
Joost de Vries – En dus wordt er een hele aflevering geknokt om Castle Black zonder dat het echt uitmaakt: de 102 armoedige verkrachters, dieven en bastaards die de eed van de Night’s Watch hebben afgelegd vechten voor hun leven, verslaan de groep wildlings van Ygritte en roodbaard Thormund, weren de eerste aanvalsgolf op de Wall – en dan?, tsja, en dan?, dan eindigt de aflevering met de mededeling dat Mance Rayder nog steeds duizend keer meer soldaten heeft en dat het de volgende avond wel weer opnieuw zal beginnen.
Het is Game of Thrones voor beginners: een climax is nooit echt een climax, een einde is altijd een begin van nieuwe ellende. It’s the circle of life/ And it moves us all/ Through despair and hope/ Through faith and love, maar dan eentje waar de bevroren doden tot leven komen of anders opgevreten worden door een stelletje vieze kale kannibalen.
Dat de focus in deze aflevering uitsluitend op de verhaallijn in Castle Black ligt (zoals hij in seizoen 2 aflevering 9, Blackwater, uitsluitend op het belegerde Kings’ Landing lag) betekent dat we een hele aflevering opgescheept zitten met de twee slechtste acteurs van de serie, of in ieder geval de twee meest oppervlakkige personages: het onuitstaanbaar opzichtige binnenvetten van de immer pruilende Jon Snow (Kit Harrington), en de cartooneske onhandigheid van Samwell Tarly (John Bradley). Maar de regie van de aflevering, van Neil Marshall die ook Blackwater regisseerde, is buitengewoon kundig, net zoals het verhaal door de showrunners slim opgebouwd is. De aflevering begint met allerlei personages die op liefde reflecteren: maester Aemon merkt tegen Sam op hoeveel zoeter de liefde smaakt als de dood in de buurt is, Jon Snow zegt tegen Sam dat liefde is alsof je meer bent dan alleen jezelf. En Sam brengt vervolgens deze lessen in de praktijk, door eindelijk Gilly te kussen, te beloven dat hij haar nooit meer alleen zal laten en ineens zijn innerlijke held te vinden. Hij weert zich kranig in het gevecht, is zelfs superieur als een bange Pyp eindelijk zijn eerste wildling neerschiet en dat trots tegen Sam zegt, die cooltjes reageert met ‘Oh, is it over then?’ Sam vecht voor meer dan zichzelf.
Er komen steeds nieuwe elementen in het spel: de reuzen, de mammoeten, de zeis die langs de Wall scheert, het gevecht in de tunnel, de chaos op de binnenplaats van Castle Black. Marshall vindt steeds nieuwe perspectieven om de slag te bekijken. Bekende gezichten sterven één voor één, en andere gezichten vinden hun moed. De aflevering betekent ook het einde van Ygritte, Jon Snows liefdesgrotje. Geheel volgens alle standaard filmwetten dat als je een klein kind een wapen geeft het er een belangrijk personage mee doodt, wordt Ygritte in haar rug geschoten door het jongetje Olly (wiens dorp door Ygritte en co eerder dit seizoen was uitgemoord). Ze sterft in Jon Snows armen, ook volgens de filmwetten; en met haar laatste adem herinnert ze hem aan hun eerste samenzijn in de grot, en zegt ze dat ze zou willen dat ze nooit die grotto uit waren gegaan. Het is een buitengewoon cliché-einde voor een buitengewoon opvallend personage, in vergelijking. Alle andere vrouwen in de serie zijn rond en zacht en glad – zij was hoekig en beenderig, een beetje ondervoed, schichtige oogopslag, met haar rode haar een klein roofdiertje.
Arme Ygritte. En arme Jon Snow, die meteen op een zelfmoordmissie gaat om Mance Rayder te vermoorden. Maar dat wordt opgespaard voor de volgende aflevering. Of het volgende seizoen – want volgende week is de seizoenfinale en dan hopen we op de eerste plaats uitsluitsel over Tyrions lot te krijgen. Wordt hij opgehangen of niet? Denk erom: de climax komt nooit zoals je hem verwacht in Westeros.
Goeie spreuk voor een Night’s Watch tatoeage: ‘I am the sword in the darkness.’
Goeie naam voor een zoon : Thormund. Mance. Rayder. Thenn. En Mag the Mighty (die reus).
Slechte naam voor een zoon: Samwell.
