Bij de nieuwe boeken in de bibliotheek lag er een waarvan de kaft me intrigeerde. Was het een foto of een schilderij? Alleen daarom leende ik Archivaris van de wereld. Het is het door Lia Tilon geromantiseerde verhaal van de Franse bankier Albert Kahn die begin vorige eeuw overal in de wereld kleurenfoto’s liet maken. Kahn hoopte dat deze ‘nieuwe’ techniek de mensen dichter bij elkaar zou brengen en de wereldvrede zou bevorderen. Hij stierf bankroet, in november 1940, een paar maanden nadat de Duitsers ook Frankrijk waren binnengevallen.

Nieuwe technieken, hernieuwde idealen, nieuwe dromen over een nieuwe wereld. Was het niet Mark Zuckerberg, de grote man achter Facebook, die het ook had over hoe zijn nieuwste digitale snufjes de mensen zouden verbinden en hoe hij met zijn daarmee verdiende vele geld de wereldvrede zou gaan bevorderen? Met dit verschil dat Zuckerberg vooral zijn eigen portemonnee blijkt te willen spekken met zijn ‘idealen’ en daarvoor privé-gegevens van zijn klanten verkoopt, terwijl Kahn alleen maar eigen geld investeerde in zijn project en daar niet aan verdiende.

Het procédé van de fotografen die Kahn de wereld over stuurde, is nu hopeloos ouderwets. Inmiddels kan (bijna) iedereen fotograferen met zijn mobiele telefoon, altijd en overal. Moeten we die telefoon nog in onze hand houden of op een stick binden, met een drone voorzien van een camera zijn we van dat probleem af. En als dan binnenkort brillen zijn uitgerust met een camera is dat de manier om op straat, strand of waar dan ook iedereen op ooghoogte op beeld vast te leggen.

Kahn komt in het boek over als een naïeve man. Als hij nu leefde, zou je hem de catalogus van de Spy Shop in handen willen duwen. Om hem te dwingen te erkennen dat nieuwe technieken ook tot nieuwe problemen kunnen leiden en mensen helemaal niet lief en leuk met elkaar verbinden. Een camera zo klein als een luciferdoosje? Je nieuwste vriendje zal je er maar ongemerkt mee fotograferen en die compromitterende foto’s ergens op het wereldwijde web zetten.

In een interview met NRC Handelsblad deed vicevoorzitter van de Raad van State, Piet Hein Donner, onlangs een korte maar intrigerende uitspraak over de nieuwste technieken en de verhouding tussen overheid en burger. ‘Die discussie is nu mijn hele ambtelijke leven gaande. Eerst moesten overheidsdiensten gedereguleerd worden, daarna kwam de marktwerking, die is doorgeschoten. Nu gaat het om de wezenlijke vraag hoe je als overheid sturend kunt blijven met allerlei onbepaalde ontwikkelingen. Technologie gaat harder dan regels.’

De bewoners van de Kinderdijk weten dat. De drones van de drommen toeristen die de Hollandse molens komen bezichtigen vliegen hen als het ware om de oren, kijken mee op hun bord, maar er zijn geen regels om deze schending van hun privacy te verbieden. Want ja, wie had dit voorzien?

Wie is verantwoordelijk voor het ongeluk met de zelfrijdende auto?

De politiek loopt met regelgeving achter de ontwikkelingen aan. Altijd? Het vvd-Kamerlid Sven Koopmans heeft onlangs een nota uitgebracht met als doel juist te voorkomen dat de politiek te laat is wanneer het gaat om privacy en eventuele schendingen daarvan tussen mensen onderling. Hij wil dat politici vooruitdenken. Dat in brillen de nieuwste cameraatjes verborgen kunnen zitten, kun je zien aankomen. Daar moet de politiek wat mee; die nieuwe technieken dreigen onze vrijheid in te perken. Want zelfs al hangt er geen drone in de lucht of is er geen verborgen camera, wie durft er nog naar het naaktstrand of de sauna?

Koopmans heeft toen hij zich verdiepte in zijn onderwerp ervaren hoe er enthousiastelingen zijn die alleen maar de positieve kant willen zien van nieuwe technologieën. Met behulp van drones kun je drenkelingen redden! Daarnaast zijn er mensen die willen wachten met regelgeving met als argument dat de technieken nog niet uitontwikkeld zijn. Met beide groepen is het lastig praten over anticiperende regelgeving.

Privacy en de nieuwste foto- en filmmogelijkheden is niet het enige onderwerp waar politici zich mee bezig zouden moeten houden. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de zelfrijdende auto. Onlangs heeft een dergelijke auto tijdens een testrit een vrouw doodgereden. Wie is verantwoordelijk voor dit ongeluk? De overleden vrouw, degene die door de auto werd vervoerd, of die zelfrijdende auto? Kan die auto eigenlijk terechtstaan? En hoe om te gaan met menselijke stamcellen die kunnen uitgroeien tot een embryo? Wanneer is dan sprake van menselijk leven?

Politici die nadenken over techniek en wetgeving moeten het essay van de Franse filosoof Bruno Latour lezen over de veiligheidsgordel en de dilemma’s die deze met zich meebracht. Latour laat zien hoe techniek en moraal met elkaar verbonden zijn en hoe we moraal ‘delegeren’ aan de techniek. Dat de gordel er kwam was volgens hem toegeven dat de regel ‘Gij zult niet te hard rijden’ niet wordt nageleefd.

Waarom, vraagt Latour zich af, zijn auto’s vervolgens niet standaard zo uitgerust dat ze weigeren te starten als de gordel niet om is? Technisch kan dat. In de Verenigde Staten vinden ze dat dit de individuele vrijheid beknot. Maar in Japan wordt de chauffeur wel automatisch door de gordel ‘omarmd’ als hij de deur sluit. Wegrijden zonder gordel kan alleen met een open portier.

Technologische ontwikkelingen mogen hard gaan, de politiek kan niet te afwachtend zijn. ‘Af’ zijn die technische ontwikkelingen immers nooit, terwijl de morele dilemma’s die ze met zich meebrengen vragen om antwoorden.