Omdat het grootste deel van haar vragen onbeantwoord bleef hield zij tenslotte op ze te stellen.
In plaats daarvan droomde ze ervan met een messenwerper te trouwen. Aan wie zij zich met horizontaal gespreide armen en licht wijdbeens over zou geven en die haar in een ononderbroken reeks van wereldsteden met zijn vlijmscherpe wapens en zachte kussen zou beminnen.
Maar op een avond in de prachtige stad Ascuante, aan de snelstromende kaarsrechte rivier de As gelegen, zou zijn hand trillen en het mes verliet met een afwijking van niet meer dan een kwart graad naar links de startplaats tussen duim en wijsvinger. Een deviatie die aan het eind van de te overbruggen afstand was opgelopen tot iets meer dan zeventien centimeter en voldoende om haar tere hart in tweeën te splijten. Dan zou ze sterven, leegbloeden op het geurige zaagsel, met de naar zelfgestookte kweeperenbrandewijn stinkende adem van drie Bulgaarse clowns boven haar, terwijl ze in de verte de tranen zag schitteren van nog zo'n tienduizend toeschouwers. Haar man voor wie ze nog geen naam had bedacht was op de knieën gezonken en in zijn moedertaal, ook daarin had ze nog geen keuze gemaakt, prevelde hij bloemrijke verwensingen aan zichzelf. Heel mooi was het. Alleen was het misgelopen omdat er niemand in de buurt was geweest om mee te oefenen. Zowel in het kussen als het werpen van scherp gepunt staal.
Nu werkte ze in een groentewinkel en zag tegenover zich iemand die aan niets anders dacht dan asperges. Deze man, die intussen wel had opgemerkt dat haar niet al te karig bemeten decolleté duidelijk geïnspireerd was door het vooraanzicht van haar kin, een lijn die ongetwijfeld ook een willekeurige messenwerper geraakt zou hebben, deze man aarzelde. Was zeven asperges niet te weinig?