Jef Van Gestel (links) en Peter Vandemeulebroecke in Deeg © Clara Hermans

Er zijn theatermakers die bij hun opkomst op het toneel al een gevoel van verkneukeling oproepen. Dat is zo bij Jef Van gestel en Peter Vandemeulebroecke. Het komt door hoe ze aanwezig zijn, voor er ook maar iets is gebeurd. Hoe ze het publiek in kijken: de kleine, energieke Van Gestel met een duivels lachje, zijn boomlange partner in crime bewegingloos met een uitgestreken gezicht. Rondom hen staan zakken meel klaar, mengbakken in diverse formaten, er is een tuinslang die water geeft. De basisingrediënten van Deeg, zoals de voorstelling heet. Maar nadat de mannen ieder een kilootje meel op een werktafel hebben uitgeschud, stoppen ze handen vol van het poederige goedje in hun monden. Minutenlang gekauw volgt, een moeizaam gebeuren met gehoest als het droge meel in de kelen schiet. Pas als er een minuscuul stukje deeg uit de monden valt, beseft de toeschouwer: ook de mond is een kneedapparaat en ook spuug is vloeistof. Van het deegstukje rollen de mannen een sliertje dat een sigaret wordt, en al ‘rokend’ gaan de mannen door met hun wonderlijke opvatting van deegproductie.

Het tafereel is de opmaat voor een heerlijk bizarre voorstelling waarbij het duo telkens terugkeert naar het begin van het broodbak-ritueel: het uitstorten van meel en het doorkneden van een elastische materie. Een over heel de wereld bekende activiteit, zelfs bij Expeditie Robinson kunnen de onbewoond-eiland-overlevers niet zonder een uitgedeelde portie bloem. (Uit duurzaamheidsoverwegingen gebruiken de theatermakers voor de consumptie afgekeurde meelpartijen.) Maar de vorm van een brood wordt in Deeg nooit bereikt, omdat de mannen afgeleid raken door hun verbeelding. Bergen van het kneedbare spul, in steeds grotere bakken vervaardigd en met de voeten aangestampt of met een bouwvak-cementmenger gemixt, worden als maskers, pruiken of kledingstukken op de twee lichamen gedrapeerd. Een homp in de armen genomen wordt een baby, door de mannen gepoeteld, en valt tragisch uit elkaar. Niets blijft lang op z’n plek, elke ‘voorstelling’ is onderhavig aan een traag verglijden; er is een non-stoptransformatie met het tempo van afzakkend deeg.

Maar ook het meel zorgt voor surrealistische beelden: ademwolken bij een onverstaanbaar gesprek met meelmonden, het toneel dat verbleekt na een potje meelwerpen. De geheimzinnige soundscape (Ruben Nachtergaele) en het toverachtige licht (Elisabeth Kaldeway) doen de rest. En net als bij de meesterlijke voorganger Kadrage, waarbij de mannen een kleiner wordende houten omlijsting met fantasie vulden, zindert er onder het uitgekiende spel met vorm en beeld een wisselwerking tussen de twee figuren. Samen stampen in een tobbe wordt een intiem dansje. Elkaars hoofden bekleden met substantie kan teder zijn maar ook verstikkend. Ze leven iets duisters op elkaar uit. Er is – ook in de opgeroepen beelden – een zweem van lijden en overgave. Dat maakt Deeg veel meer dan een uitzinnig staaltje ‘creatief met deeg’.

Tournee tot half februari. allesvoordekunsten.nl