stapte de lift binnen. Hij werd herkend als de jongeman die gedurende het hele symposium onopvallend achter in het zaaltje van de Hebreeuwse Universiteit te Jeruzalem had gestaan bij een op een statief rustende camera. Hij richtte zich meteen tot een academische docente vergelijkende taalwetenschappen uit Canada: ‘Why Kafka?’ Het dalende gezelschap zweeg, de Canadese leek wat beduusd en antwoordde ten slotte met een beschroomd lachje: ‘Omdat ik hem aardig vind.’ De man wachtte vergeefs op een nadere toelichting. De lift stopte, liep leeg, de man keek zoekend om zich heen en bleef alleen achter. Onopgehelderd bleef namens wie hij optrad, waarom hij grote delen van het congres had gefilmd.
HOEWEL FRANZ KAFKA (1883-1924) tot de Israelische literaire canon behoort - ook op school wordt hij veel gelezen, liet iemand in de marge van de conferentie nadrukkelijk weten - is het niet vaak voorgekomen dat de joodse schrijver uit Praag in Israel in het middelpunt van een internationale samenkomst stond. Dergelijke ontmoetingen van Kafka-geleerden en -liefhebbers vinden meestal plaats in Duitstalige oorden en onder auspiciën van Duitse of Oostenrijkse kafkalogen die de man die in hun taal schreef na de Tweede Wereldoorlog hadden (her)ontdekt en die zich hem door noeste studie, via vele geleerde publicaties en herhaalde uitgaven van zijn werk hebben toegeëigend.
Daarom was het een prijzenswaardig initiatief van de in Israel wonende medeoprichter van de Nederlandse Kafka-Kring Hans-Richard Eyl en de Israelische hoogleraar Mark H. Gelber om Kafka-adepten al ler landen bijeen te roepen in Israel ter gelegenheid van de 75ste sterfdag van hun geliefde schrijver. Voor het laatst was dat zestien jaar geleden gebeurd. Toen had men zich uitsluitend over het literaire werk gebogen. De organisatoren hadden ditmaal besloten in de joodse staat Kafka’s nonfictieve geworstel met het jodendom in het algemeen en het zionisme in het bijzonder centraal te stellen.
Een onuitputtelijke bron voor discussie, want Kafka heeft in zijn dagboeken en brieven heel wat afgetobd over zijn jodendom en het zionisme zonder ooit een duidelijke bekentenis af te leggen. Een van zijn mijmeringen daarover sloot hij eens af met de zin: ‘Ich bin Ende oder Anfang.’ Deze conclusie, kenmerkend voor zijn eeuwige twijfels, werd dan ook tot motto van het congres verheven.
Ze waren eind oktober vanuit Amerika, België, Canada, Duitsland, Frankrijk, Israel, Oostenrijk, Nederland en Zwitserland naar Jeruzalem gekomen voor de International Conference Kafka, Zionism, and Beyond op de Hebreeuwse Universiteit en een uitstapje naar de Ben Gurion Universiteit in Beersheva - negentien toespraken en twee filmavonden in vijf dagen. Voorwaar, een overstelpend programma dat een groot uithoudingsvermogen vergde. Voordrachten overschreden ruimschoots de gestelde tijdsduur.
Oorzaak was wellicht het optreden van een nieuwe generatie kafkalogen. Geijkte namen als Hartmut Binder, Gerhard Neumann, Klaus Wagenbach en Jürgen Born, die de laatste decennia de Duitse toon aangeven in de inmiddels tot een wetenschap uitgegroeide Kafka-exegese, ontbraken. In hun plaats traden Benno Wagner en An dreas Kilcher (beiden uit Duitsland), Alfred Bodenheimer (Zwitserland), Vivian Liska (België), Iris Bruce (Montreal) en Delphine Bechtel (Frankrijk) op - relatief jonge academici die nog geen erkende plaats hebben verworven in het wereldje van Kafka-deskundigen die elkaar met enige regelmaat ontmoeten.
Deze nieuwe garde wilde zijn eigen, al dan niet verbluffende inzichten in het leven en werk van Kafka breed uitmeten en liet zich weinig gelegen liggen aan het opnemingsvermogen van het publiek en de spelregels die de respectieve voorzitters vaststelden. Voordeel was dat plenaire discussies, waarvoor nauwelijks tijd overschoot, niet uitliepen in pilpoul, de talmoedische ontleedkunde die kenmerkend is voor bijeenkomsten waarop Kafka-deskundologie wordt bedreven en die de gesproken vertaling lijkt te zijn van de Duitse voorkeur voor voetnoten.
ER STREEK EEN bonte kraai neer op het universitaire terras op de Berg Scopus, waar de deelnemers, in het zonnetje genietend van het vogelperspectief op Jeruzalem, bijkwamen van de ochtendlijke referaten. Het was alsof Kafka zelf als gevleugelde manifestatie (in het Tsjechisch is kavka immers een kraai) en vrijmoedig rondstappend kwam peilen hoe het er voor stond met het beraad over zijn zionisme.
