Zelden zal een serieus boek zo’n slechte eerste indruk hebben gewekt als McMaffia van de Britse jour-nalist Misha Glenny. Eerst de weinig fraaie titel, dan de voorplaat met een sigarettenpakje vol kogels en de gezondheidswaarschuwing Misdaad zonder grenzen. Er is wel over nagedacht: de titel moet in één woord uitdrukken dat georganiseerde misdaadsyndicaten zich als multinationals gedragen, en de illu-stratie kaart het probleem aan dat consumptie in rijke landen de onzichtbare motor is achter de groei van de grensoverschrijdende misdaad. Maar verfijnd is het niet.
Glenny begon zijn onderzoek op de Balkan, maar besloot gaandeweg tot een wijdere horizon, tot niets minder dan een beschrijving van de groei van de wereldwijde schaduweconomie van binnenuit. Het is een urgent onderwerp: er wordt wereldwijd zo veel geld verdiend met illegale praktijken dat schattingen over de omvang van de ‘zwarte sector’ oplopen tot een kwart van de totale wereldeconomie. Daarin zijn fraude en belastingontduiking inbegrepen, maar een aanzienlijk deel van die schaduweconomie wordt gegenereerd door criminaliteit: drugssmokkel, wapenhandel, prostitutie, belastingzwendel, enzovoort. Die grote bedragen, gekoppeld aan globalisering en het ineengroeien van wereldwijde geldsystemen, creëren gevaren voor de wereld. In de eerste plaats voor landen waar georganiseerde misdaad zich aan de top van de samenleving weet te nestelen, zoals Servië of Oekraïne, maar ook voor stabiele landen zoals Nederland.
Glenny verbaast zich over de geringe aandacht daarvoor. Georganiseerde misdaad vormt een veel gro-ter en dodelijker gevaar voor staten en burgers dan terrorisme of andere bedreigingen, stelt hij, maar er gaat een fractie van het geld naar de bestrijding ervan. Glenny pleit voor systematisch onderzoek naar de samenhang van internationale misdaadsyndicaten en hun penetratie in de bovenwereld. Voor Mc-Maffia reisde hij de wereld af om overal in die schaduweconomie te duiken en criminelen, hun slachtof-fers en speurders te spreken.
Het resultaat is een boek met tegelijk sterke en zwakke punten. Om met die laatste te beginnen: Glenny zelf is allesbehalve systematisch en wetenschappelijk. Zijn methode is die van de journalistiek. Dat le-vert een verhaal op dat bulkt van de citaten, superlatieven, anekdotes, eigen avonturen en spannende thriller-intro’s. Dat werkt soms prima, vooral in de regio’s waarvan hij veel afweet, maar zijn stijl lijkt soms ook een maniertje, of een verhulling van zijn geringe greep op het per definitie glibberige onderwerp.
Glenny’s onderwerpkeuze lijkt ook vrij willekeurig, en zeker niet alomvattend. Zo gaat hij merkwaardig genoeg voorbij aan Italiaanse misdaadgroepen als de maffia en de camora – wellicht omdat hun lange geschiedenis zijn theorie ondergraaft dat mondiale misdaad een nieuw verschijnsel is – en neemt hij Canada als voorbeeld om de gevolgen van cannabishandel te illustreren. McMaffia drijft op de lokale verhalen van misdadigers die de wereld als werkterrein namen en maakt niet de pretentie waar van een systematisch onderzoek dat de mondiale schaduweconomie aan het duister onttrekt. Glenny illustreert daarmee onbedoeld waarom dat definitieve, systematische, onthullende boek over de wereldwijde geor-ganiseerde misdaad nog niet bestaat: omdat niemand, ook hij niet, er genoeg van afweet.
Maar McMaffia heeft ook sterke kanten. Om te beginnen de leesbaarheid, toegankelijkheid en diversiteit. Ook levert Glenny’s ambitie om een mengeling te schrijven van inside-journalistiek, economische en politieke analyse, geschiedschrijving en menselijke portrettering non-fictie van hoge kwaliteit op wanneer hij daarin wél slaagt. Dat is het geval met name in de regio waar hij jarenlang werkzaam was als ver-slaggever voor de BBC: de Balkan. Glenny is daar niet alleen accurater en completer, maar ook meer betrokken en scherper dan in andere hoofdstukken.
In zijn optiek zijn de Balkanlanden door stupide westers beleid na de Koude Oorlog in de armen gedre-ven van georganiseerde misdaadgroepen, en de frustratie daarover barst soms van de pagina’s. De economische ‘schoktherapie’, EU-importbeleid en vooral de economische blokkade van Servië tijdens de oorlog in Bosnië waren volgens Glenny essentieel voor het ‘omvormen van de Balkan tot een smok-kel- en misdaadmachine die in de geschiedenis zijn gelijke niet kent’. Alleen hier draagt Glenny werkelijk een onderbouwde, nieuwe blik op geaccepteerde visies aan. De Joegoslavische oorlogen zijn in zijn boek niet een botsing tussen de politieke ambities van de Bosnische, Servische en Kroatische volkeren; ze zijn een creatie van zakenpartners die het samen prima kunnen vinden, maar verschillende legers optuigen en bevoorraden, daar enorm aan verdienen en zich meester maken van nationale staten.
Dit laatste voert naar een tweede sterk punt van Glenny’s boek. McMaffia herinnert eraan dat de invloed van georganiseerde misdaad vaak wordt veronachtzaamd – tot ons eigen gevaar. Op buitenlandredac-ties worden rapportages over vervlechting van politiek en misdaad vaak afgedaan als indianenverhalen of uiterst terughoudend behandeld. En dat is onterecht. Soms is inzicht in misdaadstructuren juist essen-tieel voor het begrijpen van grotere politieke processen, zoals toen Macedonië in 2001 op het randje van oorlog balanceerde. Dat conflict werd in West-Europa nauwelijks begrepen en er werden oplossingen gezocht als het creëren van multi-etnische universiteiten. Zet dit naast Glenny’s conclusie dat die bijna-oorlog vrijwel uitsluitend werd veroorzaakt door een conflict tussen bendes over smokkelroutes voor si-garetten, en je begrijpt hoe weinig een universiteit gaat helpen. Ook in andere situaties zet Glenny een ontluisterend beeld naast gangbare politieke analyses, over staten als Rusland, Nigeria, Pakistan en Dubai.
Glenny’s boek heeft voor alle westerse lezers een onwelkome boodschap: de instabiliteit in verre landen – moord, zwart geld, mensensmokkel – wordt uiteindelijk veroorzaakt doordat in rijke landen teakhout wordt gekocht, drugs worden geconsumeerd, kaviaar gegeten, diamanten gegeven, illegale arbeid inge-zet, gesmokkelde sigaretten gerookt, enzovoort. ‘Iedereen die het afgelopen decennium een mobiele telefoon of een laptop heeft gebruikt, heeft zonder het te weten de georganiseerde misdaad nodig gehad voor zijn bedieningsgemak’, schrijft Glenny, refererend aan het voor die apparaten benodigde metaal coltan, dat brandstof is voor de vreselijke burgeroorlog in Oost-Congo en dat telkens miraculeus opduikt bij de fabriekspoorten waar onze draagbare essentialia worden geproduceerd. Veel staten zijn voor hun functioneren al afhankelijk van georganiseerde misdaadgroepen, schrijft Glenny. En onze eigen levens en economie worden dat in de wereld die hij schetst steeds meer.