Hania Rani © NTR

Dol zijn ze bij Radio 4, herdoopt in NPO Klassiek, op prijsvraagjes (ooit iets zeggend over muziekkennis, sinds Google volstrekt betekenisloos); en dol, in navolging van popzenders, op ranglijsten, culminerend in de Klassieke Top 400 en de Top 100 van Filmmuziek. Liefst gelardeerd met zielsuitstortingen van luisteraars die met ons delen bij welk stuk ze verliefd, getrouwd, zwanger raakten, vader werden, een spirituele ervaring hadden en/of dierbaren verloren. (Ooit gold tot in het verstikkende ‘het is maar beter stille dingen stil te laten’, nu vliegen ongevraagde confidenties je om de oren.) Voor jazz en wereldmuziek is er juist geen plek – streng verboden – dit in tegenstelling tot ondraaglijk lichte Angelsaksische niks-aan-de-hand-strijkers rond de middaguren. (Zeker, er zijn ook prachtconcerten en -rubrieken; en presentatoren die niet doen of de luisteraar kleuter, dement of jeugdvriendin is. Koesteren wij hen.) Voorheen waren er op die zender nog wel coryfeeën die de Top 400 relativeerden en iets van de onzin van vergelijken van het onvergelijkbare lieten doorschemeren. Of die lieten merken dat alle dagen volop filmmuziek wat veel van het goede was. Die dissidenten lijkt de mond gesnoerd: waarlijk iedereen doet mee in opgefokt enthousiasme en stay tuned, qua trivialisering uitmondend in luisteraars die zelfs genood worden te vertellen waar ze zich bevinden wanneer ze al dit moois (op kantoor, naast de baby, op een Oostenrijkse berg, in de vrachtwagencabine ) tot zich nemen. Meestal uitmondend in ‘dank, dank, Radio 4, NPO Klassiek, voor al deze schoonheid’. Andersom gaan presentatoren met een busje naar luisteraars op zoek. Voor de klandizie zal het geheid goed zijn, dus vraag je je af waarom ze er niet meteen de Klassieke Top 2000 van maken, daarna de Top 400 van de filmmuziek en Da capo al fine in saecula saeculorum. Eindeloos feest van herkenning.

In die Klassieke Top 400 zat altijd al heel wat filmmuziek. Niet Gesualdo, Haydn of Pärt (Spiegel im Spiegel leek een tijdje overal in te zitten), maar speciaal voor speelfilm gemaakte composities. Vaderlandse klassieker is wijlen Rogier van Otterloo, met in 2022 Soldaat van Oranje op nummer 141 (groot vakman, inderdaad, maar ter vergelijking: Bachs vioolconcerten op 167; Monteverdi’s Madrigalen op 357; Stravinsky nergens). Hoger nog dan Van Otterloo John Williams met Schindlers List (12), Ennio Morricone met Once Upon A Time in The West (34), Philip Glass met The Hours (70), Ludovico Einaudi met Intouchables (71), Yann Tiersen met Le fabuleux destin d’Amélie Poulain (78), John Williams met Harry Potter (105), Morricone met The Mission (112), Howard Shore met Lord of The Rings (116), Morricone met The Good, The Bad and The Ugly (122). Verder komt Hans Zimmer, lager op de lijst, driemaal voor met Interstellar, Gladiator en Inception; en er zijn er nog wel een paar.

Ludovico Einaudi © NTR

Maar was dit niet een televisierubriek? Zeker. Het uur van de wolf zond vorige week een documentaire over genoemde, meervoudig Oscarwinnende filmcomponist Hans Zimmer uit. En volgende week komt The Sound Weavers over het megasucces van pianisten-componisten als Einaudi, Hauschka, Hania Rani en Joep Beving, die gerekend worden tot de ‘neoklassieken’. Ze zijn vooral, en dat wereldwijd, bekend dankzij internet en streamingdiensten; ze combineren hun uitvoeringen vaak met video en trekken ook live een massapubliek.

Even nog een open deur. Natuurlijk wordt er meesterlijke filmmuziek geschreven. En ik vond de documentaire over Zimmer om meerdere redenen interessant (alleen al het feit dat hij, gigant, zich aanbood aan Steve McQueen voor diens 12 Years A Slave, terwijl er geen enkel budget was en hij voluit zijn talent, instrumentarium, studio’s en medewerkers inzette, won me voor de man) − maar ik blijf erbij dat aarzeling over veel filmmuziek niet louter op elitair vooroordeel berust. Wie delen van die Top 100 beluistert (ik bij huishoudelijke taken) komt naast fraais ongelofelijk veel humbug, effectbejag, hemelse koren, nadrukkelijkheid, platitudes tegen (hoe technisch knap ook gemaakt). Ik blijf er ook bij dat veel filmmuziek die in de Klassieke Top 400 komt het qua diepgang, gelaagdheid, kunde en zeker genialiteit niet haalt bij lager geplaatst of helemaal niet gekozen ‘klassieke werken’. Ach, het is ook maar een spelletje en smaken verschillen en distinctiedrang zal me niet vreemd zijn en oude witte mannen met vinkjes zijn sowieso onuitstaanbaar arrogant.

