‘Wat is er voor nodig om iemand een zo goed als nieuw tweedehands kledingstuk aan te laten nemen?’
Jan van Esch in ‘Afgedankt, teruggevonden’, NRC Magazine
Soms weet je: ik ga die prijs winnen. Ik weet het nu, en ik wist het toen. De eerste McDonald’s in Nederland werd geopend, toevallig op de plek waar ik me als elfjarige het liefst ophield, tussen de bowlingbaan en de bibliotheek. Er was een kleurwedstrijd en ik had een speciale techniek bedacht om Ronald McDonald in te kleuren.
Nu heb ik een kleurplaat voor me van de NRC: Jan van Esch tekende de kleding die hij op straat vond in Montreal en Berlijn. Het is een wirwar, een opeenstapeling. Wat je zegt een uitdaging om in te kleuren.
Ik kom alleen in actie als ik denk te kunnen excelleren.
De keren dat je iets zeker weet in het leven zijn zeldzaam. Lang dacht ik dat er een grote vereffenaar aan de einder stond, al was ik al bang dat dat meer met hoop te maken had. Zo… kinderlijk.
Waar ik me niet echt in had verdiept toen ik elf was, was wat de prijs was. En dat ik die moest delen met nog 29 kinderen.
Mijn moeder vertelde altijd dat ik woedend uit school kwam omdat het verkeersexamen geen echt examen was geweest. Iedereen kreeg een diploma! Een heel vervelend kind moet ik zijn geweest. Ben ik nog.
‘Ik kan alles!’ riep ik deze week, vlak voordat ik van de trap viel.
‘Je moet ook niet van die zware schoenen aantrekken’, zei mijn zus. Zelf had ze altijd hele lichte schoenen.
Zoiets lekkers heb ik nog nooit geproefd, dacht ik toen ik mijn eerste milkshake bij de McDonald’s dronk. Vanille. Altijd vanille.
Kafka beschouwde zijn schrijven als een vorm van bidden. Nee, schreef hij in een brief aan Felice Bauer, ik zei niet dat schrijven alles helderder moest maken maar in plaats daarvan alles erger maakte. Wat ik zei was dat schrijven alles helderder en erger maakte. Felice.
Ik ben te lang in dat ‘erger’ blijven hangen. Alsof het waar is, dat gelukkige gezinnen allemaal op elkaar lijken, en een ongelukkig gezin dat is op zijn eigen manier. Als iets eenvormig is, dan is dat ongeluk. Durf het maar eens, over een gelukkig gezin te schrijven. Een stralend leven in ogenschouw te nemen.
Mijn ouders brachten me weg toen. Als je een prijs wint, moet je die innen ook, was het idee. De bus stond met draaiende motor klaar voor de McDonald’s. Waar gingen we naartoe? Ik kende die kinderen niet. Ik zwaaide vanachter het raampje een kant op waar ik mijn ouders vermoedde. Ik kon niets meer zien door de tranen.
Arme vrouw, zei ik bij mezelf toen ik deze week ’s avonds laat de bus in stapte en de buschauffeur zo snel optrok dat ik languit ging. Bijna.
‘Wij hebben toch dezelfde maat?’ vroeg mijn zus.
Ik zag haar schoenen steeds staan bij binnenkomst, in het kleine kamertje links. In het gelid, alsof ze nog iets te doen zouden krijgen.
Wat ik me herinner van dat winnaarsuitje? Niks. Een varken in een schuur. Mijn verwondering over die andere kinderen. Hadden die ook een speciale techniek?
Arme vrouw, strompelend door het middenpad van een verder volkomen lege bus. Alex van Warmerdam heeft hier films over gemaakt. Nog mazzel dat de chauffeur voor haar gestopt was. Er was er ook al eentje zomaar voorbij gereden.
‘Je moet hier lichtsignalen geven met je telefoon’, had haar zus nog gezegd. ‘Anders zien ze je niet.’
Nu weet ze wél wat ze gaat winnen. Ze mag een lievelingskledingstuk laten natekenen door deze Jan van Esch. Het wordt het zijden bloesje met paisleymotief van haar moeder waarin ze leerde roken. Of het roodkanten hemdje van de Albert Cuyp dat ieder Amsterdams meisje in de jaren tachtig aanhad onder haar leren jasje. Zie Annet Malherbe in Abel.
Ze kleurt, de jury zal versteld staan. Alles volgens een strikt plan, maar net met dat greintje slordigheid dat de ware artiest kenmerkt. De zekerheid waarmee ze denkt ’m weer te gaan pakken, de prijs. Het is gewoon zielig. Ze wil het te graag, dat is het. Ze wil gerechtigheid.