HARD FIETSEND komt gevierd mode- en kunstfotografe Viviane Sassen (35) bij haar Amsterdamse studio aan; ze heeft het razend druk en racet van de ene afspraak naar de andere. De puntjes moeten op de i voor de presentatie van haar werk voor de Prix de Rome, een fotoshoot in New York heeft aan-dacht en voorbereiding nodig, evenals Sassens tentoonstelling in Museum Jan Cunen in Oss. Haar mo-biele telefoon gaat: de afspraak voor een opdracht voor Louis Vuitton in Parijs wordt een paar weken uitgesteld. ‘Gelukkig, dat komt me goed uit.’
Sassen stalt haar fiets, opent de deur, doet haar leren jasje uit en gaat achter een grote tafel zitten. ‘Hè hè.’ Maar om nu te zeggen dat ze er afgepeigerd uitziet, nee. Hoog op de benen, lange blonde staart, spijkerbroek, grijze trui en rode laarzen. Klaar voor actie.
Viviane Sassen: ‘Ik heb zeker ook wel rustige tijden gehad, me afgevraagd wat moet ik, wat doe ik nou? Totaal ongeïnspireerd was ik dan, of er was gewoon geen werk. Maar momenteel gaat het heel goed; dit is het kennelijk waar ik de afgelopen tien jaar sinds ik van school af ben voor heb gewerkt. Soms foto-grafeer ik in het buitenland, soms hier. Ik geniet waanzinnig van mijn leven, maar tegelijkertijd wil ik niet geleefd worden. Ik kan nogal warrig zijn en dat is niet handig. Zeker niet nu het zo druk is. Ik moet geor-ganiseerder zijn om dit aan te kunnen. En dat word ik ook. Vroeger schreef ik bijvoorbeeld heel lange e-mails. Nu zijn ze veel korter. Dat scheelt tijd en energie. Want ik moet een evenwicht vinden om dit ook op de lange duur aan te kunnen. En toch gewoon te leven.’
Hollands Glorie, dat is Sassen. Maar Afrika is nooit ver weg. In haar studio liggen verschillende afdruk-ken van de foto’s die ze daar maakte. Zoals in maart, toen ze naar Ghana ging om te werken voor de opdracht voor de Prix de Rome. Ze spreidt de foto’s uit op tafel. Kleine afdrukken; de tentoonstellings-maten zullen variëren van 65 bij 80 centimeter tot 1,20 bij 1,50 meter. Van bijvoorbeeld een zwarte man met geschminkt gezicht die tegen een muur aan klimt. Of een neger met een jongetje dat zich prachtig op en om zijn hoofd heen heeft gebogen.
Maar er ligt ook eerder werk – gemaakt op Sassens reizen naar Oeganda, Tanzania, Zuid-Afrika, Zam-bia en Kenia – van Afrikanen die soms poseren in hun kamers of shabeens – township-kroegen die zijn behangen met afgedankte westerse reclameposters – en soms als modellen. Vaak staan ze met hun gezicht in de schaduw van de takken van een boom, creëren een schaduw met hun eigen hand, of zijn zo zwart dat van hun hoofd slechts een omtrek overblijft. Viviane Sassen: ‘Ik geloof niet dat fotografie per se het beste medium is om iets over íemand te zeggen. Maar wel over een idee of een fenomeen.’ Want het gaat Sassen niet om individuen, maar om universele beelden. En die zijn beter over te bren-gen als je iemand wel ziet, maar niet helemaal. Daarom maakt ze haar modellen letterlijk zwart.
‘Voor dit werk heb ik me bijvoorbeeld verdiept in de archetypen van Jung, en zijn ideeën over schaduw. Die staat voor de donkere kant, het onderbewuste. Dat intrigeert me. En een schaduw over zwarte men-sen leggen heeft een extra lading. Het raakt aan morele en ethische vraagstukken. Vooral in Amerika kreeg ik commentaar; dat ik het als blanke niet kan maken om zwarten op die manier te portretteren. Alsof ze zichzelf niet kunnen verdedigen. Alsof het per definitie een soort misbruik zou zijn, het eeuwige “de blanke uitbuiter versus het zwarte slachtoffer”-verhaal. Die reacties zijn projecties, uitingen van schuldgevoelens over bijvoorbeeld slavernij. Ik vind dat interessant. Die blik, meestal van mensen die zelf nooit in Afrika zijn geweest, is vaak paternalistisch. En zegt meer over die personen dan over mij.’
