Toen mijn vader net zo oud was als ik nu, was hij al grootvader.
Ik ben nog zeventien, denk ik vaak. Mijn dochter van 25 vertelt dat ze met grote regelmaat het gevoel heeft, dat zij volwassener is dan ik. ‘Waarom denk je dat?’ vraag ik wel eens.
Haar antwoorden wisselen, maar laatst zei ze: ‘Je speelt je hulpeloosheid, ook als je daadwerkelijk hulpeloos bent.’
‘Hulpeloos, ik ben niet hulpeloos. Ik doe alles zelf.’
Dan zegt ze dat ze het niet kan uitleggen, maar vervolgens vraagt ze: ‘Waarom heb je dan je belastingen niet gedaan, waarom betaal je je boetes niet, waarom is je computer nog stuk, zodat je niet kunt e-mailen, waarom neem je je mobiele telefoon niet op, waarom belt de krant MIJ om te vragen waar je stuk blijft en waarom verexcuseer ik je tegen beter in omdat ik me anders schuldig zou voelen en voel ik me nu schuldig omdat ik tegen die buitenwereld lieg? Dat komt omdat jij manipuleert met je hulpeloosheid.’
‘Ik kan echt mijn computer niet maken en mijn belastingen niet invullen’, zeg ik.
‘Dat bedoel ik. Dat geloof ik. Maar waarom kan ik dat dan wel?’
Dan gaat de discussie naar een ander niveau. ‘Zo hebben wij constant ruzie over Wilders’, zegt ze, ‘terwijl ik daar met jou geen ruzie over wil maken. Jij beschermt hem en plein public, maar ik weet gewoon dat je hem ook weerzinwekkend vindt.’
‘Nee, ik vind hem niet weerzinwekkend. Wat hij zegt en vindt, vind ik ook, alleen vindt hij de verkeerde dingen en zegt hij het verkeerd…’
‘Je spreekt nu wartaal. Wat jij nu zegt betekent dat jij dan ook de verkeerde dingen vindt.’
‘Nee! Ja! Nee, ik bedoel, ik vind eigenlijk ook dat de koran en de bijbel verdorven fascistische boeken zijn, religie is sowieso zeer verderfelijk. Weg met die boeken. Maar ik bedoel met “weg met die boeken”: laat je er niet door beïnvloeden. Hij wil de koran letterlijk weg hebben. Dat begrijp ik wel, en misschien vind ik dat in het geheim ook wel, maar ik zou dat nooit naar buiten brengen. Sterker: ik wil er juist voor strijden dat de koran en de bijbel net als Mein Kampf gewoon in de boekhandel in ongecensureerde vorm te verkrijgen zijn.’
Mijn dochter haalt haar neus op.
‘Beschaving is je inhouden’, zegt ze.
‘Ik hou me in, ik laat alleen weten wat ik inhoud.’
‘Misschien wil je wel kinderen verkrachten.’
‘Misschien wel. Maar ik weet dat het om verschillende redenen niet goed is om dat te doen, dus doe ik het niet. Maar als ik kinderen zou willen verkrachten, dan wil ik dat wel kunnen zeggen, denken, schrijven, zonder veroordeeld te worden.’
‘Ik niet. Je houdt je maar in.’
Zo verlopen onze discussies vaak. Soms heeft zij gelijk – ik eigenlijk nooit echt. Vroeger zei mijn dochter: ‘Je lult maar wat.’ En dat is waar. Al pratend en schrijvend probeer ik vaak af te tasten hoe ik eigenlijk wil denken. Zo sprak ik vroeger uren en uren met Theo van Gogh en vrienden over wat er gebeurde in de wereld. Een gewoonte die ik ben blijven volhouden. Het nieuwe land Kosovo – ik praat erover tot ik bang ben voor de Derde Wereldoorlog en stop dan. Een jaar kabinet-Balkenende. We discussiëren er over tot we echt goed weten waarom dit een stilstaand, saai kabinet is. We zeggen juist domme dingen als ‘Rouvoet propageert gevaarlijke bevolkingspolitiek’ om te kijken of we dat waar kunnen maken. En dan blijkt het niet eens zo dom van ons te zijn. Het zijn vaak polemische gesprekken, waardoor mijn gedachten vaak afdwalen naar mijn vader: hij kon, na de oorlog, nooit goed met ons praten zonder heftig geëmotioneerd te raken. Angst voor fascisme, angst voor communisme, angst voor oorlog snoerden zijn keel. Hij was dolblij met zijn kleinkinderen, omdat hij hun kon vertellen over vissen, het maken van een molentje met een tak, het schuren van hout, het bekijken van vogels.
Ikzelf had eigenlijk nooit veel aan hem.
Ik wil pas kleinkinderen als ze veertien, vijftien zijn.