En zo kwam het dat Obama niet naar de EU wilde komen voor de Amerikaans-Europese top van 24 mei in Madrid. Naar verluidt omdat hij de Amerikaanse nationale aangelegenheden momenteel belangrijker vindt. En omdat hij zich zou ergeren aan de onduidelijkheid over wie er nu de baas is in de EU.
Het roterend landen-voorzitterschap dateert nog van voor het Verdrag van Lissabon. De oorspronkelijke intentie van het verdrag was dat de EU voortaan met één stem naar buiten zou spreken. Er werden een president van de ledenvergadering van de EU en een nieuwe Hoge Vertegenwoordiger voor het Europees buitenlands beleid benoemd om dat te bekrachtigen. Maar daardoor is de leiderschapskwestie in de EU voorlopig nog gecompliceerder geworden. Want wie vertegenwoordigt de EU naar buiten? Wie schudt er nu als eerste de hand van een wereldleider als Obama als hij naar de EU komt? Is dat Zapatero, president van tijdelijk EU-voorzitter Spanje, is dat Van Rompuy, de nieuw gekozen president van de Europese Raad, of is dat de nieuwe vertegenwoordiger voor het Europese externe beleid, Catherine Ashton? Of is dat toch Barroso, de vorig jaar herkozen voorzitter van de Europese Commissie? Of drukken de bazen achter de schermen, Angela Merkel en Nicolas Sarkozy, zich naar voren? Twijfel alom.
Obama’s afzegging raakt daarmee het hart van het project van de EU: de verhouding tussen individuele lidstaten en het collectief als het gaat om het leiderschap van de EU. Veel van de Europese discussies in het afgelopen jaar werden het felst als het ging om precies deze verhouding. Was de EU nu vooral een intergouvernementele organisatie of een federatieve superstaat? Voorlopig lijkt de suprematie bij de nationale staten te liggen. Zo werden de verkiezingen een duidelijke overwinning voor de conservatieven en nationalisten, inclusief radicale anti-Europese partijen, die campagne hadden gevoerd vanuit een baas-in-eigen-land-ideologie. De benoemingen van de president van de Europese Raad en de Hoge Vertegenwoordiger lieten eenzelfde beeld zien. De functies zelf mogen grootstatelijke ambities van de EU verraden, maar deze waren bedacht onder een ander gesternte, toen geloofd werd in de noodzaak van een Europese grondwet en een gezamenlijke president. Bij de invulling van de gecreëerde vacatures bleek dat de president toch niet boven de nationale regeringsleiders mocht staan, maar vooral hen ten dienste moest zijn.
En dus werd niet een leider, maar een nederige dienaar de eerste president van de Europese Raad. En zo weten de VS nog altijd niet wie ze moeten bellen om de EU aan de lijn te krijgen. Is de EU daarmee in crisis? Welnee. De neiging de EU te zien als een staat in wording, een neiging die de EU zelf ook niet kan onderdrukken getuige haar scherpe gebiedsafbakening met hoge hekken en de uitvinding van een vlag en volkslied, doet onrecht aan de rijke geschiedenis en noodzakelijke openheid van Europa als idee. De EU is geen land en Europa is geen volk. De EU is een samenwerking en dus principieel oneindig en onvermijdelijk verdeeld. Daarin ligt ook haar kans, namelijk om de wereld open en onbegrensd tegemoet te treden en een alternatief te bieden aan benauwende multipolaire Realpolitik. Want als het gaat om internationale samenwerking is de EU een aansprekender voorbeeld voor de wereld dan de neokoloniale staatspolitiek van China, Rusland en de VS. En dus spreek ik in navolging van Hans Magnus Enzensberger, hij die gruwde van blokvorming en kleurloze samensmelting, nog eenmaal dat prachtige parool uit dat klaagzang, twijfel en liefdesverklaring ineen is: Ach Europa!

Henk van Houtum is hoofd van het Nijmegen Centre for Border Research van de Radboud Universiteit Nijmegen