Hoe krijgen we het grootbedrijf zo ver dat het volgens zijn eigen logica kiest voor vergroening? Die vraag is de inzet van het eerste tekstboek ooit over de principes van duurzame financiering. In de discussie over de energietransitie worden bedrijven als vervuilers vaak tegenover de overheid als vergroener geplaatst. Auteurs Dirk Schoenmaker en Willem Schramade, beiden verbonden aan de Erasmus Universiteit, pakken het anders aan. Ze gaan op zoek naar krachten richting vergroening binnen de wereld van de private financiering.
Aandeelhouders bijvoorbeeld zijn financiers maar ook mensen. Wellicht wensen ze naast een dubbelcijferig rendement ook een beter klimaat. Hoe kunnen ze hun invloed als financier daartoe gebruiken? Het goede nieuws is volgens Schoenmaker en Schramade dat duurzaam investeren geen rendement hoeft te kosten. Hoewel nog pril, wijst onderzoek hierover voorlopig uit dat bedrijven die expliciet aandacht besteden aan sociale en milieudoelen geen lagere rendementen halen dan andere bedrijven. Maar ook dan zijn er obstakels. Vaak zijn het de financiële experts binnen een investeringsbedrijf (zoals een pensioenfonds) die de investeringsbeslissingen nemen. Andere experts spreken een bedrijf aan op duurzaamheid. De financiële experts wegen alleen rendementen, de duurzaamheidsexperts alleen sociale en ecologische factoren, en ze opereren vaak apart. Aansturing van bedrijven naar duurzaamheid werkt beter als er ook echt investeringsbeslissingen op gebaseerd worden. Zo is er met simpele veranderingen veel te winnen.
Ik leerde verder dat twee voorwaarden belangrijk zijn voor het afdwingen van duurzaam ondernemerschap. Aandeelhouders moeten ten eerste weten waar ze aan toe zijn. Als een heffing van honderd euro per ton CO2-uitstoot spijkerhard op de agenda staat, wil niemand in een CO2-intensieve bedrijfstak zitten. Een geloofwaardige aankondiging kan veel werk verzetten, al voordat de bruintaks er is. Helaas lijkt het op dit punt al mis te gaan, getuige het gedraai van Rutte en Wiebes. Die lieten eerst bedrijven liever zelf in alle vrijheid via de klimaattafels een pad uitstippelen naar vergroening (dat werkte niet), toen maakten ze de fameuze klimaatdraai (er komt toch een CO2-heffing), en nu blijkt weer dat de soep niet zo heet gegeten wordt: een zachte CO2-heffing die alleen een teveel aan uitstoot belast zou ook weer kunnen. Oude gewoontes van polderen met het bedrijfsleven sterven langzaam, vooral bij de VVD. Tijd voor een nieuwe premier?
Een tweede les die ik van Schoenmaker en Schramade leerde is dat er aandeelhouders nodig zijn die alle kaarten (of in ieder geval veel ervan) zetten op invloed in een klein aantal bedrijven. Alleen dan kunnen ze echt dingen veranderen. Helaas zijn zulke investeerders zeldzaam. Onlangs las ik een studie waaruit blijkt dat slechts een paar procent van de investeerders zijn beleggingen concentreert. Voor het gemiddelde pensioenfonds of hedgefund lijkt het erop dat het niet dondert waarin ze investeren, als het maar met laag risico en mooi rendement is. Alweer geen vinkje.
Daarom zijn er vraagtekens te plaatsen bij de nadruk op private financiering. De energietransitie is een maatschappijbrede verandering met grote upfront kosten, terwijl de eventuele baten van beperkte temperatuur- en zeespiegelstijging wijdverspreid zullen zijn. Je kunt mensen er niet van uitsluiten, dus kun je ze ook niet dwingen ervoor te betalen. Iedereen profiteert van lagere zeespiegels en minder extreem weer, maar een bedrijf dat hierin investeert middels vergroening kan de kosten meestal niet in de markt terugverdienen. Alleen de overheid kan de kosten daarvan met belasting terughalen. Omdat alle burgers op haar grondgebied zullen profiteren, is het redelijk dat ze allen meebetalen (waarbij de sterkste schouders het meest kunnen dragen).
Dus moet de overheid een tweesporenbeleid volgen. Enerzijds een duidelijk speelveld voor bedrijven creëren, bijvoorbeeld door een effectieve CO2-heffing. Deal er maar mee, bedrijven, want het gaat echt gebeuren. Anderzijds moet de staat het voortouw nemen in grootschalige vergroeningsprojecten, die niemand anders kan oppakken. Bijkomend voordeel zal zijn dat het bedrijfsleven kan meeliften op overheidsinitiatief, waar mogelijk in publiek-private partnerships en door publieke cofinanciering.
Een leefbaar klimaat is een publiek goed. In een leerboek over de principes van duurzame financiering kan een hoofdstuk over de inzet van overheidsfinanciën daarom niet ontbreken.