In zo goed als alle Spaanse kranten stond afgelopen maandag een ontroerende foto van twee oudere mannen, beiden op de rug gezien. Ze lopen over een grasveld richting een bosje struiken. De man aan de linkerkant, in pak, heeft zijn arm losjes over de schouder van de ander geslagen. De ander, in gespikkelde blouse en lichtgekleurde broek, luistert. Er is geen gezicht te zien en het zou dan ook bijna onmogelijk zijn te weten wie de mannen zijn als het er niet bij stond: de Spaanse koning Juan Carlos en Adolfo Suárez, de afgelopen zondag gestorven politicus die tussen 1977 en 1981 de eerste premier van het nieuwe Spanje was en alom geassocieerd wordt met la transición, de overgang van dictatuur naar democratie.

Zijn dood was in de dagen voorafgaand aan zijn overlijden al groot nieuws. Suárez was vorige week naar het ziekenhuis gebracht, zijn zoon kondigde vrijdag aan dat het niet lang meer kon duren, de Spaanse televisiestations waren vanaf dat moment voortdurend stand by en toen het zondagmiddag ook inderdaad gebeurde, leek het alsof in Spanje nog maar één gebeurtenis telde: de dood van Suárez. Voorafgaand aan de voetbaltopper tussen Real Madrid en Barcelona namen de twee ploegen plaats tegenover elkaar, arm in arm ter herinnering aan deze grote man uit de recente Spaanse geschiedenis. De kranten pakten maandagochtend overdonderend uit, in bijna alle gevallen (ABC, El País, El Mundo) met tientallen artikelen, bijlagen en talloze foto’s. Daaronder die ontroerende van Juan Carlos en zijn vriend.

Op het moment dat de foto genomen werd, juli 2008, was Suárez al een paar jaar ziek. Alzheimer. Hij herinnerde zich niets meer van zijn verleden en weinig van het recente heden. Het leven had hem in voorgaande jaren flink geslagen. Eerst had hij zijn vrouw verloren aan kanker, toen een dochter, eveneens aan kanker, terwijl zijn twee andere dochters door dezelfde ziekte getroffen werden. Zo bezien leek die alzheimer welhaast een troost.

Dat de twee mannen op de foto in het publieke bestaan altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, toonde Juan Carlos toen hij enkele uren na de dood van Suárez de natie toesprak. Hij zei veel aardige dingen, maar vermeldde niet het centrale feit: dat hij het was geweest die deze relatief jonge, politiek onervaren en zo goed als onbekende man een half jaar na de dood van Franco als bij donderslag tot formateur en dus premier van de eerste democratische regering benoemde. Over de redenen daarvan is in de loop van vier decennia veel gespeculeerd. De keuze voor Suárez lag niet erg voor de hand, maar Juan Carlos had er waarschijnlijk twee motieven voor: dat Suárez in tegenstelling tot de andere kandidaten en net als de koning zelf jong was, en dat hij een eigenschap had die nogal wat Franco-diehards juist ontbeerden: hij was uitzonderlijk charmant. Suárez had, althans op het eerste gezicht, weinig pretenties, kon goed luisteren, was een knappe man, een beminnelijk mens, kortom iemand die in staat geacht moest worden de partijen te verzoenen. En dat was precies wat Spanje op dat moment nodig had.

Veel van wat hij en Juan Carlos destijds voor ogen hadden is mislukt

Hoewel Suárez vanwege diezelfde verzoening destijds door radicalen van links en rechts vooral veracht werd, slaagde hij in zijn opzet. Met Juan Carlos, net als hij ‘een kind’ van Franco, bleek hij in staat de oude garde te doen inzien dat haar tijd voorbij was. Dat kostte nogal wat moeite, zoals met name bleek kort nadat Suárez afscheid had genomen als premier: op 23 februari 1981 probeerde een handvol verstokte franquisten met een staatsgreep de zaak alsnog in voorbije richting te forceren. De poging was vergeefs, niet in de laatste plaats omdat Juan Carlos en Adolfo Suárez zich geen moment uit het veld lieten slaan. Terwijl het halve parlement onder de bankjes lag, greep de scheidende premier daadwerkelijk in. Dat leverde hem veel goodwill op. Nog opmerkelijker wellicht was Suárez’ verzoening met de communisten, in het bijzonder met hun leider Santiago Carrillo. Hoewel die verzoening Suárez bij rechts zeer gehaat maakte, bracht zij hem minstens zoveel krediet, en Spanje kreeg daarmee de basis die nodig was voor democratie.

In zijn voortdurende poging alles en iedereen te verzoenen heeft Suárez het land ook met een paar voorlopig onoverkomelijke problemen opgezadeld. Een daarvan is de streep die in de jaren van de transitie onder het verleden, in het bijzonder onder de gebeurtenissen uit de Spaanse Burgeroorlog, werd gezet. De afgelopen jaren blijkt steeds weer dat de poging tot vergetelheid uitstel maar geen afstel betekende, met veel bitterheid tot gevolg. Hetzelfde geldt de destijds geslaagde poging om Spaanse regio’s een grote mate van zelfstandigheid te geven. Die zelfstandigheid is sinds geruime tijd een bom onder het land en zijn bestel.

Achter de onafzienbare stroom lovende berichten over Suárez in de Spaanse media schuilt een sombere boodschap: dat veel van wat hij en Juan Carlos destijds voor ogen hadden is mislukt. Van verzoening is in het Spanje van dit moment geen sprake. Verder blijkt uit de onafzienbare reeks corruptieschandalen dat de huidige Spaanse democratie aan alle kanten mank gaat. Het Spanje van Suárez was een arm land dat welvaart werd beloofd. Die welvaart kwam, om vervolgens net zo snel weer te verdwijnen.

Een en ander verklaart dat in zo goed als alle artikelen en uitzendingen over Suárez nostalgie doorklinkt. Nostalgie naar tijden dat er nog hoop was en bereidheid tot opoffering. Die hoop en bereidheid tot opoffering vormen Suárez’ erfenis. Maar op dit moment is die erfenis verkwanseld. Dat het tijdperk Suárez voorbij was, wisten we al lang. Met zijn dood wordt dat einde ook nog eens gesymboliseerd.


Beeld: De Spaanse president Adolfo Suárez en de Spaanse koning op het vliegveld Barajas van Madrid, in juni 1979. Sinds dinsdag 25 maart 2014 heet het vliegveld Adolfo Suárez, Madrid Barajas (Gianni Ferrari/Cover/Getty Images).