MENIG MOZAMBIKAAN zal dezer dagen worden achtervolgd door gedachten aan een Angola-syndroom. De algemene verkiezingen die in Mozambique op 27 en 28 oktober worden gehouden, moeten een van de bloedigste burgeroorlogen van Afrika definitief afsluiten. Zeventien jaar duurde de burgeroorlog tussen het linkse, regerende Frelimo (Mozambikaans Bevrijdingsfront) en de rebellen van Renamo (Nationaal Verzet van Mozambique). Het was een ongekend wrede oorlog waarin een miljoen Mozambikanen het leven liet, velen voor het leven verminkt raakten en zo'n drie van de vijftien miljoen Mozambikanen op de vlucht sloeg. De omstandigheden van Mozambique nu en Angola een jaar geleden zijn angstwekkend identiek. Beide landen zijn voormalige Portugese kolonien waar na de onafhankelijkheid bloedige burgeroorlogen uitbraken tussen de marxistisch-leninistische regeringen en door Zuid-Afrika gesteunde guerrillabewegingen. In beide landen kwam ook een vredesinitiatief op gang dat leidde tot algemene verkiezingen onder VN-toezicht.
De hamvraag is of hier de vergelijking ophoudt. In Angola aanvaardde warlord Jonas Savimbi de uitslag niet - hij gaf zijn soldaten opdracht tot hervatting van het bloedvergieten. Of Mozambique hetzelfde rampzalige traject zal volgen, hangt voor een groot deel af van een man: Renamo-leider Afonso Dhlakama. Zijn bijnaam ‘de Pol Pot van Afrika’ doet weinig goeds verwachten. Maar hoewel hij de helft van zijn leven soldaat was, liggen de ambities van Dhlakama, anders dan Savimbi, niet op het slagveld.
Op 21 augustus 1993 keerde Afonso Dhlakama na vijftien jaar jungle weer terug naar de hoofdstad Maputo. Met zijn terugkomst in de openbaarheid konden de Mozambikanen voor het eerst kennismaken met de man die door de regering anderhalf decennium lang was afgeschilderd als de duivel in eigen persoon. Biografische gegevens over Dhlakama waren tot dan toe nauwelijks voorhanden. De berichten die de regeringspropaganda over de Renamo-leider verspreidde, dienden slechts om zijn imago van bloeddorstige boeman te versterken. ‘De mensen dachten dat ik hoorns droeg en baby’s at bij het ontbijt’, verklaarde Dhlakama later.
Daarmee zat hij er niet ver naast. De feiten liggen verborgen in een onontwarbare kluwen van ooggetuigeverslagen, oncontroleerbare getuigenissen en regelrechte verzinsels. Kannibalisme was nog een van de mildere beschuldigingen. Als onderdeel van een magisch ritueel dat de rebellen de overwinning moest schenken, kregen de soldaten dagelijks de ingewanden van kinderen te eten. De kindsoldaten, waaruit een groot gedeelte van de Renamo-strijdkrachten bestond, moesten om hun toewijding te bewijzen hele dorpen uitmoorden. Opgehitst door een Nanga, een traditionele genezer, liepen de kinderen van Renamo voortdurend rond in een staat van bloeddorstige opwinding. Dhlakama zelf zou een belangrijke rol bij deze mix van traditionele rituelen en terrorisme hebben gespeeld.
Wat er waar is van de bizarre gruwelverhalen is nauwelijks te achterhalen, maar de verhalen uit onverdachte bronnen zijn al schokkend genoeg. Volgens een onderzoek uit 1988 van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken - dat bepaald niet te verdenken valt van sympathie met het marxistische Frelimo - maakte Renamo zich schuldig aan het executeren (met vuurwapens, bijlen, messen en bajonetten), levend verbranden, wurgen, doodhongeren, verdrinken en willekeurig beschieten van burgers tijdens aanvallen op dorpen. Minstens honderdduizend Mozambikanen zijn op deze manier afgeslacht.
De verschijning van Dhlakama in Maputo moet een schok zijn geweest voor de Mozambikanen. De man die verantwoordelijk zou zijn voor onnoemelijke wreedheden en die, met talloze aanslagen op scholen, ziekenhuizen en landbouwcooperaties, het land (formeel het armste land ter wereld) tot een financieel en economisch bankroet had gebracht, bleek een vrolijk lachende veertiger met een open gezicht, half verscholen achter een modieuze hoornen bril. Niet het type massamoordenaar. Dhlakama had zijn imago van onverzoenlijk guerrillaleider van zich afgegooid en zich ontpopt als een geoefend populist. Hij liet zich uitgebreid op de nationale televisie interviewen.
Het zal voor een groot gedeelte zijn ijdelheid zijn die hem ervan weerhoudt het pad van Savimbi te volgen. Anders dan de Angolese Unita-leider heeft Dhlakama het afgelopen jaar gebruikt om zich om te turnen tot gerespecteerd politiek leider van de oppositie. Een rol die hem uitstekend lijkt te passen. Hij heeft zijn stugge battle-dress kunnen verruilen voor een ruim gesneden zijden maatkostuum en een oncomfortabele legerjeep voor een Mercedes 450 SEL. En hoe de verkiezingen ook aflopen, zijn secretaresses begroeten hem met ‘senhor presidente’.
AFONSO MACACHO Dhlakama werd in 1953 geboren als zoon van een traditionele chief van het Ndau-volk, in het plattelandsdorpje Chibabava, ruim honderd kilometer ten oosten van de havenstad Beira. Ooit was hij een trouw aanhanger van Frelimo. Hij vocht met de vrijheidsstrijders tegen de Portugezen en na de onafhankelijkheid in 1975 kreeg hij, als een van de weinige zwarte Mozambikanen met een middelbare-schoolopleiding, een baan in het provinciebestuur van Sofala in centraal Mozambique.
