WASHINGTON – «Een pionierswerk van vitaal belang […] Etzioni lanceert een cruciaal debat over het soort wereld dat we achterlaten aan toekomstige generaties.» Deze zinnen staan op het achterplat van Amitai Etzioni’s recente boek From Empire to Community (2004). Ze zijn geschreven door Jan Peter Balkenende, een bewonderaar van de Amerikaanse socioloog. In de regeringsverklaring van juni 2003 schreef Balkenende zelf: «De overheid is de samenleving niet. De overheid kan wel initiatieven nemen, maar de burgers zijn het die het moeten doen in de wijze waarop ze met elkaar omgaan.» Het had een tekst kunnen zijn van Etzioni, of het ís misschien wel een tekst uit een van zijn 24 boeken, waarvan The New Golden Rule (1996) het meest school heeft gemaakt.

De bewondering is wederzijds. Toen Balken ende aankondigde dat hij het waardendebat tot inzet van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie wilde maken, prees Amitai Etzioni hem openlijk en nadrukkelijk.

Om een idee te geven van Etzioni’s gemeenschapsdenken, het zogenoemde «communitarisme», komt het woord «evenwicht» van pas. In de samenleving dient een balans te worden gezocht tussen waarden, tussen centrifugale en centripetale krachten, tussen dwang en vrijwilligheid. De goede burger bevindt zich ergens halverwege de fundamentalistische waarden-monopolisten, die hun oordelen over goed en kwaad via de overheid aan de rest van de samenleving willen opdringen, en «waarden-vermijders», relativisten die hun vingers niet willen branden aan een oordeel over andermans doen en laten. De overheid moet zich niet beperken tot het beheer van het kasboekje van de volkshuishouding, meent Etzioni. Het is haar verantwoordelijkheid het morele gesprek te stimuleren en niet om waarden op te leggen. Naast het zoeken van evenwichten is vrijwilligheid een belangrijk sleutelbegrip in de maatschappijkritiek van Etzioni.

De denker zelf is inmiddels 75 jaar oud. Als zesjarig knaapje, met de naam Werner Falk, vluchtte hij uit Keulen naar Palestina. Daar nam hij een Hebreeuwse naam aan. 27 jaar later verhuisde hij naar Amerika, waar hij onder meer twintig jaar hoogleraar was aan de Columbia University in New York.

Balkenende is niet de eerste die zich op Amitai Etzioni’s werk verlaat. Onder anderen Helmut Kohl, Tony Blair, Jimmy Carter en Bill Clinton gingen hem voor (zie ook De Groene Amsterdammer van 6 december 2003).

Etzioni heeft de recente ontwikkelingen in Nederland gevolgd. Ik spreek hem vier weken na de moord op Theo van Gogh in zijn kamer boven de bibliotheek van de George Washington University, waar hij met enkele medewerkers het «communitarian network» leidt. Op zijn bureau staat een foto van hem en de Nederlandse premier.

Amitai Etzioni: «Die gruwelijke moord brengt de nationale discussie over de omgang met waarden-monopolisten in alle uithoeken van de samenleving. Die discussie zal pijnlijk zijn, zeker, maar dat is de aard van gesprekken die werkelijk ergens over gaan, waar belangen, ideeën en overtuigingen in het spel zijn. Lange tijd waren politici, nagenoeg overal in de westerse wereld, vergeten dat beleidswijzigingen alleen mogelijk zijn als ze voortkomen uit veranderende opvattingen in de samenleving. Nieuwe opvattingen kunnen slechts gestalte krijgen in een open nationale dialoog. Neem de eenwording van Europa. De referenda over het verdrag van Maastricht maakten toch heel duidelijk dat je geen Europese loyaliteit kunt creëren in vergaderruimtes of achterkamertjes? Dat kan alleen in het ‹psychodrama›, in het publieke debat. En dat dient te worden gevoerd tot diep in voetbalkantines en verjaarsfeestjes. Zo ook dit debat, over de omgang met fundamentalistische moslims.

