Dromen over intelligente robots komen in golven van twintig jaar. In 1956 werd het onderzoek naar Artificiële Intelligentie op de wetenschappelijke agenda gezet. In de jaren tachtig bracht de pc nieuwe hoop. En nu belooft onderzoeker Rodney Brooks over vijf jaar een doorbraak die even onvoorstelbaar zal zijn als tien jaar geleden internet was.
Brooks peptalk is niet vrij van eigenbelang. Hij is directeur van het AI-laboratorium van het MIT en optimistische geluiden zijn altijd goed voor de geldkraan. Vorig jaar verscheen zijn boek De kunstmatige mens bij De Bezige Bij en inmiddels is daar het pamflet Understanding Artificial Intelligence bij gekomen. De onderzoeker Sybe Rispens houdt ze in het laatste nummer van De Academische Boekengids met aangename nuchterheid tegen het licht.
Zijn artikel is één van de betere in de vernieuwde tweemaandelijkse boekengids, die is uitgegroeid tot een professioneel tijdschrift met essayachtige recensies over alle takken van wetenschap. In het beste geval kan het uitgroeien tot een Nederlandse tegenhanger van de London Review of Books, in het slechtste vormt het nog altijd een goede aanvulling op de wetenschapsbijlagen van de kranten.
De ABG wordt gedragen door vijf Nederlandse universiteiten en dat is misschien wel het beste nieuws. De modieuze roep om internationalisering en verwetenschappelijking dreigt het academisch besef te verdringen dat universiteiten ook een publieke taak hebben. Verongelijkt klagen geleerden en universiteitsbestuurders over een afnemende belangstelling voor de wetenschap, zonder te begrijpen dat hun eigen beleid die onwetendheid krachtig bevordert.
Wie weet is de universitaire steun voor de ABG een steelse acte van berouw. Alle medewerkers van de vijf instellingen krijgen het blad gratis, maar voor anderen is het ook los of per abonnement te krijgen (Amsterdam University Press). Daarmee lijkt eindelijk het inzicht te zijn doorgedrongen dat ook wetenschappers zich alleen maar op hun eigen vakgebied onderscheiden van het grote publiek. Over het debat rond het oriëntalis me, de geschiedenis van de tank, de betekenis van de negentiende eeuw of kunstmatige intelligentie weet een immunoloog of ingenieur gewoonlijk maar weinig. En ook hij zal daar best over willen lezen, als er maar kundig en vooral leesbaar over geschreven wordt.
Dat is niet alleen goed voor de volksopvoeding, maar ook voor de wetenschap. Neem Brooks, die zijn heilsboodschap verkondigt met een profetische overgave waarin de geschiedenis zich voor de zoveelste keer dreigt te herhalen. De beloofde doorbraak is nog altijd uitgebleven, maar dat deert Brooks niet: «There is no past, everything is the present», is zijn simpele antwoord op de sceptische tegenwerping. Zoveel historisch onbenul krijgt vanzelf de trekken van een farce.
De psycholoog Douwe Draaisma heeft in zijn boek De metaforenmachine laten zien hoe geheugenonderzoekers steeds maar weer in dezelfde fouten vervallen, omdat ze geen vakliteratuur lezen die ouder is dan vijf jaar. Dat onvermogen om van het verleden te leren lijkt ook het AI-onderzoek beschoren. Zelfs in zijn retoriek is Brooks tijdsbesef wankel. Want wie tien jaar geleden iets verder keek dan zijn neus lang was, kon zich in het Franse minitel-systeem immers al heel goed voorstellen hoe internet eruit zou zien.
Wie in de jaren zestig daarentegen vier decennia vooruitkeek, zag mét Arthur C. Clarke en Stanley Kubrick in 2001 een druk interplanetair verkeer, compleet met lijnshuttles en ruimtesteden. Maar wat we kregen waren ontploffende ruimteveren en wrakke stations met het comfort van Ice Station Zebra. De toekomst lijkt nu eenmaal meer op het heden dan de techniek wel zou willen. En áls ze al eens revolutionair wordt, dan is dat bijna altijd omdat ze anders wordt toegepast dan de bedoeling was. De doorslaggevende factoren zijn vrijwel nooit technisch van aard.
De ware reden waarom het met het AI-onderzoek maar niets wordt, ligt volgens Rispen dan ook niet op technologisch maar op filosofisch vlak. We weten nog altijd niet wat het bewustzijn eigenlijk is, net zoals de vertaalcomputer er maar niet komt omdat we nog altijd niet weten wat taal is. Daar doet geen nanotechnologie of bio-electronica iets aan; dat ontdekt een onderzoeker alleen maar door over de grenzen van zijn vakgebied heen te kijken. Rodney Brooks moesten ze de ABG maar eens cadeau doen.