Lange tijd was het dubieuze Kuifje in Afrika, dat meermalen werd aangepast om te voldoen aan de heersende politiek correcte mening, eigenlijk het enige stripboek over Afrika. Tot in de jaren tachtig de veelgeroemde strip Brieven uit de bar van het duo Stassen en Lapière verscheen. Dit bijzondere verhaal over twee jonge Afrikanen op drift in de huidige migratiestromen was artistiek en commercieel een groot succes. Daarna was het twintig jaar stil rondom het ‘donkere continent’. Nu lijkt het weer in het middelpunt van de (strip)wereld te staan. Niet alleen is er in het Afrika Museum in Berg en Dal een interessante expositie over de tot nog toe onzichtbare Afrikaanse strip, ook verscheen er een aantal boeken van zowel westerse als Afrikaanse auteurs.
Misschien ligt deze hausse wel aan de goedkope productievorm van het medium. Strip heeft altijd de reputatie van ‘poor man’s movie’ gehad. Het tekenen van een strip kost bijna niets behalve veel tijd, talent en natuurlijk potlood en papier. Het lastigste moment is het zoeken naar een stripuitgever met het hart op de goede plaats. Kom daar maar eens om in Afrika, maar het lijkt alsof ontwikkelingsorganisaties die rol voor een deel overnemen. Niet alleen is de strip een prima kunstuiting, door de laagdrempeligheid is het medium populair en wordt het ook vaak gebruikt als communicatiemiddel in gebieden waar analfabetisme veel voorkomt.
Een voorbeeld van een ngo die zich met strips bemoeit, is Oxfam Novib, dat Een eeuwigheid in Tanger van Titi en Nganguè vertaalde. Je vraagt je alleen af waarom ze dit hebben gedaan. Het verhaal over een jongeman die droomt over een Europa waar iedereen die het betreedt als bij toverslag rijk zal zijn, lijkt gemaakt als voorlichting om Afrikanen te weerhouden van migratie. Hoofdpersoon Gawa uit ‘Gnasville’ (een fictief Afrikaans dorp) wordt belazerd door een louche mensenhandelaar en na een lange tocht door de woestijn strandt hij in Tanger. De Straat van Gibraltar komt hij niet over, dus wacht hij daar tot de laatste pagina van het boek. Gawa geeft alles en iedereen de schuld van zijn situatie, behalve zichzelf. Het boek is één grote aanklacht, maar tegen wie precies? Fort Europa? Louche mensenhandelaren? De grote dosis zelfmedelijden gekoppeld aan naïviteit maakt dit verhaal onleesbaar.
De Zwitserse organisatie voor ontwikkelingswerk pakte het anders aan. Zij gaven de Zwitserse auteur Cosey (Bernard Cosendai, bekend van Jonathan) de opdracht een indruk van het leven in Burkina Fasso te geven middels een stripverhaal. In Zelie Noord-Zuid reist een jonge vrouw, Zelie, vanuit Europa terug naar haar geboortestreek. Samen met ontwikkelingswerker Fred gaat ze op zoek naar een jeugdvriendin. Cosey is een ervaren auteur en hij weet een hoop valkuilen van de educatieve strip te omzeilen. De boodschap om te laten zien wat ontwikkelingswerkers tegenwoordig eigenlijk doen in Afrika verpakt hij in een eenvoudig, sentimenteel verhaal, dat redelijk overeind blijft. Het belangrijkste doel van deze strip is informeren en daarin slaagt Cosey heel goed. Als lezer heb je het gevoel iets te hebben opgestoken op een aangename manier, maar wie niet benieuwd is naar de actuele situatie van ontwikkelingswerk hoeft dit boek niet te lezen.
De Belgische auteur Jeroen Janssen maakte al meer strips over Afrika. Het is eigenlijk zijn belangrijkste onderwerp, nadat hij vier jaar lang als ontwikkelingswerker in Rwanda heeft gewerkt. Ook voor het eerste deel van De grote toveraar werkte hij samen met scenarist Pieter van Oudheusden. Janssens Afrika ziet er heel anders uit dan dat van Cosey. Waar Cosey heldere platen maakt met veel felle kleuren propt Janssen zijn zwart-wittekeningen vol met dikke lijnen, lelijke, half dierlijke wezens en grove lettering. Zijn verhalen lijken meer uit het leven gegrepen en puilen uit van trivialiteiten en banaliteiten. Zo zijn veel personages geobsedeerd door seks en wordt er een hoop gesjoemeld. De rode lijn van het verhaal is de zoektocht van Mpyisi naar de gevreesde grote toveraar. Dat lijkt de enige oplossing voor de enorme problemen waarin hij verzeild is geraakt.
Wie graag eens een stripboek over Afrika wil lezen, kan echt niet om het prijswinnende Aya uit Yopougon heen. Het eerste deel van dit drieluik werd op het gerenommeerde stripfestival Angoulême bekroond als beste debuutalbum. Scenariste Abouet reisde op haar twaalfde vanuit Abidjan naar Parijs, waar ze studeerde. Ze schrijft romans die ze aan niemand laat lezen, maar ook dit stripscenario over een jonge vrouw in een stadje in Afrika. Eindelijk een verhaal zonder achterliggende boodschap. Abidjan en tekenaar Oubrerie tonen ons het leven van Afrikaanse pubermeisjes, die nadenken over de toekomst, maar eerst nog elke avond uitgaan en dan moeten oppassen niet zwanger te raken. Of het moet van iemand zijn die goede vooruitzichten heeft, zoals de zoon van de directeur. Maar heeft deze playboy het meisje Adjoua wel echt zwanger gemaakt? Het kind dat wordt geboren lijkt meer op de grootste versierder van de buurt… De verstandige Aya is vooral toeschouwer van alle gebeurtenissen, die zowel vrolijk als schrijnend zijn. Wat opvalt is de herkenbaarheid van de personages, ook al leven ze in een andere setting dan de onze. In dit boek staat niet de omgeving op de voorgrond, maar de gebeurtenissen, emoties en gedachten van de personages. Dat maakt de luchtige Aya-serie interessant voor iedereen. De exotische setting van Afrika waar het zich allemaal afspeelt, is een tweede pluspunt dat deze strip lezenswaardig maakt.
In het Afrika Museum in Berg en Dal is nog tot en met 31 augustus de tentoonstelling Picha te zien, over negentien Afrikaanse striptekenaars (www.afrikamuseum.nl)