Ik denk dat de Nederlandse samenleving en regering te zacht zijn tegen de harde islam en te hard tegen de zachte islam. Met harde islam bedoel ik hen die geweld aanmoedigen, direct of indirect, of gewelddadig zijn; met zacht bedoel ik hen voor wie islam een spirituele en vredelievende ervaring is. Er moet niet over één islam worden gesproken. Dat klinkt vanzelfsprekend, misschien zelfs als een soft cliché, maar het is ongelooflijk belangrijk. Elke serieuze geloofsgemeenschap heeft zijn hardliners die oproepen tot geweld, burgerlijke ongehoorzaamheid en ander onwetmatig gedrag. Er bestaan volgens mij altijd twee versies van een levensbeschouwing, de geweld dadige, absolutistische, én de vredelievende, accommoderende versie. De joden van Israël hebben de kolonisten op de Westbank, de katholieken hadden hen die het generaalsregime in Argentinië verdedigden, de sociaal-democraten hebben de communisten, enzovoort. De Nederlandse regering moet niet aarzelen achter de hardliners aan te gaan, met alle middelen die tot haar beschikking staan. Tegelijk moeten jullie, en de premier inderdaad, de islamieten die goede burgers en gelovigen zijn nadrukkelijk welkom heten, ze steunen, er alles aan doen om ze niet te vervreemden van de rest van de Nederlandse samenleving. Dat betekent dus niet dat je eist dat ze alle kenmerken, of ‹verworvenheden›, zoals jullie dat noemen, moeten omarmen. Dat werkt averechts. Het gaat erom dat ze een setje ononderhandelbare gedeelde waarden delen met de rest van de bevolking. Wie deze waarden onderschrijft, en ernaar leeft, behoort zich welkom te voelen in de Nederlandse gemeenschap.»

«In de Europese grondwet staat een merkwaardige, uiterst ongelukkige zin: ‹Eenheid door verscheidenheid›. Onzin. Jullie zijn niet verenigd in verscheidenheid, maar door wat je deelt. Er is eenheid door gemeenschappelijkheid, niet door verscheidenheid. Dit moet je scholastisch bekijken: er zijn twee kolommen. In de eerste zetten we waarden die we allemaal delen, en waar niet over te onderhandelen valt. In de tweede staan de waarden die we niet delen. Het zijn waarden waarvan je accepteert dat andere gemeenschappen ze niet met jou delen. Wellicht hoort gelegaliseerde prostitutie daarbij. Voor jullie is seks als marktartikel kennelijk belangrijk genoeg om te bewaren en te beschermen, voor andere Europese landen waarschijnlijk niet. Maar in Europa besluiten jullie te kunnen leven met de verschillende opvattingen over de vrijheid een hoer te bezoeken. Ik denk persoonlijk overigens dat een nationaal gesprek over prostitutie ertoe zal leiden dat zelfs jullie paal en perk stellen aan de meest openlijke vormen ervan.

Als de kolommen eenmaal zijn ingevuld, wat geenszins een statisch proces is, dan moet de kolom harde waarden bij een conflict voorrang krijgen. En voor die waarden moet je ook staan. Die moet je niet relativeren.

Moslims die goede burgers zijn, kinderen naar openbare scholen sturen, hun vrouw niet slaan, belasting betalen… die moeten we niet wegduwen. Ik zeg overigens niet dat het overgrote deel van de Nederlandse moslim gemeenschap uit dergelijke goede burgers bestaat. Hoe groot is het deel moslimfanatici op de gehele moslimgemeenschap in Nederland? Dat weet ik niet. Ik vrees dat jullie het ook niet weten. Misschien tachtig procent, misschien twintig. Het is wel belangrijk daar achter te komen. Het zou wel eens een verdomd hoog percentage kunnen zijn, althans, als het gaat om de groep die de gewelddaden van de fundamentalisten niet streng veroordeelt. Tegelijk denk ik dat de groep geweld dadige blanke Nederlanders niet groot is. Hoeveel burgers hebben er nu islamitische scholen in de fik gestoken? Hier is geen symmetrie. Jullie moeten woorden als burgeroorlog niet te snel gebruiken. Overdrijf het niet: er is niet één politieke partij in Nederland die oproept tot geweld, of wel?

De ‹waarden-monopolisten› in de islamitische gemeenschap brengen een discussie om zeep. Ik ben bijvoorbeeld groot tegenstander van die zogenaamde koranscholen. Jullie moeten de vrijheid van onderwijs heroverwegen. Ik heb daar vaak met Nederlandse collegae over gesproken. Idealiter gaat ieder kind naar een openbare school. Daar wordt tachtig procent van de tijd hetzelfde lesprogramma gevolgd. Twintig procent van de tijd kan dan worden besteed aan een vak naar keuze, aan Turks, Arabisch, koranstudie, of wat ook. Het belangrijkste is: gekwalificeerde leraren. Dat is de beste rem op fundamentalisme; zij hebben immers testen afgelegd die gebaseerd zijn op nationaal gedragen en dus gematigde waarden.

