In de afgelopen tien jaar riepen de Nederlandse bankiers –vooral van het slag Rijkman Groenink- dat het Rijnlandse model had afgedaan: er werd vanaf nu nog sterker dan voorheen gekeken naar Engeland en Amerika, en niet alleen als het om de salarieerring, optie- en bonusregeling voor het management gaat. Nu, enkele jaren later, blijken ze hun trekken thuis te krijgen. Zoals het hoort in het Angelsaksische model, worden zwak presterende ondernemingen overgenomen en het management ontslagen nadat de meeste bonussen al binnen zijn. Als Rijkman Groenink en zijn collega’s bij ABN/Amro het eigen kunnen realistischer had ingeschat hadden ze hun echec zien aankomen. Voorloper Amerika levert namelijk heldere cijfers. In 1996 controleerden de tien grootste banken van dat land een kwart van al het uitstaande kapitaal. Nu staat al de helft van het al het kapitaal onder toezicht van de grootste tien banken. En de onzekerheid over de economie is nog altijd even groot. Alan Greenspan, voormalig baas van de FED, de centrale bank van Amerika, waarschuwde op 26 februari voor een mogelijke recessie. De dag daarop was de totale waardedaling op de Amerikaanse beurs maar liefst 632 miljard dollar. Greenspan zelf kreeg overigens 150-duizend dollar voor zijn speech. De verhouding van beide bedragen en de vermoedelijke causaliteit kun je gerust een ‘hefboomeffect’ noemen.