Hoewel India nog altijd een derde van ’s werelds armen herbergt, is de meerderheid van Annawadi’s drieduizend inwoners niet arm: ze behoren tot de ruim honderd miljoen Indiërs die, sinds in 1991 het economische liberaliseringsproces van start ging, de armoede­grens zijn ontstegen. De Annawadianen, schrijft de Amerikaanse journalist Katherine Boo in Behind the Beautiful Forevers, zijn onderdeel van ‘one of the most stirring success narratives in the modern history of global market capitalism, a narrative still unfolding.’

De jonge schroothandelaar Abdul Husain is een van de hoofdrolspelers in Behind the Beauti­ful Forevers, in het Nederlands verschenen als Een beter bestaan, en hij heeft zo zijn twijfels over dat succesverhaal. Mensen in Annawadi verlangen veel, te veel misschien, van het leven: in een opbloeiend India maken oude ideeën over een door kaste en geloof opgelegd lot plaats voor een geloof in ‘earthly reinvention’ – in een beter leven binnen handbereik. Of zoals Abduls buurtgenoot, de ambitieuze Asha, het ziet: ‘Everyone in Annawadi wanted one of the life-changing miracles that were said to happen in the New India. They wanted to go from zero to hero, as the saying went, and they wanted to go there fast.’

In Behind the Beautiful Forevers onderzoekt Boo het effect van die recent geformuleerde Indiase Droom op de bewoners van een van de vele sloppenwijken in een stad die ook wel Slumbai wordt genoemd. Ruim vier jaar duurde Boo’s ‘veldwerk’ in Annawadi: ze interviewde bewoners, ging met hen mee op strooptocht en naar de rechtbank, en volgde de dagelijkse gang van zaken in de wijk. Eind vorig jaar won ze de National Book Award voor non-fictie, al leest het boek eerder als een roman: een soort Dickens of Tsjechov in India, met kleurrijke personages, komische dialogen, inwendige gedachtegangen, flashbacks, plotwendingen, perspectiefwisselingen en een alwetende verteller over wie we persoonlijk niets te weten komen. Behind the Beautiful Forevers is geschreven in de narratieve non-fictie stijl van klassiekers als John Hersey’s Hiroshima (1946) en Truman Capote’s In Cold Blood (1965) – boeken die allebei begonnen als artikelen voor The New Yorker, waarvoor ook Boo reportages schreef.

De voornaamste verhaallijn is die van schroothandelaar Abdul, die medio 2008 samen met zijn vader wordt beschuldigd van het aanzetten tot zelfmoord van hun buurvrouw, de éénbenige Fatima. Ze zijn onschuldig, maar hun progressie door de krochten van Mumbai’s justitiële apparaat maakt duidelijk dat gerechtigheid, zoals Abdul ontdekt, een markt is, net als afval: ‘innocence and guilt could be bought and sold like a kilo of polyurethane bags.’ De beschuldiging valt ongeveer samen met de ontketening van de wereldwijde financiële crisis, die desastreuze gevolgen heeft op de afvalmarkt: aan het eind van het zo veelbelovend begonnen 2008 is een kilo lege plastic flessen nog maar tien roepies waard, in plaats van 25, en is de prijs van een kilo krantenpapier van vijf naar twee roepies gezakt. De stille, voorzichtige Abdul vindt zijn tegenpool in Asha, een veertigjarige vrouw met politieke ambities die de vanzelfsprekendheid en noodzaak van corruptie volledig heeft geïnternaliseerd; haar mooie dochter Manju rebelleert door zich volledig dienstbaar en vroom op te stellen.

De verhalen van Abdul en Asha vormen het raamwerk waarbinnen Boo alle aspecten van het sloppenwijkleven presenteert – de Eraz-Ex-verslavingen, de wanhopige zelfmoorden, de politieke spelletjes, de animositeit tussen hindoes en moslims, de feesten, de vriendschappen, de frustratie. Het resultaat is kleurrijker, gelaagder en vermakelijker dan een krantenartikel of een wetenschappelijk rapport ooit kan zijn, al heeft de door Boo gekozen vorm ook nadelen, zoals het paradoxale effect dat informatieve passages over de Indiase economie en politiek soms storend zijn, omdat ze af lijken te leiden van ‘het verhaal’. Ook had ik best meer willen weten over die Amerikaanse vrouw in die Indiase subcultuur; hoe komt Boo daar terecht, hoe legt ze contact met de bewoners, hoe voelt ze zich wanneer ze aan het eind van een lange dag terugkeert naar haar eigen, schone appartement?

Behind the Beautiful Forevers is Boo’s eerste boek; de reportages die ze voor onder meer The New Yorker schreef gingen doorgaans over armoede – over slechte scholen in Colorado, immigranten in Massachusetts, de nasleep van orkaan Katrina in Louisiana. Haar journalistieke belangstelling gaat uit naar de werkelijkheid achter de statistieken: naar hoe armoede, globalisering, marktkapitalisme en ongelijkheid persoonlijk beleefd worden. Maar de grotere, licht-marxistische vraag die ze stelt is waarom grote ongelijkheid, systematische armoede en verlammende corruptie niet vaker tot opstand leiden: ‘Why don’t more of our unequal societies implode?’

Het antwoord wordt meerdere malen in Behind the Beautiful Forevers geformuleerd. Zo observeert Asha dat iedereen in Mumbai iemand anders de schuld geeft voor zijn of haar toestand, maar dat het zelden tot gezamenlijke actie komt. Terwijl groepsidentiteiten gebaseerd op kaste, etniciteit en religie vervagen, raken woede en hoop geprivatiseerd – ‘like so much else in Mumbai.’ In een tijd van globaal marktkapitalisme, schrijft Boo elders, zijn aspiratie en ongerief smalle, persoonlijke begrippen, en dat staat het gevoel van een gezamenlijk lot in de weg: ‘Poor people didn’t unite; they competed ferociously amongst themselves for gains as slender as they were provisional.’

Die analyse is op zichzelf niet nieuw, maar Boo overtuigt doordat ze zich baseert op langdurige en nauwkeurige observatie, in plaats van theo­rie. Het is ook een analyse die extra wrang is vanwege de manier waarop ze haar observaties heeft vormgegeven. Niet alle personages komen even sterk uit de verf, maar met de bange Abdul en de jonge, energieke afvaljager Sunil leef je te veel mee om je hun lot niet aan te trekken. En hoe inventief, verrassend en innemend Boo ze ook heeft geportretteerd, aan de uitzichtloosheid van hun situatie kan ze uiteindelijk niets veranderen.


Katherine Boo
Een beter bestaan: Overleven in de sloppen van Mumbai
Nieuw Amsterdam, 256 blz., € 19,95