John Mortimer, schrijver van toneel werken, tv-scripts en prozavertellingen, kan daarnaast bogen op een langjarige ervaring als advocaat. Volgens hem hoef je voor een juridische loopbaan niet briljant te zijn; vereist zijn slechts «gezond verstand en redelijk schone vingernagels». Toch moet Mortimer tegenwoordig «Sir John» daarenboven nog andere kwaliteiten in de strijd geworpen hebben, want hij heeft in Engeland en de VS nogal wat bekendheid gekregen, ook in kringen waar men geen boeken leest of toneelvoorstellingen ziet. Kennis neming van «de media» volstond. De televisie straalde zijn inmiddels bejaarde gestalte menigmaal uit in praatprogrammas. Krantenlezers konden smullen van zijn spitsvondigheden als rechtsgeleerde.
Als verdediger van publicaties die door een aanklager obsceen werden geacht, bedacht hij onder meer de «aversie theorie». Die houdt in dat als iets zo weerzinwekkend is dat je tot de volgende donderdagmiddag geen zin in seks hebt, het in werkelijkheid door en door moreel is. Hij overreedde een ma gis traat met een kunstbeen tot het vrij geven van een in beslag genomen collectie dildos met het argument dat een kunstmatige erectie evenzeer tot de rechten van de consument behoort als een prothese ter vervanging van enig ander lichaamsdeel. Bij een andere gelegenheid liet hij een jury weten dat rechters uit hoofde van hun functie honderden pornografische drukwerken onder ogen kregen en dat als zulke werken het effect zouden hebben dat de aanklager betoogde, de rechter vrouwenondergoed zou dragen, of zichzelf vastbinden in de badkamer.
Zon man krijgt natuurlijk bestrijders. Als hun woordvoerder heeft zich Graham Lord opgeworpen, voormalig boekenredacteur van de Sunday Express, wiens biografie John Mortimer: The Devils Advocate deze zomer verscheen. De ondertitel geeft al aan dat deze levensbeschrijving niet vleiend zal zijn. De tekst heeft dan ook veel van een requisitoir. De auteur meldt dat hij aanvankelijk Mortimers instemming en belofte van medewerking had, maar dat het onderwerp van zijn biografie te elfder ure van gedachten was veranderd. Dit had hem, Lord, in staat gesteld «het boek te schrijven in de helft van de tijd die het anders zou hebben gekost en het veel interessanter en waarheidsgetrouwer te maken dan enige geautoriseerde biografie had kunnen zijn». Maar het is de vraag of een biograaf die aangewezen is op krantenknipsels en op de minderheid uit de kennissenkring van de gebiografeerde die hem te woord wil staan, veel verder kan komen dan een karikatuur.
Mogelijk verzint het onderwerp van de biografie wel eens wat (komt bij schrijvers vaker voor), uiteraard spre ken de interviews en de scribenten en (vijandige) informanten elkaar meer dan eens tegen wie zal het verbazen? En wie kan het wat schelen? Lords suggesties over Mortimers voorkeur voor «spanking» met gebruikmaking in bed, actief en passief, van een haarborstel zijn uiteindelijk net zo relevant als de onthulling dat de schrijver gejokt heeft over zijn geboorteplaats (Hamp stead, niet centraal Londen), of een verwijzing naar s mans «scheve kaak en verwaarloosde tanden».
In zijn eigen autobiografische ge schriften heeft Mortimer onbekommerd melding gemaakt van crises in zijn huwelijksleven met achtereen volgens Penny 1 en Penny 2 (één van hen was de schrijfster Penelope Mor timer), als ook van amoureuze ver kenningen daarbuiten. De lezer van Graham Lords boek ontkomt niet aan de indruk dat de auteur in de eerste plaats naar zijn onderwerp is gelokt door wat zijn verleden bij de Sunday Express hem zal hebben bijgebracht over wat het lezende publiek bovenal moet worden voorgeschoteld: seks, plus een politieke agenda die zich keert tegen alles wat vooruitstrevend is.
Mortimers plek in het politieke spectrum is zeker ter linkerzijde. Tijdens het bewind van Margaret Thatcher verweet hij de Conservatieven vooral dat ze zo weinig conserveerden: BBC en rechtsstelsel moesten op de schop en het platteland werd met beton volgestort. Na Thatchers val schreef hij dat die onontkoombaar was geworden: «Zij appelleerde aan het soort oude Engelse heren dat tedere herinneringen be waart aan de nanny die hen sloeg en in de kast opsloot, maar uiteindelijk kwamen zelfs Conservatieve parlementsleden er achter dat ze een electoraal risico was.»
Ga er maar van uit dat Lords poging tot karaktermoord niet op zichzelf staat. Een heel volksdeel moet hebben gevonden dat het tijd werd dat met een zo libertijnse en flamboyante socialist als Mortimer, bij uitstek een icoon van de permissive society, eens werd afgerekend.
Het grappige is dat Mortimers jongste roman veel wegheeft van een polemische zet: een antwoord op het soort kritiek waarvan Graham Lord zon luidruchtige zegsman is. Quite Honestly is het verhaal van de jonge Lucy Purefoy, dochter van een radicale anglicaanse bisschop en een alcoholiste. Zelf is Lucy een «do-gooder» die als studente met politiek en sociologie heeft gestoeid, opvattingen heeft ontwikkeld over de oorzaak van criminaliteit (armoede) en wat werkervaring bij The Guardian heeft opgedaan. Wat nu? Met een rugzak door Australië? Liften in Thailand? Lucys padvindsterachtige natuur wijst haar een andere weg: ze gaat jonge ex-veroordeelden helpen als medewerkster van SCRAP («Social Carers, Reformers and Praeceptors»). Ze krijgt de uit het gevang ontslagen beroepsinbreker Terry Keegan toegewezen om bij te staan als «praeceptor» of leermeester. De heftigheid van haar wens Terry te begrijpen, brengt Lucy ertoe zelf het criminele pad op te gaan, met grote gevolgen.
Quite Honestly is een satirisch werk. Het bevat puntig geformuleerde waar nemingen omtrent het leven in uit eenlopende sociale coterieën, geestige dialogen en een verrassende intrige. Maar de afwikkeling van die intrige gebeurt nogal eens mechanisch. In iets te veel hoofdstukjes gedragen de personages zich als marionetten van hun schepper. Een originele trek is dat Mortimer zijn verhaal beurtelings uit het perspectief van zijn beide hoofdfiguren vertelt, zodat de lezer per hoofdstuk het innerlijk leven van Lucy en Terry uitgeserveerd krijgt, met inbegrip van hun reacties op elkaar. Aan het slot blijkt dat heel de geschiedenis die ons is verteld zich laat samenvatten als een wisseling van perspectief.
Blijkbaar was het Mortimers bedoeling aan te tonen dat ethische opvattingen, zeker meningen over criminaliteit, geheel afhangen van de plaats die men toegewezen heeft gekregen door het lot, of het toeval. Bijna iedereen is opportunist, lijkt hij te willen zeggen. De geringe waarschijnlijkheidsgraad van zijn verhaal die, toegegeven, karakteristiek is voor bijna alle satirische literatuur maakt deze moraal wat dunnetjes. Was dit een rechtbankverslag, dan zou de slotzin kunnen luiden: «De verdediging door J. Mortimer, Q.C., was amusant doch bevatte, na alles wat door partijen op de zitting naar voren was gebracht, niet echt iets opzienbarends.»