Het was de vierde dag en men was niet veel opgeschoten met de beantwoording van de vraag of Franz Kafka een zionist is geweest of niet. Zeker, hij had zich veel beziggehouden met het joodse nationalisme. Bijna al zijn beste vrienden, onder wie zijn ontdekker, stimulator en bezorger van zijn nalatenschap Max Brod, waren het. Hij mengde zich in hun discussies en las gretig zionistische publicaties. In 1913 bezocht hij zelfs, zij het niet tot zijn vreugde, het elfde Zionistische Wereldcongres in Wenen en hij studeerde in zijn vrije tijd Hebreeuws. Hij deed mee aan zionistische activiteiten, zoals het opvangen van Oost-Europese joodse vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog, en hij had grote belangstelling voor de zionistische ideeën over de noodzakelijkheid van land- en tuinbouwprojecten voor de opbouw van een joodse staat in Palestina. Hij zinspeelde ook wel eens op ‘terugkeer’ naar het Beloofde Land.
Maar het kwam er nooit van, hoewel dit laatste nog niet hoeft te bewijzen dat Kafka geen zionist was. Hoeveel ‘geboren’ zionisten hebben hun verblijf in de diaspora niet verkozen boven emigratie naar Palestina, later Israel? En Kafka had vele redenen: zijn gezondheidstoestand was precair; zijn literaire werk, waaraan hij het meest van al zijn bezigheden was gehecht, noopte hem ertoe in de nabijheid van het Duitse taalgebied te blijven; hij was van nature geen landverhuizer (hij bracht het zelfs niet op, afgezien van de laatste negen maanden van zijn leven, het door hem gehate Praag te verlaten); en er was bovenal zijn aangeboren twijfel aan alles wat hij ondernam, hetgeen hem de bijnaam ‘Aber-Mensch’ heeft bezorgd.
‘Maar’ domineerde ook na elke inleiding, hoe apodictisch sommige inleiders hun oordeel over Kafka’s zionisme ook probeerden te formuleren. De Nederlandse organisator Hans-Richard Eyl destilleerde bijvoorbeeld uit Kafka’s ‘state of mind’ de onmogelijkheid van de Praagse schrijver om zionist te zijn. Zijn passiviteit (‘elke beslissing heeft zijn tegendeel’), zijn zelfbeeld als iemand die tussen twee werelden verkeert (‘ik kan slechts leven in tegenspraak’) en zijn gevoel van hopeloosheid omtrent de hem omringende wereld (een gemoedstoestand die de bron van zijn schrijverschap vormde) maakten het voor Kafka onmogelijk aan te klampen bij het zionisme, dat volgens Eyl juist ‘actie eiste, gebaseerd op hoop’.
Zijn mede-organisator Mark H. Gelber verdedigde de stelling dat Kafka wel degelijk een zionist is geweest. Hij beriep zich daarbij op publicaties van de in 1968 in Israel overleden Max Brod, die van alle adepten Kafka het best heeft gekend, door hun intieme omgang gedurende twintig jaar. Voor hedendaagse Kafka-kringen was dat geen sterk nummer: de man die de literaire wereld Kafka schonk is voor de meeste Kafka-vorsers van dit moment een falsificateur door de eigengereidheid waarmee hij is omgesprongen met het nagelaten werk van zijn vriend en door de vrijpostigheid waarmee hij diens denkbeelden heeft gegoten in de mal van zijn eigen religieuze en maatschappelijke opvattingen.
De meest provocatieve veronderstelling ontwikkelde de Nederlandse Kafka-speurder Niels Bokhove, onder meer hoofdredacteur van het Nederlandse tijdschrift Kafka-Katern. In het bolwerk van de Israelische wetenschap, de Hebreeuwse Universiteit, verkondigde hij dat het Beloofde Land voor Kafka niet in Palestina maar in Oost-Europa zou hebben gelegen, zo de schrijver al aanvechtingen had om een joods vaderland te helpen stichten. ‘Kafka’s persoonlijk zionisme’ was, aldus Bokhove, geënt op heel andere drijfveren dan het joods nationalisme van zijn Praagse vrienden als Max Brod. Voor Kafka was het zionisme geen doel - een joodse staat - maar ‘een toegang tot iets belangrijkers, een middel tot sociale verbindingen’. Hij ontrafelde de met de jaren toenemende belangstelling van Kafka voor het Oost-Europese jodendom met zijn diasporatradities van de authentieke orthodoxie en het chassidisme die hij leerde kennen door zijn contacten met rondreizende joodse toneelspelers uit de sjtetl-gebieden en zijn ‘zionistische’ inspanningen voor Oost-Europese vluchtelingen. Een joodse staat die werd opgebouwd op basis van volgens Kafka verwaterde opvattingen van het ‘Westjudentum’ - waarvan hij zich wel als een representant afschilderde - zou hem niet hebben gelokt.