Deze bescheiden positie ver weg van Maputo kon de ambities van de chief-zoon niet bevredigen. Hij begon zich steeds meer te keren tegen de marxistische koers van Frelimo. Het doet denken aan de bezwaren van een bejaarde dominee tegen de vrijere seksuele moraal: het is vies, het is onzedelijk en ik mag niet meedoen! In 1976 sloot Dhlakama zich aan bij de prille, door het Rhodesie van Ian Smith gesteunde verzetsbeweging Renamo. In 1979 sneuvelde de toenmalige leider van Renamo, Andre Matsangaisa. Dhlakama nam zijn positie over. Hij maakte handig gebruik van de ressentimenten die in het noorden van het land leefden tegenover het centrale gezag in Maputo, en van de ontevredenheid die in de loop der tijd bij veel Mozambikanen ontstond over het orthodoxe marxisme van Frelimo. Onder Dhlakama groeide Renamo tot een guerrillaleger dat in staat bleek (vooral dank zij de militaire steun van eerst Rhodesie en later Zuid-Afrika) de macht in een aantal afgelegen provincies van Mozambique over te nemen.
De Italianen speelden een belangrijke rol in het bereiken van de huidige vrede. Voorzichtig manoeuvrerend, om de beurt sprekend met Frelimo-president Chissano in Maputo en met Dhlakama in zijn junglehoofdkwartier bij het dorpje Maringu, schiepen de Italianen vanaf 1990 het klimaat voor een dialoog. De Italianen konden al ervaren dat het niet zozeer ideologische gedrevenheid was die Dhlakama in het oerwoud hield. Zo was er bijvoorbeeld die bizarre onderhandelingseis van de rebellen: Dhlakama wilde wel onderhandelen, maar alleen in Italie. En niet onmiddellijk, maar alleen gedurende een bepaalde periode: een drietal weken in juni. Waarom in Italie en waarom precies die, schijnbaar zo willekeurige dagen? vroegen de Italianen. Niets mee te maken, dit zijn onze voorwaarden, en anders onderhandelen we niet, was het antwoord. Pas toen de datum naderde, daagde het de Italianen ineens: de voetbalgekke Mozambikanen wilden naar het WK-voetbal in Italie. Daarvoor werd het vredesproces eventjes stilgezet.
Maar behalve voetbal was er ook simpelweg geld nodig om de vredeszin van Dhlakama te kopen. Tweeendertig miljoen dollar, een kwart van de totale exportopbrengsten van het land, werd op de bankrekening van Renamo bijgeschreven. Het was bedoeld om de transformatie van Renamo van moordenaarsbende tot politieke partij mee te financieren.
HET MEEST TASTBARE bewijs van de prijs van de vrede staat op een heuvel even buiten Maputo. Daar staat het Bonifica-complex waar Dhlakama zijn intrede in heeft gedaan, schitterend gelegen aan het palmenstrand even buiten Maputo, met uitzicht over de Indische Oceaan. Een goed deel van het vredesgeld van de internationale gemeenschap is gaan zitten in de Italiaanse meubels waarmee de residentie van presidente Dhlakama is ingericht.
Dhlakama blijft erbij dat zijn Renamo zo arm is als een kerkrat. Tegenover een westerse journalist klaagde de oppositieleider: ‘Niemand geeft geld aan Renamo. Als je kon zien hoe wij leven… Onze soldaten lopen op blote voeten en in vodden. We hebben niets. We hebben geen telefoons of faxen voor onze mensen in Maputo.’
Velen in Mozambique twijfelen aan de voortdurende staat van bankroet waar Dhlakama onder gebukt zou gaan. Volgens een vertegenwoordigster van een Europese hulporganisatie heeft zijn militaire controle over de afgelegen provincies Dhlakama geen windeieren gelegd. Zo zou hij zijn soldaten massaal op olifanten hebben laten jagen en zich de ivoor hebben toegeeigend. Ook klagen bedrijven in het Renamo-gebied over de belasting die ze aan de troepen van Dhlakama moeten betalen om hun bedrijf te mogen voortzetten.
Zelf portretteert Dhlakama zich het liefst als een eenvoudige boer: ‘Als ik geen politicus was, zou ik als boer willen werken. Op een klein stukje land. Mijn vrouw zou dan ’s ochtends maispap voor me koken.’
Mocht de Renamo-leider inderdaad ergens een fortuin hebben weggestopt, dan doet hij alles om dat te verbergen. Vorig jaar nog werd hij achtervolgd door een hoteleigenaar uit Geneve omdat hij zijn rekening niet had betaald. Dhlakama beweerde geen geld te hebben. Maar, zo vragen de Mozambikanen zich af, wat deed Dhlakama uberhaupt in Geneve, de stad van de geheime bankrekeningen?
Hoewel Frelimo evenmin kan rekenen op overmatig enthousiasme is de verwachting dat de Mozambikanen op 28 oktober zullen kiezen voor de minste van twee kwaden. De krant van Frelimo meldde dat zelfs zijn familie twijfelt aan Dhlakama’s geschiktheid om president te worden. ‘De geesten van de doden zullen Renamo achtervolgen’, zegt een oom van Dhlakama. ‘Sommigen zullen gek worden, anderen sterven. Bij de Ndau geldt het gezegde; wie doodt, moet ook zelf sterven.’
Afonso dhlakama
Jarenlang stond hij bekend als de Pol Pot van Afrika. Nu is Afonso Dhlakama een van de twee belangrijkste kandidaten voor het presidentschap van Mozambique. De vraag is of de voormalige guerrillaleider net zo slecht tegen zijn verlies zal kunnen als zijn evenknie in Angola.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/43
www.groene.nl/1994/43