
Dat is de methode-Kuijer, die al drie verrassend heerlijke delen opleverde. Hij vertelde het verhaal van de uittocht uit Egypte vanuit de dochter van de Farao, die met een zekere verwondering en afgrijzen toekeek hoe haar adoptiezoon Mozes het Israëlitische volk uit slavernij bevrijdde; de fanatieke Isaak vertelde hoe hij zijn weifelende vader Abraham aanmoedigde hem te offeren; omgekeerd aanschouwde Cham hoe zijn vader Noach steeds waanzinniger en absoluter werd in zijn godsbeleving; het epische verhaal hoe David Goliath versloeg en uiteindelijk koning van de Israëlieten werd, werd verteld vanuit een buitenlandse, niet-joodse diplomaat die roddel en achterklap aan het hof verzamelde in de hoop zo de volkeren dichter bij elkaar te brengen. In elke vertelling maakte Kuijer God afweziger, of ten minste minder plausibel. Hij liet het aan de lezer of zijn personages God voelden of wilden voelen, of ze door hem ingefluisterd werden of dat wilden geloven. Twijfel stond voorop, of ze nu blindelings in God geloofden of helemaal niet, zijn personages daagden de lezer hardop uit om voor zichzelf na te denken.
Net als je denkt dat je Kuijers methode wel kent, begint hij dit nieuwe deel met een compleet nieuwe vondst: het is het verhaal van koning David die Batseba ziet baden op haar dak, en hoe dat afliep weten we allemaal. ‘Your faith was strong but you needed proof’, schreef Leonard Cohen. ‘You saw her bathing on the roof/ Her beauty in the moonlight overthrew you.’
Enfin. De gevolgen zijn bekend. Batseba was getrouwd met de gedienstig militair Uria. Om vrij spel te krijgen liet David hem naar zo’n gevaarlijke plek sturen dat hij wel moest sneuvelen in de strijd. Maar zo simpel vertelt Kuijer het niet. Hij begint zijn vertelling jaren later, als de ijdele prins Absolom ontdekt dat zijn zuster Tamar is verkracht. Hij gaat op onderzoek uit en door met allerlei mensen in en rond de hofhouding in Jeruzalem te praten ontdekt hij dat er een erfzonde in de lucht hangt, een schandaal waar niemand vrij over durft te spreken. Kuijer maakt er een whodunnit van, als een detective sprokkelt Absolom zijn bewijs bij elkaar en ontdekt dat zijn zo aanbeden vader niet de moreel vlekkeloze, wijze vorst is waarvoor hij hem aanzag.
Absolom is een fijn personage, buitengewoon onbijbels, hij is niet de beoogde troonopvolger en dat bevalt hem prima. Hij heeft zijn vleugel in het paleis, zijn rijkdom, hij hoeft maar met zijn ogen te knipperen en de vrouwen vallen bij bosjes voor hem. Het is zijn weelderige haar dat vooral het werk doet: ‘Mijn haar werkt als een wapperende vlag op een ranke toren van een paleis en maakt het vrouwen onmogelijk niet naar me te kijken.’
Zijn taal is simpel, maar op een heldere manier poëtisch: ‘Vrouwen zeggen soms de vreemdste dingen en zaaien daarmee verwarring. Je kunt ze beter niet aan het woord laten, want ze zijn in staat een beker helder water te vertroebelen door er slechts één vinger in te steken.’ Hij denkt dat hij een stuk dommer is dan hij is, hij ziet zichzelf als een stuk minder rechtschapen dan hij blijkt te zijn; wanneer zijn vader weigert de verkrachting van Tamar te veroordelen, komt hij in opstand. David is ondertussen een vat vol tegenstrijdigheden, zijn enorme wijsheid maakt hem aarzelend, zijn grote liefde voor zijn vrouwen en kinderen maakt hem tegelijk wreed. In zekere zin zet Kuijer hem neer als een soort oude Bismarck die een enorm maar ingewikkeld rijk om zich heen schiep, maar daarmee een rijk dat alleen kon bestaan door zijn persoonlijke aanwezigheid en oplettendheid, zonder hem stortte het ineen.
De verdere verhalen in dit vierde deel spelen zich na Absoloms opstand af, als David aan zijn einde komt en het rijk in verschillende stukken valt. Zijn zoveelste bijvrouw Abigail becommentarieert nuchter en plat de paleisrevolutie die volgt, waarbij de verschillende vrouwen hun zonen naar voren schuiven om de heerschappij op zich te nemen (‘Batseba is alleen maar een wijf, vroeger noemde men haar een lekker wijf, maar daar heeft ze niet zoveel meer aan’). Turbulente tijden kortom, waarin de hand van God grillig lijkt, of er simpelweg helemaal niet is. Van alle delen is Kuijers God in dit deel het minst aanwezig, bijna verdwenen zelfs.
In interviews heeft Kuijer gezegd dat hij nog een deel nodig denkt te hebben om het hele Oude Testament te kunnen navertellen. Dat is natuurlijk te weinig. Daarnaast is het Nieuwe Testament veel te mooi om niet aan de methode-Kuijer te onderwerpen, en bovendien: met dit vierde deel heeft hij bewezen dat zijn methode nog lang niet is uitgewerkt.
Beeld: Guus Kuijer maakt God steeds afweziger. Foto Jaco Klamer / Athenaeum / Singel.