DE LAATSTE NEGEN maanden van zijn leven bracht Franz Kafka in Berlijn door aan de zijde van Dora Diamant, de dochter van chassidische ouders uit een Poolse sjtetl. Met haar heeft hij voor het laatst gefantaseerd over verhuizing naar Palestina. Ze zouden er een restaurant beginnen, zij in de keuken, hij als ober.
Naarstig ging ik in de uren buiten de conferentie in Jeruzalem op zoek naar een eethuis waar ik achter het fornuis een knappe jongedame van een jaar of twintig zou aantreffen en waar het eten me zou worden opgediend door een tweemaal zo oude, lange, magere man. Voor mij zou dat het bewijs zijn dat Kafka een heuse zionist was geweest.
Ik zocht vergeefs en ik hoopte vervolgens, om dezelfde reden, de ervaring te be leven die de Engelse uitgever Anthony Rudolf had gehad. Hij werd in 1969 tijdens een werkbezoek aan Israel door een relatie voorgesteld aan een vriend, dr. Kafka genaamd, een oude man. Die nodigde op zijn beurt de Engelse uitgever bij zich thuis, aan de Rambam te Jeruzalem, uit voor de thee. Toen Rudolf op het afgesproken uur aanbelde werd de deur geopend door de vrouw des huizes, die zich voorstelde als Dora Kafka.
Het telefoonboek van Jeruzalem bevatte geen dr. Kafka die op de Rambam woonde en ook geen D. Kafka-Diamant elders in de stad. Zo mislukte ook deze poging om Kafka op daadwerkelijk zionisme te betrappen. Mij bleef niets anders over dan de dikke bundel conferentievoordrachten onder de arm te nemen, ze thuis rustig door te nemen alvorens mijn eigen conclusies te trekken.
MAAR THUIS werd ik geconfronteerd met de vraag van die typische jongeman in Jeruzalem: ‘Why Kafka?’ Mij werd verteld dat een geleerde Nederlander die veel van Kafka wist ongeveer dezelfde vraag had gesteld: tijdens een forumdiscussie te Rotterdam zou hij hebben beweerd dat Kafka ‘out’ was, ‘passé’, ‘niet meer van deze tijd’ - waarom dan al dat gepraat over Kafka?
Het verbaasde me. Nog bijna dagelijks word je geconfronteerd met zijn naam - door journalisten, kunstenaars, redenaars, door politici, kantoorklerken en toevallige passanten die om de haverklap bij onbegrijpelijke, absurde, ontregelende situaties de kwalificatie ‘kafkaësk’ hanteren. En hoeveel hedendaagse literaire voortbrengselen worden niet in verband gebracht met Franz Kafka, meestal ter aanbeveling? Recentelijk nog was er geen bespreking van de roman Het fiasco van de Hongaar Imre Kértesz te vinden die niet naar Kafka verwees, hoewel na lezing van het onderhavige werk de gedachte bij me postvatte dat Kértesz een puntje kon zuigen aan de penvoering, de beschrijving van het groteske en de ironie van de meester uit Praag.
Ook in de fin de siècle-spelletjes met de superlatieve verrichtingen van deze aflopende eeuw speelt Kafka een vooraanstaande rol. Het Duitse weekblad Die Zeit is al een jaar bezig het Boek van de Eeuw te traceren. Min of meer bekende schrijvers uit alle windstreken worden om hun Jahrhundertbuch (met redenen omkleed) gevraagd en Kafka komt drie weken voor het einde als meest genoemde kandidaat naar voren: tweemaal is Das Schloss genoemd (door de Fransman Georges-Arthur Goldschmidt en de Hongaar Laszlo Krasznahorkai), eenmaal Der Prozess (door de Amerikaan Louis Begley) en eenmaal Kafka’s dagboeken (door de Duitser George Tabori). (Cees Nooteboom, benaderd als Nederlandse auteur, koos Prousts A la recherche du temps perdu.)
Het doet er dus niet toe of Kafka zionist was of niet, bedacht ik. Hij was in ieder geval een schrijver van belangwekkend literair werk dat hem minstens tot een ‘schrijvers schrijver’ maakt. Ik legde mijn stapel Jeruzalemse verhandelingen in de archiefkast.
Abermensch
Franz Kafka tobde in zijn dagboeken en brieven over zijn jodendom en het zionisme. Hij zinspeelde op een ‘terugkeer’ naar het Beloofde Land. Ter gelegenheid van zijn 75ste sterfdag kwamen in Israel Kafka-adepten bijeen om het geworstel van hun geliefde schrijver te evalueren.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1999/49
www.groene.nl/1999/49