
Afgelopen donderdag verklaarde Donald Trump dat hij een groot fan is van het Amerikaanse inlichtingenwerk. Als er een andere indruk was ontstaan, was dat de schuld van de media, die volgens hem weer eens hadden gelogen. In werkelijkheid heeft de aanstaande president en opperbevelhebber van de Verenigde Staten zich ontpopt tot de grootste cynicus van de Amerikaanse inlichtingengemeenschap.
De confrontatie tussen beide duurt al vijf maanden. Het begon in juli vorig jaar. Trump had zijn nominatie als kandidaat van de Republikeinse partij op zak. En toen deed hij twee dingen die de Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsautoriteiten tot op het bot raakten. Ten eerste zette hij de ouders van kapitein Humayun Khan, die in 2004 in Irak was gesneuveld, op een verschrikkelijke manier in de hoek, nadat vader Khan met zijn vrouw aan zijn zijde het partijcongres van de Democraten had toegesproken. Onverteerbaar volgens velen voor de mogelijk aanstaande opperbevelhebber van het land. Tegelijkertijd reageerde Trump op eerste berichten dat Rusland verantwoordelijk was voor het hacken van de Democratische partij met de oproep aan Rusland ook nog even de ontbrekende e-mails van zijn rivale Hillary Clinton te hacken en openbaren. Dit leek op uitlokking van spionage. Grapje, zei Trump later.
Maar het kwaad was geschied. Michael Morell, plaatsvervangend hoofd van de cia tussen 2010 en 2012, werd vanaf begin augustus officieus woordvoerder van het verontwaardigde intelligence-establishment en hij nam geen blad voor de mond. Hij noemde Trump een gevaar voor de Amerikaanse nationale veiligheid wegens zijn megalomanie, zijn lichtgeraaktheid, het koersen op intuïtie in plaats van feiten, zijn onvermogen te luisteren en zijn gebrek aan respect voor het recht. Volgens Morell had de Russische president Poetin als oud-kgb’er de karakterdefecten van Trump handig uitgebuit door de loftrompet over hem te steken. In de inlichtingenwereld noemen we iemand als Trump een onbewuste agent van Rusland, aldus Morell.
Tegelijkertijd tekenden vijftig hoge Republikeinse veiligheidsexperts, onder wie oud-cia- en -nsa-hoofd Michael Hayden, een brief van gelijke strekking, eindigend met de verwachting dat, indien gekozen, Trump de meest roekeloze president aller tijden zou zijn. In het progressieve tijdschrift Mother Jones beweerde een anonieme westerse inlichtingenofficier dat Trump al vijf jaar lang in opdracht van Poetin werd gecultiveerd als informatiebron en splijtzwam in het Westen. Trump reageerde ijskoud met de mededeling dat, zolang Poetin aardige dingen over hem zei, hij dat zou reciproceren.
Kort daarna kreeg hij als officiële Republikeinse presidentskandidaat zijn eerste inlichtingenbriefing. De Democratische fractieleider in de Senaat, Harry Reid, riep de inlichtingendiensten op die te faken. Trump was te gevaarlijk om hem van echte inlichtingen te voorzien. Het deerde Trump weinig. Hij liet weten dat hij persoonlijk geen behoefte had aan de al meer dan een halve eeuw gebruikelijke presidential daily brief(ing), de pdb, uit de inlichtingenwereld. Hij wist al veel. Over Islamitische Staat bijvoorbeeld wist hij meer dan ‘de generaals’. Eenmaal in de week een briefing was voor hem genoeg. De rest moesten de inlichtingenfunctionarissen maar vertellen aan de inmiddels door hem aangestelde nationale veiligheidsadviseur, voormalig generaal Michael Flynn. Daarmee schoof Trump bewust hét scharnierstuk in de relatie tussen de Amerikaanse inlichtingendiensten en het staatshoofd terzijde. Wat Trump, al dan niet bewust, miskende, is dat het bij de pdb draait om de relatie, meer nog dan om de inhoud.