Wiegertje Postma –
Nou. De makers van Game of Thrones hebben er zelf voor gezorgd dat de wereld traditiegetrouw hoge verwachtingen heeft van de negende aflevering van elk seizoen. Vorig seizoen was de negende aflevering die van de Red Wedding (iiiiiiiieeh), het tweede seizoen had op datzelfde punt de Battle of the Blackwater. In het eerste seizoen betekende de negende aflevering het einde van het vastzitten van Ned Starks hoofd aan de rest van zijn lichaam. In die aflevering van het eerste seizoen leerden we bovendien voor het eerst de kern van deze serie: dat werkelijk ieder personage op elk moment een gruwelijke dood kan sterven. Een aflevering als The Watchers on The Wall was dan ook een beetje een teleurstelling. Ik had een hoop verwacht, maar dus niet dat ik de hele aflevering steeds zou hopen dat de volgende scène zich misschien tóch bij Arya af zou spelen, en dat ik overwoog of ik in de tussentijd naar de wc zou gaan of een zakje nootjes zou openmaken. Dat effect hebben het hoofd en de scènes van Jon Snow nou eenmaal: dat ik een hobby ga zoeken totdat bijvoorbeeld een van de Starkzusters, Daenerys of iemand in King’s Landing (WIE DAN OOK) een scène heeft. Geen ideale kijkervaring, vijftig minuten lang. Het had veel erger gekund: een aflevering met alleen maar de ontberingen en visioenen van Bran, bijvoorbeeld. Maar sshhht, laten we niemand op ideeën brengen.
Ook een inhoudelijk iets mindere aflevering van Game of Thrones is nog geen Flikken Maastricht, dus er was ook heel veel extreem goed aan. Hoewel de hele aflevering zich natuurlijk weer in het pikdonker afspeelde, zag alles er monsterlijk mooi uit. Dat grootste vuur dat het Noorden ooit gezien heeft, bijvoorbeeld. Die onmetelijke mammoet. Sowieso de hele enorme set, en de overweldigende overzichtsshots die de schaal benadrukten. De muziek, die zo goed werkte bij het sfeerbeeld dat ik me zelf al gauw voelde alsof elk moment een brandende pijl zich een weg zou boren door mijn nek of mijn Buis van Eustachius. En die reus, die door de tunnel op Jon Snows maatje Grenn af galoppeerde, terwijl Grenn zijn afgelegde eed uitsprak om zichzelf moed in te prevelen. O, die reus. Er blijkt weinig enger te zijn dan een kwaaie reus die op je af komt stormen omdat je net zijn collega vermoord hebt en de bil van zijn mammoet in de hens gezet hebt. Ik ga die reus nog vaak op de inner gate van mijn nachtmerries zien afstevenen.
Los daarvan was de aflevering inderdaad vooral typerend voor de constante staat van ‘wordt vervolgd…’ waar de serie in verkeert. Niets wordt ooit opgelost: een zwaarbevochten overwinning blijkt maar een voorproefje te zijn van het leger, de mammoeten en de reuzen die de winnaars nog te wachten staan. Daar is op zichzelf niks mis mee – bij de andere verhaallijnen valt het prima te verduren. Maar doordat deze rampspoed alleen om de twee platste personages draaide, bleef er niet genoeg over. The Battle of the Blackwater leverde als gebeurtenis ook weinig goeds op, maar het was een mooi toneel voor onderlinge spanningen en ontwikkelingen tussen interessante personages (Tyrion en Joffrey! Sansa en The Hound! Cersei die zich veilig weggestopt tussen de andere vrouwen het varkenseczeem dronk! Heel veel meer dat ik nu vergeten ben! Wildfire!). Deze belegering heeft alleen Jon Snow als oppervlakkige, getormenteerde held, en Sam als comic relief die ontdekt dat hij ook best iets durft. Hun romantische verwikkelingen doen ook niet genoeg: in het geval van Sam en Gilly vooral omdat ze op zo’n zeurtoontje praten dat ik er in mijn hoofd heel hard ‘LALALALA’ doorheen wil zingen, en in het geval van Jon en Ygritte is het zo lang geleden dat ze samen waren dat het niet helemaal meer duidelijk is waarom deze mensen nou zo voor elkaar gemaakt zijn. Ygritte’s dood raakte me wel, maar niet zo diep als had ik had gewild, en dan was het vooral te danken aan het spel van Rose Leslie en Kit Harrington.
Wat rest is dan een boel (heel mooi!) door de duisternis vliegende brandende pijlen, en een bak epische strijdclichés. Intimiderend gerammel met wapens, barbaren aan de poort die ‘OEEUUUUHHHHHHAAAH’ roepen, en holle motiverende frasen die met geheven zwaard naar de manschappen gebruld worden: ‘Tonight, we fight!’ en ‘Might as well enjoy our last night – light the fuckers up!’ bijvoorbeeld. Ook in de verschillende manieren waarop het gevecht benaderd wordt zit niet veel nieuws: de tegenstelling tussen moed tonen (Jon), moed vinden (Sam & Pip), moedig in het harnas sterven (Grenn en Ser Alliser Thorne) en als een laffe rat de werkelijkheid ontkennen en daarna een veilig heenkomen zoeken bij de enige vrouw en baby van het kasteel (Janos Slynt die met de reuzen rammelend aan de deur beweert dat reuzen niet bestaan en zich vervolgens bij Gilly voegt). Het is uniek dat er voor één aflevering van een televisieserie genoeg budget is om zulke sets te bouwen en mammoeten in de fik te steken, en dat budget is aan The Watchers on The Wall af te zien. Wel is het jammer dat al dat geld gepompt is in een aflevering die het verhaal weinig verder helpt en waarin de saaiste personages centraal staan. Jon Snow heeft de rest van het seizoen vooral wat gemompeld over naderend onheil, en nu moeten we intens meeleven? Mwah.
Beeld: HBO