Sassens vader was arts en werkte drie jaar in een missiehospitaal in een dorpje in Kenia. Sassen was twee toen ze daar met haar ouders naartoe verhuisde, en vijf toen het gezin weer terug naar Nederland ging: ‘Naar een nieuwbouwhuis in Zutphen. Waar mijn moeder de tuin vol zette met van die oranje bloemetjes, Afrikaantjes. Soms als we ’s zomers naar de markt gingen rook ik op een bepaalde plek een vleug Afrika. Dan ging er een schok van herkenning door me heen.’
Haar eerste herinneringen liggen in Kenia, bij het kindermeisje Risper, de dauw op het grasveld waar tientallen kleine witte paddenstoeltjes vanuit het niets leken op te duiken, de gevilde geitenkoppen vol vliegen op de marktstallen. De smaak van suikerriet en oranje Fanta, de beelden van de kinderen met polio die om de hoek woonden en waarmee Sassen op de klimrekken speelde: ‘Het was fascinerend dat we zo anders waren. Ik zo blank en blond, zij zo zwart en met vergroeide ledematen.’ De kleuren en de geuren: Sassen nam ze in haar vezels mee naar Nederland en trakteerde haar klasgenoten elk jaar weer op een spreekbeurt over Afrika.
‘Op m’n vijftiende gingen we met het gezin, ik heb twee jongere broertjes, voor een vakantie terug naar Kenia. Geweldig was dat. En sinds een paar jaar reis ik regelmatig naar Afrika.’ Want Sassen combi-neert haar opdrachten als modefotografe voor merken als Prada, Adidas, Diesel en de Franse Vogue met haar vrije werk dat ze in Afrika maakt: ‘Eerst ging ik er vooral documentair fotograferen, maar al snel wilde ik meer ingrepen doen, dat wat ik zag naar mezelf toetrekken. Ensceneren. Om op die manier mijn eigen indrukken meer te kunnen sturen en vorm te geven. Ik voel me erg verbonden met die cultuur, terwijl die helemaal de mijne niet is. Ik zal nooit één van hen worden. En dat streef ik ook niet na. Maar ik wil iets doen met de spanning die dat oproept. De emotie en fascinatie verbeelden die bijvoorbeeld de townships van Kaapstad bij me oproepen. Daar voel ik me meer toe aangetrokken dan tot het blanke Afrika in de binnenstad. Daar hebben die schaduwen ook weer mee te maken: dichterbij willen komen, maar niet kunnen. En nóg nieuwsgieriger worden.’
Als Sassen gaat fotograferen neemt ze altijd haar schetsboek mee, vol tekeningen van ideeën voor de foto’s die ze wil maken. Ook doet ze haar modellen soms voor hoe ze graag wil dat ze gaan staan. Daarvoor is het handig dat ze zelf model is geweest, onder meer voor Viktor & Rolf, met wie ze op de modeafdeling van de kunstacademie in Arnhem zat. Maar als Sassen op de set zat dacht ze: de foto-graaf; dat is eigenlijk degene die ik wil zijn. Díe bepaalt het uiteindelijke beeld. En dus ging ze na twee jaar modevormgeving naar de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht om fotografie te studeren, ge-volgd door een eenjarige master autonome kunst, weer in Arnhem. In 1997 was ze klaar met haar oplei-dingen.
Tien jaar later werd ze genomineerd voor de Thieme Art Award (uitgereikt op Art Amsterdam) voor de meest veelbelovende kunstenaar en maakt ze kans op de Prix de Rome. ‘Soms zeggen mensen: “Jij hebt het politiek heel goed gespeeld.” Ze denken dan dat ik van tevoren een pad heb uitgestippeld. Maar ik ben nooit met carrièreplanning bezig geweest. Blijkbaar heb ik intuïtief de juiste keuzes ge-maakt, onbewust ben ik voor bladen gaan werken die ik zelf goed vond. En dat waren zeker niet altijd de grote namen, juist niet. Veel undergroundmagazines en onafhankelijke tijdschriften als Butt, Fantastic Man, Purple en i-D. Verdiende ik niks mee, maar daar kon ik wel van alles uitproberen en ervaring op-doen. En daardoor werd ik interessanter voor goed betaalde opdrachten. Maar het werk zelf kan daarbij heel saai zijn. Hoe meer geld, hoe minder creativiteit, hoe meer alles wordt voorgekauwd. Daarom is deze verdeling goed: de helft van mijn tijd besteed ik aan mode-editorials en commerciële opdrachten, hier, in Parijs, Londen, noem maar op. De andere helft aan mijn vrije werk in Afrika. Zo blijft het een het ander voeden, in alle opzichten.’