In Amerika is er een cruciaal conflict geweest. De Amish (streng protestantse gemeenschap – pvo) wilden hun kinderen niet naar de middelbare school sturen. Daar leer je immers kritisch nadenken, en daar houden fundamentalisten niet van. Maar onderwijs is hier verplicht. Toch is er in de rechtszaak die volgde een uitzondering gemaakt. We betreuren dat sindsdien. Als je over onderhandelbare waarden nadenkt, dan meen ik ook dat, bijvoorbeeld, gedwongen huwelijken daar niet toe behoren. Die zouden jullie in Nederland moeten verbieden, heel streng.»

«Er is in Nederland wel geklaagd dat het normen-en-waardendebat van Balkenende te vrijblijvend is. Dat is een zwakke kritiek. Er is een belangrijk verschil tussen verantwoordelijkheden en verplichtingen. Een verplichting is een handeling door iemand anders van mij geëist. Verantwoordelijkheden neem ik vrijwillig aan. Zoals de verantwoordelijkheid die een mens is verschuldigd aan zijn kinderen, zijn land of zijn ouders. Daar gaat het Balken ende volgens mij om: een gesprek over die verantwoordelijkheden, want hoewel je ze zelf voelt, behoeven ze wel aanmoediging. Ze ontstaan immers in de gemeenschap, niet in de baarmoeder. Moraliseren is goed. En ja, de overheid kan een morele discussie beginnen.

De Nederlandse samenleving is half zo individualistisch als jullie beweren. Jullie mogen wel lacherig doen over een premier die normen en waarden inzet maakt van het voorzitterschap van de Europese gemeenschap, maar hier in Washington hoor ik Nederlandse vrienden voortdurend klagen over ongemanierde landgenoten die hun voeten op de treinbanken leggen. Dat is geen individualisme, dat impliceert het bestaan van een notie van gedeelde waarden, ideeën over wat je wel kunt doen, wat je behoort te doen, en wat je niet doet. Een herleving van het morele gesprek is gewenst, zeker, maar jullie beginnen niet bij het nulpunt. In Canada is het nog erger. Daar ontkent de bevolking collectief de eigen morele inborst. Deugden-vermijders zijn het.

Onlangs vertelde een Engelsman me een prachtig verhaal. Hij parkeerde zijn auto niet fout, maar op een verkeerde manier. Een Pakistaanse taxichauffeur slingerde hem naar zijn hoofd: zo doen we dat hier niet! Ongeschreven gemeenschapsgebonden regels zijn overal. Zeker in Nederland.

De ontkenning dat een samenleving gedeelde waarden nodig heeft en dat tolerantie een absolute waarde heeft, meestal verhuld in een zekere politieke correctheid, dát is een teken van het verlies van maatschappelijk ‹moral fabric›. Begrijp me niet verkeerd: de moord op de filmmaker is niet de schuld van moreel relativisme. Dat is natuurlijk onzin: die moord komt volledig op het conto van fundamentalisten, die juist iedere vorm van relativisme ontberen. Dat is overal in de wereld hetzelfde. Welcome to the human race! Maar in zekere zin zijn die fundamentalisten makkelijk: die bestrijd je zo hard als kan, met de instrumenten die de wet geeft. Met concrete maatregelen. Denk aan de onderwijskwestie die ik al noemde. Je kunt ook denken aan een verbod op het prediken van haat. Groot-Brittannië, Duitsland en Canada hebben het preken van haat verboden, jullie en wij in Amerika niet. Als Nederlanders ervan overtuigd zijn – het liefst door onderzoek, niet door een gevoel – dat de preken van bepaalde geestelijke leiders intolerabel zijn, dan moeten ze die kunnen verbieden. Bij jullie worden nog wel eens imams vrijgesproken op grond van de vrijheid van godsdienst. Daar moeten jullie over nadenken, want de vrijheid van godsdienst betekent niet de vrijheid tot fanatisme. Sterker, fanatisme is in strijd met de vrijheid van godsdienst. Vraag het die fundamentalisten zelf maar eens. Aan de andere kant: de vrijheid van het woord is een groot goed. Er bestaat een kinderrijmpje waarmee deze gedachte al op jonge leeftijd postvat: ‹Sticks and stones may break your bones, but words can never hurt you.› De scheidslijn tussen hard en zacht is eigenlijk vrij simpel, veel simpeler dan vaak wordt aangenomen. Het is als met de nazi’s: de grens is overschreden op het moment dat er wordt gezegd: ‹Die mensen zijn zo minderwaardig dat het oké is ze te vermoorden.› Dat is allemaal niet zo ingewikkeld. Als je me wilt vertellen dat homo’s minderwaardige mensen zijn, dat ze zich schuldig maken aan zondig gedrag, geen probleem. Overtuig me. Maar je mag ze nooit stenigen, wat je ook van ze vindt. En een oproep tot steniging? Daar moet je goed over nadenken. En erover praten!»