De gelatenheid van Trump verdween toen de Amerikaanse inlichtingendiensten met stelligheid verklaarden dat de Russische militaire inlichtingendienst GROe in opdracht van Poetin de verkiezingen had getracht te beïnvloeden ten faveure van Trump. Eerst ontkende Trump de mogelijkheid dat de Russen dit hadden gedaan, maar na een twee uur durende persoonlijke briefing moest hij de Russische bemoeienis wel erkennen. Nu beweerde hij echter dat deze geen effect had gehad. Voorafgaand aan die informatieronde was de sfeer verder verziekt. Trump had aangegeven meer waarde te hechten aan beweringen van WikiLeaks-opperhoofd Julian Assange, die zei dat hij het gelekte materiaal van de Democraten niet van de Russen had gekregen, dan aan de Amerikaanse inlichtingendiensten. Waarom, aldus Trump, zou hij diensten vertrouwen die de aanslagen van 11 september 2001 niet hadden kunnen voorkomen en gefaald hadden met informatie over de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak? Het woord intelligence plaatste hij in dit verband tussen aanhalingstekens. Volgens Trump maakte de inlichtingenwereld zich schuldig aan een politieke heksenjacht, omdat zij hem zijn presidentschap misgunde, aldus haar onpartijdigheid in twijfel trekkend.
Wat betekent deze verstoorde verhouding tussen de Amerikaanse inlichtingengemeenschap en de president, nog voordat hij is aangetreden? Zij zal vooral tot uiting komen op vier vlakken: aansturing, benoemingen, begroting en de briefingen van de president. Inlichtingenanalisten leveren voornamelijk informatie om goed geïnformeerd buitenlands beleid mogelijk te maken. Daarvoor moeten zij het voorgenomen beleid kennen. Probleem van de aanstaande regering-Trump is dat de contouren van haar buitenlands beleid nog volstrekt onduidelijk zijn. Duitse functionarissen die het team-Trump er onlangs naar vroegen, werden geen steek wijzer. Trump zegt betere relaties met Rusland te willen, maar met welk doel en tot welke prijs is onbekend. Met China wil hij een handelsoorlog, maar verder? Uit het Midden-Oosten wil hij Amerika het liefst terugtrekken, maar het is onduidelijk hoe zich dat verhoudt tot de beoogde hardere aanpak van het islamistisch extremisme. Met Israël moeten er betere relaties komen en met Iran slechtere dan onder voorganger Obama, maar meer dan een kreet is dat nog niet. Over de beleidsopvattingen van aanstaand minister van Buitenlandse Zaken, voormalig ExxonMobil-directeur Rex Tillerson, is weinig meer bekend dan dat hij al jarenlang bevriend is met Poetin. Juist daarom zou dagelijks contact met Trump diens buitenlands-politieke koers voor de intelligence-specialisten verhelderen.
Trump en de zijnen kondigen intussen echter bezuinigingen en hervormingen van het inlichtingenwezen aan. Het bureau van de Director of National Intelligence (dni), die het werk van de zestien grote Amerikaanse inlichtingendiensten coördineert, waaronder de cia en nsa, zou volgens voorlopige plannen worden verkleind. Ook op de cia zou worden bezuinigd. Er zouden minder medewerkers in de VS zelf moeten zijn en meer in het veld ter ondersteuning van militairen en in het bijzonder special forces. Dit zou overigens aansluiten bij reeds lopende hervormingen. Nadeel hiervan is wel dat de cia steeds verder verzand raakt in tactische inlichtingenvergaring en zich ontpopt als een moordmachine in plaats van een strategisch analyseapparaat te zijn. Een eerste slachtoffer van dit beleidsvoornemen is er al. Vorige week nam het voormalige cia-hoofd James Woolsey, die de belangrijkste veiligheidsadviseur was geweest van Trumps campagneteam, ontslag omdat hij niet was gekend in deze plannen.
De vraag wie deze diensten en reorganisaties moet managen wordt daardoor extra interessant. Als hoofd van de cia schuift Trump de Republikeinse afgevaardigde Mike Pompeo naar voren. Hij geldt als uiterst conservatief en bijzonder partijdig, onder meer door zijn kritiek op Clinton, die zelfs veel van zijn partijgenoten te ver ging. Daarom zal hij bij het cia-personeel bij voorbaat op de verdenking stuiten dat hij als zetbaas van Trump de botte bijl gaat hanteren. Bovendien is hij voorstander van allerlei antiterroristische maatregelen die onder Obama nu juist zijn teruggedraaid. Kandidaat voor de functie van dni is de Republikeinse ex-senator Dan Coats, die minder sympathiek tegenover Rusland lijkt te staan dan Trump. De benoeming van Pompeo en Coats zal overigens door de Senaat moeten worden goedgekeurd, wat nog een paar spannende ondervragingen belooft.