Ontroering, daar gaat het veel over in Sound Weavers. Beroemdste van de neoklassieken is Einaudi, die niet alleen Intouchables maar ook nog met twee niet-film-gebonden composities in de top staat: 214 en 218. We ontmoeten hem op zijn prachtig gelegen landgoed, waar hij componeert, tomaten teelt, planten kweekt en tekent. Dat droomlandschap is in het echt dus zijn habitat, maar veel neoklassiekers zoeken voor video bij hun composities en improvisaties sowieso imposant natuurschoon op. Poolse Hania Rani bijvoorbeeld reist met haar collegae/vrienden heel wat af en laat haar piano bij Alpentoppen en op IJsland neerzetten. In de bergen aait ze de Milka-koeien met bellen (die in haar werk doorklinken), op IJsland omarmt ze schoonheid en onherbergzaamheid ineen. En het wemelt van wouden en beekjes. Voor grootmeester Einaudi zelf wordt een vleugel op een namaak-ijsschots bij Antarctica neergezet (een echte is te gevaarlijk) waar hij speelt in een decor van afkalvende ijsmassa’s. Elegy For The Arctic. Aandacht voor klimaatverandering die zijn muziekproductie dus aan de kaak stelt – maar die tegelijk bevordert, denkt de scepticus.

Joep Beving © NTR

Dan is de locatie voor de piano van Nederlander Joep Beving, onder het Vondelpark-viaduct − waar trouwens vaker, zij het wildere, muziek klinkt uit luidsprekers van straat- en parkhangers − heel wat bescheidener. Passanten houden stil, luisteren en bedanken hem soms geroerd. Aansprekend, toegankelijk, meditatief. Maar uit de grond van zijn hart en geest. Hij heeft ook nog een missie: hij hoopt, denkt dat zijn fans via hem bij Chopin belanden, dan bij Skrjabin en Mompou. Alsof hij toch een hiërarchie erkent.

Ach, neoklassieken, je houdt ervan of je haat het – ik vrees dat er weinig tussen zit. Als Petrus over het hart strijkt, me binnenlaat en Einaudi in het paradijs blijkt te spelen, vraag ik of ik weer weg mag. Terwijl hij, blijkens filmbeelden van concerten, zijn fans juist de hemel op aarde bezorgt. Ze gedragen zich liefdevol jegens elkaar, hem en de wereld zoals je dat vooral uit reclames kent. Ze omarmen elkaar, zwaaien met de lichtjes van hun telefoon. Het is een en al ‘verbinding’ wat de klok slaat. Geen vlieg kwaad doen − wat kan daar mis mee zijn.

Wie zich, neoklassiekers-minnend, door bovenstaande gekwetst voelt zou misschien toch moeten kijken (en luisteren). Want de film portretteert de protagonisten en laat hen uitgebreid vertellen over hun ontwikkeling, hun afkeer van gebondenheid aan partituren die een klassieke studie nu eenmaal meebrengt, de vrijheid van het al musicerend scheppen, de vrijheid om van alles met het klassieke instrumentarium te doen. Nieuw is dat allemaal niet. De wortels worden door kenners en betrokkenen genoemd: Poulenc als wegbereider, met ‘simpele klankwerelden, zwevende harmonieën, rustige tempi’ (ik herinner me het inderdaad als een openbaring toen Reinbert de Leeuw met de Gnossiennes en Gymnopedie kwam); John Cage die de piano prepareerde; Philip Glass die het minimal repetitive ver doorvoerde (nog altijd raakt het ‘One, two, three’ etc. uit Einstein On The Beach en brengt het prompt beelden van Robert Wilson terug). Sommige experts in de documentaire hebben groot respect voor deze eigentijdse navolgers en toe-eigenaars; en voor het effect dat ze op luisteraars hebben, verwant aan, zelfs verweven met meditatie, yoga, vergaande ontspanning, ‘appellerend aan de diepste behoeften in een hectische wereld’. Anderen vinden dat ze zich wel bedienen van het ‘klassieke’, maar dat bijna alle diepgang, weerbarstigheid, aan hun muziek ontbreekt. Het schuurt nergens. Zo ervaar ik het ook: het glijdt als babyvoer naar binnen. Een verdediger zegt in de film: het zet niet aan het denken, het schakelt het denken juist uit. Even denk ik: dat is er dus mee mis. Maar dat slaat nergens op: ik denk ook niet zoveel bij Gesualdo, Mozart, Sjostakovitsj: ik ervaar en voel, net als de duizenden bij het openluchtconcert van Einaudi. Lastig allemaal.

Einaudi verdiepte zich op het conservatorium in Boulez, Stockhausen, Berio, Nono. ‘Het vervulde mijn verlangens niet volledig.’ Daar kan men zich, met alle respect, iets tot veel bij voorstellen. Dat hij aan het andere uiterste van het muziekspectrum belandde is dan weer wel opvallend. En voor Hauschka, wel iets weerbarstiger trouwens, is het een raadsel waarom musici werk van dode mensen zouden willen spelen: deze tijd vraagt om een ander soort muziek. Hij prepareert daarom zijn piano met schroeven en theezeefjes. En bereikt daarmee zijn jeugddroom: hij mag tegenwoordig filmmuziek maken. Wat verder gaat dan de video’s van zijn collega’s die geest en taal van de commercial ademen.

De documentaire Sound Weavers speelt een spel. De neoklassieken krijgen alle ruimte om hun Werdegang en artistiek credo uiteen te zetten. Tussendoor is er commentaar van deskundigen, variërend van bewonderend via neutraal naar kritisch. De omlijsting verraadt de visie van de regisseur: we zien een vrouw die de neoklassiek-fan lijkt te verbeelden. In de beeldtaal van de commercial en duidelijk geënsceneerd zien we haar, van Yoga-end tot zwijmelend, telkens terugkeren. Meesterlijk is de film niet, wel interessant. Wat ook geldt voor die over Hans Zimmer.

Anne-Kathrin Peitz, Sound Weavers. Francis Hanly, Hans Zimmer – Hollywood Rebel