Goedkeuring is niet nodig voor de benoeming van de nationale veiligheidsadviseur. Daarom is Michael Flynn al zeker van zijn benoeming in die rol van belangrijkste raadgever van de president. Reeds nu drukt hij een zwaar stempel op Trumps beleid. Hij is hoofd intelligence van de special forces geweest en daardoor een voorstander van meer intelligence-mensen in het veld. Van 2012 tot 2014 gaf hij leiding aan de Defense Intelligence Agency, de militaire tegenhanger van de cia. In die hoedanigheid zag hij zaken vaak zwart-wit en duldde hij geen weerwerk, een lastige eigenschap in de inlichtingenwereld, waar veel ambigu is. Verder hechtte hij veel geloof aan verzinsels, die door zijn personeel werden geridiculiseerd als ‘Flynn facts’. Zo beval hij een bericht over betrokkenheid van Hillary Clinton bij pedofilie aan als een must read.
Flynn werd uiteindelijk een jaar eerder dan de bedoeling was ontheven uit zijn functie wegens mismanagement. In het kielzog van Trump meent hij dat het nu payback time is voor het bureau van de dni en de cia. Tijdens een intelligence briefing in verkiezingstijd werd hij zo onheus jegens de analisten wegens vermeend gebrek aan kwaliteit dat andere leden van het campagneteam grote moeite moesten doen om hem te kalmeren. Dat belooft niet veel goeds voor iemand met de functie beleidsmanager, die met respect voor alle betrokkenen de opinies van de verschillende inlichtingendiensten zal moeten harmoniëren en goede relaties met beide partijen in het Congres zal moeten onderhouden. En daar komt dus nog bij dat Trump het in ontvangst nemen van de pdb’s aan hem heeft toevertrouwd.
Is het echt allemaal zo erg? Wat de regering betreft: in beginsel kan beleid beter zonder inlichtingen dan inlichtingen zonder beleid. Maar of veronachtzaming van inlichtingen ook tot sterk beleid leidt, is de vraag. Op zich kan het geen kwaad de moloch die de Amerikaanse inlichtingengemeenschap is eens op te schudden, maar sinds 2001 is al reorganisatie op reorganisatie gevolgd, wat leidt tot grote onrust. Een politieke leiding die het werk van het inlichtingenpersoneel herhaaldelijk publiekelijk kleineert en meer waarde hecht aan eigen of andermans fabels zal ook het moreel van de medewerkers niet ten goede komen. Historische voorbeelden leren dat dit tot vertrek van expertise bij de diensten leidt, schade die zich later moeizaam laat herstellen. Het is wachten op lekken uit een dienst die zich in het openbaar niet gemakkelijk kan verweren. De toon daarvoor is gezet nu Trump de indruk wekt dat hij het belangrijker acht uit te vinden wie er een dag voordat hij de vertrouwelijke briefing over de Russische hackactiviteiten kreeg daarover naar de pers lekte dan dat hij op de kwestie zelf ingaat.
Is er nog hoop? Misschien. Trump-criticus Morell, die zo’n dertig jaar met de presidential daily brief(ing) heeft gewerkt, zei ooit dat er een anticyclische relatie bestaat tussen de houding van de ontvangers van de pdb en de kwaliteit van de briefing. Een negatieve houding van de ontvanger van de briefing leidt steevast tot kwaliteitsverbetering van de inlichtingenrapportage. Een tweede voordeel: hoe minder belangstelling bij de president en zijn directe entourage voor de briefing, hoe wijder de verspreiding onder het tweede echelon besluitvormers. En mogelijk biedt het Congres een remedie voor de loopgravenoorlog tussen het kamp-Trump en de inlichtingendiensten. Als de Democraten en Republikeinen daar in het landsbelang over hun partijpolitieke schaduw springen, kunnen zij een corrigerende factor worden voor een grillig presidentschap. Een glimp daarvan was afgelopen week zichtbaar toen vertegenwoordigers van beide partijen tegen de achtergrond van Trumps laatdunkende opmerkingen gezamenlijk aan de inlichtingendiensten verzekerden dat zij hun werk ten zeerste waardeerden.
Bob de Graaff is hoogleraar Intelligence and Security Studies aan de Universiteit Utrecht